PO

‘Spaarpotten passend onderwijs eind 2022 naar de klas’

De torenhoge financiële reserves bij veel samenwerkingsverbanden voor passend onderwijs gaan in 2022 van de plank af. Tenminste, dat zeggen de organisaties zelf in een gezamenlijk plan dat demissionair onderwijsminister Arie Slob heeft goedgekeurd.

Tekst Arno Kersten - Redactie Onderwijsblad - - 2 Minuten om te lezen

geldkistje

Beeld: Pixabay

Slob dreigde de 152 organisaties te korten op de financiering als ze niet met een plan zouden komen om de bovenmatige buffers versneld af te bouwen. Sinds de invoering van passend onderwijs kwam er steeds meer geld op de plank te liggen. In totaal gaat het om 260 miljoen euro aan eigen vermogen, waarvan de Onderwijsinspectie zo’n 175 miljoen aanmerkt als ‘mogelijk bovenmatig’. In de Tweede Kamer, en daarbuiten, leidden die onnodige reserves tot flinke irritatie.

Het plan, dat niet door Slob openbaar gemaakt is, stelt ten doel dat de bovenmatige buffers in 2022 zijn afgebouwd ‘met een beperkte uitloop naar 2023’. Nu is het aan individuele samenwerkingsverbanden om dit voorjaar met concrete uitwerkingen te komen voor de eigen regio. De strafkorting haalt Slob nog niet helemaal van tafel, zo schrijft hij in een brief aan de Tweede Kamer. Als de voortgang achterblijft of de monitoring te wensen over laat, dreigt hij alsnog de rijksbijdrage te beknotten.

Doelgroep

De aanpak van de reserves is een van de onderdelen van een 25-puntenprogramma dat Slob eind vorig jaar presenteerde om de problemen rond passend onderwijs aan te pakken. Daarover schrijft hij in de brief dat hij met maar liefst 23 onderwijsorganisaties werkt aan een plan van aanpak voor de komende jaren. Dit najaar krijgt de Tweede Kamer een eerste voortgangsrapportage in de bus.

Op één vraag heeft Slob alvast een antwoord geformuleerd: welke leerlingen vormen nu precies de doelgroep van passend onderwijs? Bij het evaluatie-onderzoek van de eerste vijf jaar bleek dat die vraag nergens helder was uitgewerkt. Het gaat om een groep van 500 duizend leerlingen die behoefte hebben aan basisondersteuning (zoals ondersteuning bij dyslexie, dyscalculie en hoogbegaafdheid) binnen het regulier onderwijs of aan extra ondersteuning. Die groep bestaat volgens Slob uit 350 duizend leerlingen in het reguliere basisonderwijs (een kwart van het totaal), 140 duizend leerlingen in het speciaal basisonderwijs, (voortgezet) speciaal onderwijs en praktijkonderwijs, en 10 duizend thuiszitters.

De leerlingen in het leerwegondersteunend onderwijs (lwoo) horen er ook bij, maar sinds samenwerkingsverbanden de landelijke criteria kunnen loslaten is het zicht op de aantallen vertroebeld. Het funderend onderwijs telt in totaal 2,4 miljoen leerlingen.

Hoe groot is de spaarpot van je eigen samenwerkingsverband? Het Onderwijsblad stelde vorig jaar dit overzicht samen.