PO
VO

Leraren bezorgd over daling onderwijskwaliteit

Leraren en andere medewerkers uit het primair en voortgezet onderwijs zijn ongerust over de kwaliteit van het onderwijs in hun sector: 9 op de 10 medewerkers geeft dit aan. Volgens 65 procent is de kwaliteit de afgelopen 10 jaar afgenomen. “Onderwijspersoneel maakt zich zorgen, maar iedereen zou zich hier zorgen over moeten maken”, zegt AOb-voorzitter Tamar van Gelder.

Tekst Karen Hagen - Redactie Onderwijsblad - - 6 Minuten om te lezen

schoolboeken_xfm

Beeld: XF&M

De zorgen blijken uit een peiling van de AOb in samenwerking met EenVandaag, waarover het tv-programma vanavond een uitzending maakt. Voor dit onderzoek zijn alle AOb-leden uit het primair en voortgezet onderwijs gemaild. In totaal vulden ruim 2300 medewerkers de vragenlijst in. Het overgrote deel hiervan is docent, maar ook collega's uit het management, ondersteuners of een andere functie gaven hun mening. 

Dag en nacht

De helft (51 procent) van de geënquêteerden heeft ‘redelijk wat’ zorgen over de onderwijskwaliteit; 39 procent zegt zich er veel zorgen over te maken. ‘Het houdt me dag en nacht bezig. De kwaliteit, de uitholling van onderwijs en het achteloos inzetten van personeel is mij een doorn in het oog’, aldus een hartenkreet van een medewerker uit het vo. Een basisschoolleraar wijst op het overvragen. ‘Roosters zitten propvol, net als de groepen, met meer zorg erin, veel eisen aan het onderwijs. Weinig rust tussendoor door het continurooster en veel meer administratie en gesprekken. De voorbereidingstijd voor de lessen is minder.’

Het houdt me dag en nacht bezig

Ook het niveau van de leerlingen baart het onderwijspersoneel zorgen. Een vo-docent: ‘Ik geef Nederlands, dus ik kan wel iets zeggen over het leesonderwijs: schrikbarend.’ Een collega van het vak economie sluit zich daarbij aan en ziet dat havo-5 leerlingen opgaven voor havo 4 zeer moeilijk vinden.

Ik geef Nederlands, dus ik kan wel iets zeggen over het leesonderwijs: schrikbarend

Hoge werkdruk 

Wat niet helpt is de hoge werkdruk. Bijna iedereen (91 procent) heeft daarmee te maken. Eén op de tien docenten durft in de vragenlijst eerlijk toe te geven dat ze niet in staat zijn om goed les te geven. Van deze groep wijt het merendeel dat aan de werkdruk op hun school, het aantal zorgleerlingen in de klas en de klassengrootte. Ook in hun oordeel over collega’s die in hun ogen onderwijs geven dat kwalitatief onvoldoende is, staan deze drie oorzaken in de top 3.

Overwerken is aan het orde van de dag. Slechts 9 procent werkt het aantal uren zoals in het contract is afgesproken. 15 procent werkt meer dan 8 uur per week over. Iets meer dan een kwart van het onderwijspersoneel doet dat 3 tot 4 uur per week. ‘Er is te weinig tijd om echt goed voor te bereiden’, schrijft een vo-docent. ‘Ik zit soms tijdens het zelf werken van leerlingen een andere les voor te bereiden of na te kijken. En dan nog kom ik altijd tijd te kort en moet ik in de weekenden doorwerken.’

Ik zit soms tijdens het zelf werken van leerlingen een andere les voor te bereiden of na te kijken. En dan nog kom ik altijd tijd te kort

Bijna 6 op de 10 leraren vindt dat ze te weinig tijd hebben voor het lesgeven zelf en dat een goede verdeling zoek is. ‘Ik zou graag willen dat lesgeven en voor- en nabereiding de hoofdmoot van het werk zouden zijn en dat de overige taken: e-mails beantwoorden, vergaderen, alle administratieve rompslomp van de leerlingvolgsystemen etc. af zouden nemen.’ Veel collega’s sluiten zich daarbij aan. ‘Te veel onzinnige taken kosten te veel tijd’, aldus een docent uit het vo.

