PO

Cao primair onderwijs is vso-scholen een blok aan het been

Het voortgezet speciaal onderwijs (vso) krijgt er jaarlijks 16,5 miljoen euro bij voor salarisverbetering. Maar de cao primair onderwijs is de sector nog altijd een blok aan het been. Vso-scholen moeten worden overgeheveld naar het voortgezet onderwijs, vinden docenten.

Tekst Arno Kersten - Redactie Onderwijsblad - - 8 Minuten om te lezen

vsoreportage_888

Beeld: Angeliek de Jonge

In een lokaal van een schoolgebouw net buiten de ringweg in Amersfoort zijn twaalf paar ogen gericht op Jessie (niet haar echte naam*). Ze vertelt wat ze van een goede leraar verwacht. “Een leraar op deze school moet kinderen kunnen helpen als ze stilvallen. Ik klap soms helemaal dicht en dan trek ik het niet meer. Dan is het fijn als je een leraar hebt die goed naar je kan luisteren. En die zegt: ‘neem de tijd’ als ik even een kwartiertje de klas uit ga.”

Het is muisstil, een bijzonder moment tijdens een enerverend groepsgesprek met leerlingen uit de bovenbouwafdeling van het Amersfoortse Axia College. De meeste leerlingen die aangeschoven zijn, zitten dit jaar in een examenklas. Jessie hoopt leraar te worden. Een ander wil graag naar de universiteit. Een derde heeft al een uitnodiging van een techniekstudie op zak. Het zijn jongeren met ambities, dromen, een toekomst.

We hebben hier internaliserende en externaliserende problematiek. De eerste gaat in een hoekje zitten huilen en de tweede gaat met stoelen gooien

En met een gebruiksaanwijzing. Het Axia College is een cluster 4-school voor voortgezet speciaal onderwijs (vso) waar leerlingen met een psychische stoornis of gedragsproblemen terecht kunnen. Een deel van de leerlingen is gediagnosticeerd met een vorm van autisme. “We hebben hier internaliserende en externaliserende problematiek”, roept Meike vanaf de achterste banken. “De eerste gaat in een hoekje zitten huilen en de tweede gaat met stoelen gooien.” Als je met stoelen gaat gooien, krijg je geheid een rode kaart en voor een korte time-out een groene, vult Bram aan, maar hij zal er later nog op terug komen. “Stel, je hebt moeite met sociale situaties en je hebt emoties die heen en weer slingeren. Op deze school zijn leraren flexibel, ze kunnen meebewegen met de leerling.”

Laddertje

Het Axia is een school die leerlingen doorgaans niet zelf kiezen, maar die voor hen gekozen wordt. De weg die ze afleggen, hun voorgeschiedenis en bagage, is voor iedereen anders. Maar wat veel van hen gemeen hebben, is dat ze onderweg al eens – of vaker dan ze lief is – tegen een muur zijn opgeknald. Met faalervaringen in hun rugzak staan ze op een zekere dag op de stoep.

We hebben allemaal bewust voor deze leerlingen gekozen, zeggen de docenten die een uurtje eerder in de schoolbankjes kropen om hun verhaal te doen. “Het is heel dankbaar, je krijgt echt een kick als je leerlingen van hier naar hier ziet gaan”, zegt Irene van Montfort, docent Engels, terwijl haar handen een laddertje in de lucht maken.

Het geeft enorm veel voldoening als ik zie dat een leerling de eigen verwachtingen overtreft. Dan voelt het alsof ik ook mezelf een klein beetje overstijg

“De dalen zijn dieper, de toppen hoger”, vult geschiedenisdocent Jeroen Meijers aan. Hij is sinds 2012 verknocht aan de school. Meijers vertelt over een leerling met psychische problemen die uit een klinische setting kwam en die in de corona-lockdown-tijd afgelopen voorjaar toch weer een terugval beleefde. “Je voelt iemand door je vingers glippen, dat is vreselijk. De andere kant is, dat het enorm veel voldoening geeft als ik zie dat een leerling de eigen verwachtingen overtreft. Dan voelt het alsof ik ook mezelf een klein beetje overstijg.”

