Lerarenopleidingen worstelen met flexibilisering

Iedereen die leraar wil worden moet een flexibel, gepersonaliseerd traject kunnen volgen dat aansluit bij de eigen ervaring. Leerwegonafhankelijk opleiden levert misschien meer leraren op, maar ook betere?

Tekst Yvonne van de Meent - redactie Onderwijsblad - - 8 Minuten om te lezen

vervolg-2

beeld: Wim Stevenhagen

Onrust bij de lerarenopleidingen. Op sociale media uiten docenten hun zorgen over de introductie van gepersonaliseerde leerroutes waarmee alle pabo’s en lerarenopleidingen voortgezet onderwijs bezig zijn. De ongeruste lerarenopleiders voelen zich niet betrokken en niet gehoord. ‘Het is hoog in de boom besloten en wordt over ons uitgestort. En: het lijkt op de invoering van het studiehuis’, vertellen docenten die liever niet met naam en toenaam in het Onderwijsblad staan.

Elwin Savelsbergh, lector curriculumvraagstukken bij de Hogeschool Utrecht (HU), herkent de aarzeling bij docenten om zich publiekelijk uit te spreken. Hij neemt actief deel aan Linkedin-discussies over flexibilisering van lerarenopleidingen. “Die discussie is erg gepolariseerd”, constateert de lector. “Bezwaren van docenten worden snel weggezet als ‘conservatief en ouderwets’ en ‘niet van deze tijd’. Dat geeft docenten het gevoel dat er niet naar hun geluisterd wordt.” Wat is er aan de hand? Waarom zetten lerarenopleidingen zo zwaar in op flexibilisering en waarover maken docenten zich zorgen?

1. Het lerarentekort blijft toenemen

Lerarenopleidingen staan onder druk. Hogescholen leiden 90 procent van alle leraren op, maar leveren bij lange na niet genoeg afgestudeerden af. Het lerarentekort in het basisonderwijs is het afgelopen jaar opgelopen van 8,6 procent naar 9,2 procent van de werkgelegenheid, in het mbo steeg het aantal vacatures naar 9,4 procent. Het voortgezet onderwijs gaat ruim aan kop met een lerarentekort 23,1 procent, blijkt uit De Staat van het Onderwijs 2023, het jaarverslag van de Onderwijsinspectie dat begin mei verscheen.

Het aantal zij-instromers neemt toe, maar zij vallen nog vaker uit dan reguliere studenten

Op de pabo na, neemt de instroom bij alle lerarenopleidingen al jaren af. Bij de tweedegraads opleidingen in het hbo daalt de belangstelling voor de talen en exacte vakken het hardst. Zorgwekkend omdat het tekort aan docenten Nederlands, Engels en wiskunde-rekenen het grootst is. Tot overmaat van ramp is de uitval in het eerste jaar van de lerarenopleidingen ook nog eens hoog. Gemiddeld stopt een kwart van de hbo-studenten binnen een jaar met de studie, bij de pabo is dat 28,8 procent en bij de tweedegraads opleidingen talen zelfs 35,6 procent.

Het zal lastig worden om het tij te keren, want het hbo wacht de komende jaren krimp. Aan het eind van het decennium tellen hogescholen volgens de ramingen ruim 40 duizend studenten minder, een daling van 8,5 procent. De reguliere instroom vergroten, zit er daardoor niet in. Meer leraren afleveren lukt alleen door meer deeltijdstudenten en zij-instromers aan te trekken en vooral vast te houden. Want helaas blijkt uit de cijfers van de Onderwijsinspectie dat het aantal zij-instromers wel toeneemt, maar dat zij nog vaker uitvallen dan reguliere studenten.

2. Leerweg onafhankelijk opleiden

De trajecten voor zij-instromers zijn te weinig doelgroepgericht en te veel aanbod gedreven, constateerde Merel van Vroonhoven, onafhankelijk aanjager ‘Aanpak lerarentekort’ én zij-instromer in juli 2020 in haar eindadvies. Lerarenopleidingen moeten flexibeler worden en beter aansluiten bij volwassenen met werkervaring, anders blijft het gevaar bestaan dat instroom snel weer uitstroom wordt, aldus Van Vroonhoven.