Naast de werkdruk zien geënquêteerden dat lang niet alle collega’s van het complete lerarenteam voldoende onderlegd zijn. In het vo zijn ze hierover kritischer dan in het po. Zo geeft 20 procent van de 784 ondervraagde vo-docenten aan dat het niveau van de pedagogische vaardigheden in het team onvoldoende is. Specifiek voor leesvaardigheid (27 procent) en rekenen (een kwart) is dit aspect volgens docenten onder de maat. Bijna 1 op de 3 van de ondervraagde werknemers uit het po en vo kwalificeert de kwaliteit van hun eigen lerarenteam als ‘goed’, 57 procent kiest voor ‘redelijk goed’.

Mentaliteit en niveau

Docenten uit het voortgezet onderwijs valt verder op dat het niveau van basisschoolleerlingen bij hun entree op de middelbare school soms extreem laag is. ‘Dat gat is nauwelijks weg te werken’, schrijft een geënquêteerde. ‘Ze kunnen niet of nauwelijks begrijpend lezen en schrijven met een pen kunnen ze ook niet.’ De mentaliteit van de leerlingen bekritiseren ze in de open vragen. Zo schrijft een vo-docent: ‘Ik denk dat de mentaliteit en inzet van leerlingen is veranderd en ook dat de ouders vaak minder betrokken zijn en veel bij de docent neerleggen in plaats van zelf een goede basis voor hun kind te verzorgen.’

De mentaliteit en inzet van leerlingen is veranderd. Ouders zijn vaak minder betrokken en leggen veel bij de docent neer in plaats van zelf een goede basis voor hun kind te verzorgen

Vastleggen

Als het onderwijspersoneel het voor het zeggen had, dan zou snel worden vastgelegd hoeveel leerlingen er maximaal in een klas mogen zitten en hoeveel zorgleerlingen daarbij mogen. Het Onderwijsblad publiceerde eerder al over passend onderwijs en de obstakels waar leraren mee te maken krijgen. Dat komt wederom in deze peiling naar voren. ‘Te veel zorgleerlingen waardoor de rest van de klas de aandacht niet krijgt.’

De administratielast is een ander probleem waaraan ze paal en perk willen stellen. Verder is er veel behoefte om vast te leggen wat er onder het voor-en nawerk wordt verstaan. In de jongste cao primair onderwijs heeft AOb-bestuurder Thijs Roovers dit specifiek laten opschrijven. Een leraar in het voortgezet onderwijs schrijft: ‘Als op mijn school alle overige taken -decanaat, zorg, management, schoolreisjes, surveillance, coaching, schoolfeesten enz.- door niet-docenten worden gedaan en elke gediplomeerde docent weer doet waarom hij docent is geworden, is er geen lerarentekort. Doordat klassen zo vol zijn proberen mensen middels taken meer rust te vinden.’

Aantrekkelijker maken

“Dit onderzoek is helaas een bevestiging van het beeld dat we al kennen”, zegt AOb-voorzitter Tamar van Gelder. “En dat is al heel zorgelijk. We waren al door het ijs heen gezakt.” De AOb-voorzitter zegt dat iedereen weet wat er moet gebeuren. “Onderwijspersoneel geeft dat wederom aan: tijd voor lesgeven, kleinere klassen, minder bijzaken, tijd en aandacht voor zorgleerlingen en ook de professionalisering zodat je weet wat je zulke leerlingen kunt bieden.”

De ondervraagde AOb-leden zijn het hiermee eens. Ze noemen een combinatie van factoren om het vak aantrekkelijker te maken en zo nieuwe collega’s te trekken. Allereerst willen ze kleinere klassen. Deze optie werd het meest aangevinkt, gevolgd door minder taken buiten het lesgeven om én wederom minder zorgleerlingen. Pas daarna komt een beter salaris. Meer autonomie scoort ook goed net als meer tijd voor het voor- en nawerk.

Formatie

Van Gelder wijst op de formerende partijen. “De uitdagingen in het onderwijs moeten op het lijstje van de formerende partijen komen. Ze hebben direct effect op alle zaken in de maatschappij.”

Over het onderzoek

Het onderzoek is gehouden tussen 28 februari en 11 maart 2024. Aan het onderzoek deden 2369 mensen mee die werkzaam zijn in het primair of voortgezet onderwijs en lid zijn van de AOb. Het overgrote deel is leraar in het primair onderwijs: 1016 (exclusief het speciaal onderwijs). In totaal vulden 784 docenten uit het voortgezet onderwijs (exclusief het speciaal onderwijs) de vragenlijst in. Ook collega's die als schoolleider of in een andere functie werken, deden mee aan het onderzoek, al vormden zij een kleiner deel.

Kijk het item van EenVandaag terug: