VO

Brede brugklas? Nu zijn de ouders aan zet

Door krimp, concurrentie en de uitgesproken voorkeur van ouders zijn de brugklassen steeds homogener geworden. Het kabinet wil bredere brugklassen weer stimuleren. De Onderwijsraad wil nog een stap verder gaan: één brede brugperiode van drie jaar.

Tekst Robert Sikkes - Redactie Onderwijsblad - - 11 Minuten om te lezen

brede-brugklas-illustratie

Beeld: Typetank

In het voorjaar van 2021 kwam de Onderwijsraad met een verstrekkend advies: een landelijke structuurverandering van het onderwijs om de kansenongelijkheid te verminderen. De kern van het voorstel is uitstel van selectie op het bestaande breukvlak van basis- en voortgezet onderwijs. De eindtoets verdwijnt en het voortgezet onderwijs start met een driejarige brede brugperiode. Aan het einde daarvan volgt een onafhankelijke toets die aangeeft welke stap een leerling naar de bovenbouw van het voortgezet onderwijs kan maken. Essentieel is volgens de Onderwijsraad dat de nieuwe structuur ‘overal gelijktijdig en integraal’ ingevoerd wordt, want ‘stapsgewijze aanpassingen zullen onvoldoende of ongewenste effecten sorteren’

Ons onderwijssysteem creëert ongelijkheid

Ongelijke kansen

Het advies Later selecteren, beter differentiëren past naadloos in de discussie over de groeiende tweedeling in de maatschappij. Ongelijke onderwijskansen, de kloof op de woningmarkt, de tweedeling in de arbeidsmarkt, de vermogensongelijkheid. Kan een andere onderwijsstructuur die maatschappelijke trends wel keren? Het gaat er om wat onderwijs wél kan, benadrukt Edith Hooge, voorzitter van de Onderwijsraad. “Ons onderwijssysteem creëert nu ongelijkheid. In de structuur zitten mechanismen ingebakken die ongelijke kansen vergroten. Met als grootste knelpunt de eindtoets in groep 8. Dat is geen toets die bekijkt hoe jij je als kind verder kan ontwikkelen, maar een selectiemoment. Voor veel leerlingen komt dat te vroeg, maar door de steeds homogenere brugklassen komen zij op een pad -een schoolsoort- terecht waarvan ze moeilijk kunnen overstappen. Die ontwikkeling kunnen we wel keren. Een driejarige brugperiode verzacht die selectiesystematiek. Overigens pleiten we na die periode wel voor selectie, met een onafhankelijke toets die de vervolgstappen bepaalt.”

Kan een onderwijsstructuur maatschappelijke trends wel keren?

Middenschool

Uitstel van selectie: het is al sinds de invoering van de Mammoetwet uit 1963 een onderwijskundig ideaal. In het voorlichtingsmateriaal voor ouders van de nieuwe schoolstructuur staat vrolijk: ‘Na de lagere school volgt één jaar brugklas. Deze klas geldt voor alle schooltypen als eerste klas. Na de brugklas kan men nog van schooltype veranderen en een hoger of lager schooltype kiezen.’ Een mooi plan waar weinig van terechtkomt, simpelweg omdat de brugklassen vooral aan categorale scholen zijn verbonden. Veranderen gebeurt zelden, op scholengemeenschappen mavo/havo/vwo die ontstaan, iets vaker.

Dit artikel komt uit het Onderwijsblad van mei. Wil je op de hoogte blijven van alles wat er in het onderwijs speelt? Word lid van de AOb en ontvang elke maand het Onderwijsblad.

Check alle voordelen van het lidmaatschap

Reden voor PvdA-minister Jos van Kemenade om in 1975 plannen te maken voor de middenschool voor alle leerlingen van twaalf tot en met vijftien. Zodat er echt sprake is van uitstel van studie en beroepskeuze. Van Kemenade krijgt in de Tweede Kamer alleen ruimte om een paar experimenten op te starten, voor complete invoering is geen enkel politiek draagvlak. Binnen het onderwijs zelf is de verdeeldheid ook groot. De bonden die later de AOb vormen staan recht tegenover elkaar: de Abop is uitgesproken voorstander, het NGL faliekant tegen. Als beide bonden in 1993 besluiten om te gaan samenwerken, is dat politieke draagvlak er nog steeds niet. De Abop neemt om pragmatische redenen afscheid van het ideaal, waardoor de fusie met het NGL op dat punt soepel loopt.