De leeruitkomsten die behaald moeten worden, liggen vast, de weg erheen bepaalt de student zelf

Een paar maanden later sloten universiteiten en hogescholen een bestuursakkoord met de toenmalige minister van Onderwijs Ingrid van Engelshoven. Daarin beloofden zij hun opleidingen te flexibiliseren zodat iedereen die leraar wil worden een gepersonaliseerd traject kan volgen dat aansluit bij de ervaring die al is opgedaan. Zij-instromers en reguliere studenten die kiezen voor een maatwerktraject bepalen samen met de opleiding welke leeruitkomsten al zijn behaald en aan welke leeruitkomsten zij nog moeten werken. Studenten hoeven daarvoor niet altijd naar de hogeschool, ze kunnen ook op de school waar ze al lesgeven aan hun leeruitkomsten werken of via (online) zelfstudie. De leeruitkomsten die behaald moeten worden, liggen vast, de weg erheen bepaalt de student zelf. Kortom, het werken met leeruitkomsten maakt leerwegonafhankelijk opleiden mogelijk. Flexibeler kan het bijna niet.

3. Wat is een leeruitkomst?

Leeruitkomsten (zie kader) bieden een student de mogelijkheid de eigen ervaring te valideren door te laten zien dat hij een kritische beroepstaak in de praktijk goed kan uitvoeren. “Het kan bijvoorbeeld gaan om het ontwikkelen, uitvoeren en evalueren van een lessenserie”, vertelt Margreet Verbunt, die als beleidsmedewerker betrokken is bij de transitie van de educatieve opleidingen van Fontys Hogescholen. “Het gaat altijd om waarneembaar gedrag in de beroepscontext. In zijn portfolio toont een student aan dat hij de beroepstaak op het gewenste niveau heeft uitgevoerd.” Werken met leeruitkomsten zorgt daardoor voor integratie van leren in de praktijk en leren op de opleiding. Omdat het om beheersing van beroepstaken gaat, zijn leeruitkomsten ondergebracht in grote onderwijseenheden van 15 tot 30 studiepunten, legt Verbunt uit. Leren in de beroepspraktijk krijgt daardoor een prominentere plaats in het onderwijsprogramma.

Leeruitkomsten

De Wet leeruitkomsten die vorig jaar is ingediend geldt alleen voor deeltijdse en duale opleidingen. Minister Robbert Dijkgraaf wilde aanvankelijk ook voltijdopleidingen de mogelijkheid geven met leeruitkomsten te werken. Daar kwam veel kritiek op vanuit de Kamer, maar ook van de Raad van State. Half juni stuurde de minister een wijziging van het wetsvoorstel naar de Tweede Kamer waardoor voltijdse lerarenopleidingen en andere opleidingen met een ‘substantiële praktijkcomponent’ toch de mogelijkheid krijgen met leeruitkomsten te werken. Daarmee komt hij de afspraken in het Bestuursakkoord flexibilisering lerarenopleiding uit 2020 na. Ter geruststelling merkt hij in de toelichting op dat werken met leeruitkomsten niet verplicht wordt en dat hogescholen altijd een volledig onderwijsprogramma moeten aanbieden.

Hoewel werken met leeruitkomsten in 2016 werd geïntroduceerd als experiment om het kwakkelende hbo-deeltijdonderwijs nieuw leven in te blazen, kunnen bij de lerarenopleidingen ook voltijdstudenten een persoonlijke leerweg volgen. “Bij kleine opleidingen als Frans, Spaans en Duits zaten voltijd en deeltijdstudenten altijd al bij elkaar”, legt Verbunt uit.

4. Zorgen en bezwaren

“De flexibiliseringsaanpak ziet er overal net iets anders uit, maar terugkerende elementen zijn brede leeruitkomsten, individuele leerroutes en leerwegonafhankelijk toetsen”, weet HU-lector Elwin Savelsbergh. “Al deze elementen kunnen voor specifieke taken of doelgroepen nuttig zijn. Leeruitkomsten passen bijvoorbeeld mooi bij een doorgaande ontwikkellijn in het werkplekleren, maar veel minder bij het verwerven van vakkennis of een effectief vakdidactisch repertoire.”

Achter de keuze voor juist deze elementen zit een specifieke visie op het opleiden van leraren, ziet de lector. “Een visie waarin deelnemen aan een onderwijsprogramma slechts één van mogelijkheden is, waarin de regie veelal bij de student ligt en waar wordt aangenomen dat een student die een goede les over de Tweede Wereldoorlog kan geven in groep 8 ook in staat zal zijn natuuronderwijs in groep 5 te verzorgen.”