Dat gaat niet vanzelf. Ja, in het speciaal onderwijs zijn de klassen kleiner, en er is meer ondersteuning van bijvoorbeeld orthopedagogen dan op reguliere scholen. Maar de verschillen tussen leerlingen binnen een groep zijn vaak groter. Je differentieert hier veel meer, betogen de docenten. “Het is belangrijk dat je ver boven de stof staat”, vertelt biologiedocent Nanda van Hoek-Kreuger. “Leerlingen stellen vragen over mijn vak die niemand anders zou stellen.” En ze kunnen zich flink vastbijten in een onderwerp. Om drie uur ’s nachts kreeg ze een wetenschappelijk artikel doorgemaild van een leerling: “Dat vond ik stiekem wel heel mooi.”

Het is belangrijk dat je ver boven de stof staat. Leerlingen stellen vragen over mijn vak die niemand anders zou stellen

Leerlingen op een vso-school doen een stevig beroep op de sociaal-pedagogische vaardigheden van het team. Bovendien onderhouden docenten en mentoren geregeld contact met ouders en eventuele zorginstanties. Tegelijkertijd werken ze in het diplomagerichte uitstroomprofiel de reguliere lesstof door op weg naar een volwaardig diploma, bij de meeste vso-scholen op basis van staatsexamens. Een dubbele missie, noemt Meijers het: leerlingen voorbereiden op de maatschappij en op de overgang naar een vervolgopleiding, waar vaak geen fijnmazig vangnet meer is.

Frustrerend, zeggen de vakdocenten eensgezind, is dat het voortgezet speciaal onderwijs met de cao en het taakbeleid nog altijd onder het primair onderwijs valt. Daardoor hebben ze beduidend meer lesgebonden uren dan hun collega’s op reguliere middelbare scholen (940 tegenover 720), krijgen ze een kleinere opslagfactor voor lesvoorbereiding en staan ze lager op de salarisladder. De situatie is een erfenis uit een ver verleden, maar knelt de laatste jaren steeds meer op – met name diplomagerichte – vso-scholen.

Met een pabo-diploma mag je lesgeven in het diplomagerichte deel van het vso, ook in de bovenbouw. Op het Axia College hebben ze relatief veel vakdocenten met een eerste- of tweedegraads lerarenopleiding op zak, maar dat is lang niet overal zo. Van Hoek-Kreuger: “Op onze school gaat het nog best goed, maar op andere scholen zie ik de worsteling. Leerlingen die vwo aankunnen, komen soms op de mavo terecht. Ze worden tekortgedaan, omdat er niet genoeg vakdocenten zijn met een stevige bagage.” Je gunt, betoogt Meijers, kwetsbare leerlingen de beste docenten. “Eigenlijk zou je je moeten bewijzen om les te mogen geven op het vso.”

Discussie

In vergaderkamers hebben koepelorganisaties PO-raad en VO-raad jarenlang gepraat over wat in beleidstaal de invlechting van het vso in het voortgezet onderwijs heet. Daarbij lag vanaf dag één een briefje van ocw op tafel: het moet budgetneutraal. Dat hielp niet bepaald mee. Uiteindelijk zagen de organisaties ook te veel organisatorische en juridische beren op de weg om de stap te zetten.

Wat meespeelt: het vso, een niche met 37 duizend leerlingen op 338 scholen, is een sector met veel gezichten. Alleen al vanwege de verschillende niveaus en uitstroomprofielen. Volgens de Staat van het Onderwijs volgt ongeveer een kwart het profiel dagbesteding, nog een kwart het profiel arbeidsmarkt. De andere helft zit in het diplomagerichte segment. En om het nog ingewikkelder te maken: niet alle leerlingen op de diplomagerichte scholen gaan uiteindelijk naar vervolgonderwijs, terwijl een deel van de arbeidsmarktgerichte uitstroom toch op een vervolgopleiding terechtkomt.

Dat het vso zo divers is, maakt het lastiger om je te profileren

“Dat het vso zo divers is, maakt het lastiger om je te profileren”, aldus voorzitter Wim Ludeke van het Landelijk expertisecentrum speciaal onderwijs (Lecso). “Je hebt docenten die lesgeven aan vwo’ers en havisten en je hebt docenten die met ernstig meervoudig beperkte leerlingen toewerken naar een vorm van arbeidsgerichte dagbesteding. En alles daartussen.”

Vorig jaar is wel gekeken of er in elk geval wat aan de beloning gedaan kon worden. Volgens berekeningen van het ministerie van Onderwijs kost het 76 miljoen om de salarissen in het hele vso gelijk te trekken met het vo. In het convenant dat ocw, sectorraden en een aantal bonden (de AOb trok uiteindelijk de handtekening in) een jaar geleden overeenkwamen, is daarin een kleine, eerste stap gezet van 16,5 miljoen. “Er was discussie over de vraag of je daar ‘ja’ tegen zou moeten zeggen”, vertelt Ludeke. “Maar het was wel het enige structurele geld in dat akkoord. Tegelijkertijd kom je dan allerlei dilemma’s tegen.”

Als je het geld over het hele vso uitsmeert, heeft niemand er wat aan. Als je het specifiek voor eerste- en tweedegraads vakdocenten reserveert, wat zeg je dan tegen de pabo-opgeleide collega’s die hetzelfde vak aan dezelfde doelgroep geven? In de uitwerking is met veel pijn en moeite een compromis gevonden: een toelage voor vso-docenten die leerlingen opleiden tot vervolgonderwijs, met een bedrag gebaseerd op het aantal leerlingen. Daarmee kan de hoogte van de toelage dus per jaar verschillen. “Een lelijke oplossing, eentje van de minst kwaden”, erkent Ludeke. “Het verdient niet de schoonheidsprijs”, beaamt AOb-bestuurder Jelmer Evers, die ook aan tafel zat. “Het moge duidelijk zijn: er moet geld bij. Daar gaan we ons hard voor maken.”

Het moge duidelijk zijn: er moet geld bij. Daar gaan we ons hard voor maken

Voor biologiedocent Van Hoek-Kreuger en haar collega’s gaat die eerste stap nog lang niet ver genoeg. Ze is een van de initiatiefnemers van een petitie om het ‘gespecialiseerd’ voortgezet onderwijs de erkenning te geven die het verdient en onder te brengen binnen de sector voortgezet onderwijs. “Dat is de enige structurele oplossing”, zegt ze.

“Ik kan een docent geen ongelijk geven als die kiest voor een reguliere middelbare school waar hij een paar honderd euro per maand meer kan verdienen. Het is een ongelijke concurrentie”, zegt collega-docent Van Montfort. Van Hoek-Kreuger krijgt geregeld mailtjes van wervingsbureaus die haar op een andere school een beter salaris en minder lesuren beloven. “Ik ben bewust overgestapt uit het reguliere vo en ik vind het werk hier fantastisch. Maar als ik financieel niet meer zou rondkomen, dan weet ik niet of ik hier kan blijven.”

Wakker

Achter in de klas, terug bij het groepsgesprek, neemt Meike het woord. “Onze leraren worden betaald als basisschoolleraren”, roept ze. “Dat klopt toch niet? Ik ben zestien hoor.”

Als het lokaal is leeggestroomd, steekt Bram nog even zijn hoofd om de hoek. Hij is terug- gekomen om iets te verhelderen. “Je kunt ook zelf om een groene kaart vragen, als je voelt dat dat nodig is. Dan ga je even de les uit, voor tien minuten ofzo. Een rode kaart die krijg je als je over de grens bent gegaan. Dan krijg je ook een gesprek over je gedrag. Misschien dat dat net niet helemaal duidelijk was.” Opgelucht draait hij zich weer om en loopt de gang op.

“Dat moest hij nog even komen zeggen”, knipoogt docent Van Hoek-Kreuger. “Anders had hij daar vannacht vast wakker van gelegen.”

* De namen van de leerlingen zijn omwille van de privacy gefingeerd.

Dit artikel verscheen in het novembernummer van het Onderwijsblad. Lees hier het verhaal dat het Onderwijsblad twee jaar geleden publiceerde over de knellende situatie in het voortgezet speciaal onderwijs.