Ondertussen staat in datzelfde 1993 de invoering van de basisvorming op het programma. Eén inhoudelijk onderwijsprogramma voor alle leerlingen van twaalf tot vijftien jaar, dat op meerdere niveaus gegeven kan worden, maar wel binnen de bestaande scholenstructuur. Besturen krijgen subsidie om meer scholengemeenschappen te vormen, zodat daar brede brugklassen ontstaan.

Er komen wat brede brugklassen, maar dominant wordt de dakpan-brugklas. Vooral havo/vwo en vmbo/mavo. Een proces dat tot stand komt vanuit de druk van de vernieuwde bovenbouw. Die mikt op de ‘koninklijke weg’: van het studiehuis richting hbo en universiteit, met daarnaast het vmbo als vooropleiding voor het mbo. Het effect van de basisvorming is zo geen brede onderbouw, maar een tweedeling. ‘Een onderwijskundig ideaal aan diggelen’, constateert het Onderwijsblad daarom bij de evaluatie in 1999. Oud-staatssecretaris Jacques Wallage toont zich teleurgesteld. ‘De selectiviteit van het onderwijs is versterkt.’ Nou nee, vindt Jan Engberts destijds, die als regievoerder vmbo en mavo bij elkaar moest brengen. ‘Vroeger hadden we een driedeling vbo, mavo en havo/vwo. Een tweedeling is dan al beter.’

Het effect van de basisvorming was geen brede onderbouw, maar een tweedeling

Alleen is het niet bij die tweedeling gebleven. De vroege selectie in het voortgezet onderwijs is in de jaren daarna alleen maar toegenomen. Vanaf 2005 zijn schoolbesturen hun dakpan-klassen door krimp en concurrentie massaal gaan splitsen. Ouders zien hun oogappeltjes met een vwo-advies het liefst naar een homogene vwo-brugklas gaan. Datzelfde gebeurt bij havo en vmbo-g/t. Het marktaandeel van scholen die kiezen voor homogene brugklassen stijgt.

Ouders zien hun oogappeltjes met een vwo-advies het liefst naar een homogene vwo-brugklas gaan

Neem bijvoorbeeld het Ir. Lely Lyceum in de Amsterdamse wijk Zuidoost. Dat nam afscheid van vmbo-basis en -kader, en profileert zich met gymnasium, tweetalig onderwijs en een technasium. ‘Je moet je specialiseren’, zegt directeur Jeroen Rijlaarsdam daarover onlangs in de Volkskrant.
In vijf jaar tijd schieten de aanmeldingen omhoog. De basis- en kader-leerlingen zijn volgens hem beter af op de naburige Open Scholengemeenschap Bijlmer, een voormalige middenschool. De directeur daarvan, Maryse Knook, constateert in dezelfde krant dat ‘het helaas gewoon een feit is dat als je die lagere niveaus afstoot je het als school beter gaat doen’. De ouders zijn dus aan zet.

In het gevecht om de leerling neemt bovendien de helft van de zelfstandige gymnasia leerlingen met een havo/vwo-advies aan, staat in het boek Het gymnasium van journalist Mirjam Remie. Of deze wel beseffen dat ze daarmee havo/vwo-afdelingen van brede scholengemeenschappen leegtrekken, merkt Henk Hagoort, voorzitter van de VO-raad, onlangs op in een blog. Steeds meer brede scholen starten daarom zelf ook vaker met aparte vwo- of gymnasiumklassen in het eerste leerjaar. Financieel hebben de brede scholengemeenschappen ook moeten inleveren: in 2008 schrapt kabinet-Balkenende IV de bonus van 84 miljoen euro voor deze scholen. Al die ontwikkelingen samen -krimp, de keuze van de ouders, geld- maken dat anno 2020 de homogene brugklas dominant is.

Omslag

De afgelopen jaren regende het adviezen, rapporten en experimenten zoals de 10-14 school om de steeds vroegere selectie een halt toe te roepen. Omdat de coronacrisis de kansenongelijkheid vergroot, staat latere selectie hoog op de politieke agenda. In de aanloop naar het Nationaal Programma Onderwijs (NPO) wordt er door de gemeente Amsterdam en de VO-raad expliciet voor gepleit om een subsidie op te nemen voor bredere brugklassen, die bij voorkeur meer dan één jaar duren. Zelfs vanuit het ministerie van Financiën wordt dat idee gesteund, zo blijkt uit een interne mail die door een wob-verzoek openbaar werd. ‘Gebruik de gesprekken om een aantal dingen die we al langer willen (brede brugklas…) voor elkaar te krijgen en er in op te nemen’, schrijft de inspectie der Rijksfinanciën.

Subsidie brede brugklas vooral benut voor verbeteren bestaande situatie. Bron: DUS-I Het totaal telt op tot boven de 100 procent omdat meerdere doelen gecombineerd kunnen worden.

Dat gebeurt. In het NPO komt begin 2021 een nieuwe subsidiepot van ruim 100 miljoen euro om brede brugklassen te stimuleren. Maximaal een ton per vestiging. De voorwaarden zijn nogal ruim. Eén nieuwe brede brugklas naast meerdere homogene levert al geld op. Ook het ‘doorontwikkelen of verbeteren’ van bestaande heterogene brugklassen valt eronder. In de eerste tranche van ruim 50 miljoen euro tellen de 506 goedgekeurde aanvragen samen 823 plannen.
Het doorontwikkelen of verbeteren van bestaande brede brugklassen is daarbij met 88 procent veruit favoriet. Het verbreden van homogemene brugklassen naar dakpan-klassen komt voor in 24 procent van de aanvragen. Het lijkt niet echt op een omslag.

Elitair

De vormgeving van het NPO markeert een lichte koerswijziging van de coalitie VVD, D66, CDA en ChristenUnie. Bij Rutte III staat in het regeerakkoord van 2017 nog: ‘Sommige kinderen gedijen het beste in een brede of verlengde brugklas waar de uiteindelijke selectie nog even wordt uitgesteld, andere zijn meer op hun plek in een categorale brugklas.’ Schoolbesturen krijgen in 2017 de opdracht om er samen voor te zorgen dat die keuze in elke regio gemaakt kan worden. Eind december 2021 klinkt in het regeerakkoord voor Rutte IV een iets ander geluid. ‘We stimuleren brede en verlengde brugklassen met oog voor de talenten van elke leerling.’ De tijdelijke subsidie voor brede brugklassen uit het NPO wordt structureel.

Een beetje vooruitgang dus, als het gaat om uitstel van selectie. Maar is dat voldoende voor een doorbraak in de trend van steeds homogenere brugklassen naar meer brede brugklassen? Want de omstandigheden waaronder het uitstel van selectie moet plaatsvinden, zijn niet optimaal. De krimp houdt aan. De komende vijf jaar slinkt volgens de prognoses het aantal brugklassers gemiddeld met 6 procent, wat de concurrentie tussen scholen verder verscherpt. Kiezen scholen voor de wens van de meest mondige ouders -homogene klassen- of voor het onderwijskundig ideaal -uitstel van selectie? En wanneer er dan een brede brugperiode komt, werkt dat niet de groei van het particulier onderwijs in de hand zodat ouders alsnog een uitweg hebben?

Steeds vroegere selectie door groei homogene klassen. Door krimp en concurrentie om de meeste brugklassers binnen te halen, volgden scholen vanaf 2000 de wens van de ouders: meer homogene brugklassen van alleen vwo, havo of mavo. Anno 2020 is die homogene brugklas dominant. Bron: PVMO 1992-1997, CBS 2005-2020.

Zo kennen Engeland en Franrijk in het publieke onderwijs wel brede scholen, maar kiest 15 tot 20 procent daar voor het elitaire particulier onderwijs. Ondertussen neemt het gemor over het Onderwijsraad-advies in opiniestukken en blogs toe. Het beeld dat sommige zelfstandige gymnasia schetsen, is dat de slimme vroegbloeier baat heeft bij vroegere selectie, en onderwijs volgt in een beschermde omgeving met gelijkgestemden. Andere opiniemakers wijzen naar het gebrek aan draagvlak onder zowel ouders, politiek als een deel van de leraren, zoals destijds ook bij de middenschool het geval was.

“Mensen die het minste last hebben van kansenongelijkheid zullen het minste voor ons voorstel zijn”, zegt Onderwijsraad-voorzitter Edith Hooge. “Maar wij vinden het belangrijk om het over kansen voor iedereen te hebben. Waarvan een flinke groep meer tijd nodig heeft voordat er geselecteerd wordt. We moeten voorbij de discussie in de media ‘kan het gymnasium blijven bestaan’. Latere selectie is een beproefd en bewezen recept om de kansengelijkheid te vergroten.”

Latere selectie is een beproefd en bewezen recept om de kansengelijkheid te vergroten

Variatie

Wat de Onderwijsraad bepleit zijn geen brede brugklassen waar één leraar lesgeeft aan een bomvolle groep van dertig leerlingen met pakweg zes niveaus die hij allemaal moet bereiken. Het gaat om een driejarige brugperiode met veel flexibiliteit. Wel een gemeenschappelijke kern -waarbij de kwaliteit van basisvaardigheden taal en rekenen prioriteit hebben- maar verder variatie.

In tempo, in groeperingsvormen en vakkenkeuze. Bijvoorbeeld praktijkvakken op een hoger niveau voor wat nu havo- of vwo-leerlingen zijn. Of klassieke talen voor een veel grotere doelgroep dan nu. De eindtoets in het basisonderwijs verdwijnt, maar aan het einde van de brugperiode komt die terug. In een andere vorm, waar breder wordt getoetst, maar wel met consequenties: op vijftienjarige leeftijd bepalen toetsen welke richting in de bovenbouw van het voortgezet onderwijs mogelijk wordt.

Winst en verlies per soort brugklas 2005-2020. Bron: CBS

Essentieel in dat proces is wat de Onderwijsraad betreft dat het nieuwe stelsel op één moment wordt ingevoerd, om zo concurrentie om brugklassers binnen te halen te stoppen. Voorzitter Hooge ziet niet dat het particulier onderwijs dan in het gat springt om wel homogene klassen aan te bieden. De groei van particulier onderwijs zat volgens de Onderwijsraad de afgelopen jaren niet in -kostbare- particuliere scholen, maar juist in eindtoetstraining en bijlessen voor het eindexamen.

“Wij geven op een presenteerblaadje de politiek de richting aan. Nu gaat het om de politieke wil en skills om zo’n ingrijpend proces in te gaan”, zegt Hooge. “Op veel punten is ons onderwijsstelsel niet op orde. Lerarentekorten, de huisvesting moet beter, het niveau van de basisvaardigheden is te laag, de ongelijkheid is te groot. De basis moet op orde, maar je kan niet stoppen met het nadenken over de ongelijkheid die in ons systeem zit ingebakken. Dat is urgent, dat kan je niet laten liggen. Voor de Mammoetwet was vijf jaar voorbereidingstijd nodig. Hier zal je ook moeten besluiten om deze kant op te gaan en voor de invoering pakweg vijf tot zeven jaar moeten nemen. En dat moet de overheid doen, het komt niet van onderop.”

‘Eerst de basis op orde’
“We zitten met een enorm lerarentekort en dan moet je je afvragen of je hier aan toe bent. Eerst de basis op orde, dan pas ingrijpende veranderingen, lijkt ons verstandiger”, zegt Jelmer Evers, dagelijks bestuurder voortgezet onderwijs van de AOb. Want niet alleen een deel van de ouders ziet niets in brede brugklassen, ook onder leraren voortgezet onderwijs zijn de meningen verdeeld. “Het verbeteren van de kansengelijkheid is natuurlijk goed, maar de uitvoering is enorm ingewikkeld. Het vraagt regie van het ministerie, het vraagt investeringen in de professionaliteit van leraren, afstemming tussen scholen. Dat wij daarbij vraagtekens zetten, noem ik realistisch. Dat is geen veto van de vakbeweging, maar een check of het allemaal voor leraren haalbaar is. Ondertussen kunnen we opstromen en stapelen weer makkelijker maken. Brede scholengemeenschappen en brede brugklassen stimuleren. Voordat er een echte omslag kan komen, moet er nog veel gebeuren. En dan denk ik aan kleinere klassen en kleinere vestigingen. Dat is voor leerlingen beter en maakt het voor leraren mogelijk om beter onderwijs te geven. En alles begint met voldoende leraren, het wegwerken van het tekort heeft voor de AOb prioriteit.”

Dit artikel las je gratis uit het Onderwijsblad van mei. Elke maand nieuws, achtergronden en tips in je brievenbus? Word AOb-lid!