Leerwegonafhankelijk toetsen is erg bewerkelijk en maakt betrouwbare beoordeling moeilijk

Deze visie sluit goed aan bij het perspectief van werkgevers en bestuurders die snel inzetbare leraren willen, maar staat vaak haaks op de manier waarop lerarenopleiders naar hun vak kijken. Savelsbergh somt hun zorgen en bezwaren op. “Opleiders benadrukken het belang van de kennisbasis en het brede repertoire aan didactische vaardigheden. Ze hechten aan actieve deelname aan opleidingsonderwijs omdat dat een socialiserende functie heeft en wezenlijk is voor de vorming van de beroepsidentiteit. En ten slotte: het leerwegonafhankelijk toetsen is erg bewerkelijk en complex en maakt dat betrouwbare en navolgbare beoordeling moeilijk is te waarborgen.”

“Niemand is tegen flexibilisering zolang het gaat om het wegnemen van onnodige hindernissen voor studenten die al relevante ervaring hebben opgedaan”, vervolgt de lector. “Maar als alle onderwijs, zowel voor zij-instromers als voor 17-jarige havisten, gevat moet worden in leeruitkomsten en leerwegonafhankelijk onderwijs, gooi je waardevolle dingen weg. Namelijk een zorgvuldig en samenhangend curriculum dat bijdraagt aan de ontwikkeling van de beroepsidentiteit van toekomstige leraren. Als lerarenopleiding heb je een normatieve rol, je geeft aan wat een goede leraar is.”

Waarom is voor een heel kleine groep studenten zo’n enorme en kostbare verandering nodig?

Twan Brinkman, lerarenopleider maatschappijleer bij Fontys lerarenopleidingen in Tilburg sluit zich aan bij Savelsbergh. “Het is mooi dat flexibilisering het mogelijk maakt dat studenten makkelijker een extra of eerstegraads bevoegdheid kunnen halen. Het is echter naïef om te denken dat er veel studenten zijn die behoefte hebben aan leerwegonafhankelijke routes. Ik vraag me af waarom er zo’n enorme en kostbare verandering nodig is om een heel kleine groep studenten te bedienen.” Volgens hem moeten de meeste studenten nog ontdekken wat ze nodig hebben om een goede leraar te worden en leren ze dit graag samen met hun vakgenoten en een lerarenopleider die hen de juiste richting op helpt.
“Binnen ons instituut betekent flexibilisering tevens dat er in het curriculum minder ruimte is voor vakspecifieke kennis en vakdidactiek en juist meer voor generieke onderdelen en profilering. Dit vind ik zorgwekkend. Met deze combinatie verzwakken we juist de leergemeenschap waarin studenten samen hun professionele identiteit ontwikkelen en geven we de toekomstig vakdocent minder gereedschappen mee om krachtig onderwijs te geven. Misschien levert deze transitie meer leraren op, maar geen betere, ben ik bang.”

5. Percepties die niet kloppen

Mariska Krijgsman en Bernadette Laudy zijn samen voorzitter van de landelijke stuurgroep Werken met leeruitkomsten (zie kader). Zij kennen de kritische geluiden. “Maar wij merken dat veel bezwaren te maken hebben met percepties die niet kloppen”, stelt Laudy die werkzaam is bij de lerarenopleidingen van NHL Stenden Hogeschool. In het bestuursakkoord is sprake van gepersonaliseerde trajecten die zijn afgestemd op de ontwikkelbehoefte van individuele studenten. Dat roept het beeld op van studenten die zelf bepalen wat zij willen leren, maar dat is juist niet de bedoeling. “Het is geen vraaggestuurd onderwijs. Het eindniveau dat een student moet bereiken ligt vast. Alleen de weg ernaar toe is vrij”, aldus Laudy.

Stuurgroep Werken met leeruitkomsten

De stuurgroep heeft een handreiking Werken met leeruitkomsten opgesteld die hier is te vinden.

“Studenten gaan ook niet in hun eentje op een zolderkamertje aan hun leeruitkomsten werken”, vult Krijgsman aan, die programmaleider is bij de Thomas More Hogeschool, een zelfstandige pabo in Rotterdam. Zij worden intensief begeleid, doen aan intervisie en zoeken zelf hun leergemeenschappen op.

Aan het onderwijs dat de lerarenopleidingen verzorgen, hoeft niet veel te veranderen. “Wij zien het onderwijsaanbod als ondersteuning bij het halen van leeruitkomsten”, zegt Krijsman. Lerarenopleidingen blijven bovendien voorgestructureerde programma’s aanbieden waarvan de overgrote meerderheid van de studenten gebruik zal maken, verwacht Krijgsman. Kortom, er hoeft helemaal niet zoveel te veranderen. “Ook daar zit flexibiliteit.”

Altijd op de hoogte blijven van het onderwijsnieuws in het hbo? Abonneer je op de nieuwsbrief HBO