Algemeen

Leraar in opleiding worstelt met lesmethoden

Opleidingen en methodemakers schieten tekort in de ondersteuning van leraren in het primair en voortgezet onderwijs. “Het stoort me dat wat ik leer op de opleiding zo veraf staat van de alledaagse praktijk.”

Tekst Michiel van Nieuwstadt - Redactie Onderwijsblad - - 9 Minuten om te lezen

Onderwijsmethoden1

Het is enorm belangrijk dat lerarenopleidingen de praktijk van alledag betrekken in hun onderwijs. Beeld Nanne Meulendijks

Jeff van der Linden heeft het zwaar voor de klas. Als tweedegraads docent Nederlands en eerstegraads docent in opleiding is hij fulltime aan de slag bij de Trevianum scholengroep in Sittard. “In principe draai je als voltijdleraar 25 lesuren van 50 minuten”, zegt hij. “Ik heb één dag verlof vanwege mijn opleiding, maar de combinatie van het lesgeven met de opleiding en mijn gezinsleven ga ik niet lang meer volhouden.” Van der Linden schreef vorig jaar een dapper opiniestuk in Trouw. ‘Ik ben als leraar nu al opgebrand’, stond erboven.

Met de methode als leidraad hoef je niet alles zelf te verzinnen

Gelukkig blijkt hij niet van plan om zijn nieuwe vak op te geven. Opvallend is wel dat Van der Linden de stress en werkdruk die hij ervaart deels wijt aan de manier waarop hij is opgeleid aan de deeltijd lerarenopleiding van de Fontys Hogeschool in Sittard. De opleiding verwacht van hem dat hij innovatieve lessen bedenkt en dat hij zijn eigen onderwijs ontwerpt. Een standaard les geven volgens de methode lijkt uit den boze. Sterker, werken met een lesmethode is tijdens zijn opleiding amper aan bod gekomen. “Dat is toch raar”, zegt Van der Linden. “Ik begrijp dat een opleiding moet inspireren, dat ik vooruit moet lopen op de praktijk en moet nadenken over de toekomst van het leraarschap, maar het is jammer dat wat ik leer op de opleiding zo veraf staat van de alledaagse praktijk.”

Dit artikel verschijnt deze maand in het Onderwijsblad. Wil jij het blad ontvangen? Word lid!

Lerarenopleider Frits Criens van Fontys had Van der Linden tijdens zijn tweedegraads opleiding in Sittard in de klas. “Hij ontwierp prachtige lessen, maar ik ben er wel erg van geschrokken dat wij hem het idee hebben meegegeven dat je elke dag op dat niveau moet presteren.”

Criens benadrukt dat Van der Linden de tweedegraads deeltijdopleiding volgde (die jaarlijks zo’n 35 leraren Nederlands aflevert). In de veel kleinere voltijd opleiding (die jaarlijks circa 8 leraren aflevert) leren studenten volgens hem wel methodes gebruiken als basis voor hun lessen.

Lessen kleur geven

Lesmethoden zijn dus geen taboe op pabo’s of lerarenopleidingen. Lerarenopleider Vincent Grit heeft bij opleidingen in het primair en voortgezet onderwijs, juist geprobeerd studenten te leren hoe ze methodes moeten gebruiken en hoe ze die kunnen aanpassen aan hun eigen wensen en voorkeuren. “Het is enorm belangrijk dat lerarenopleidingen de praktijk van alledag betrekken in hun onderwijs”, zegt hij. “Bijvoorbeeld door leraren in opleiding de methode die ze op hun stageplek gebruiken mee te laten nemen naar hun opleiding.” Lesmethodes gebruiken, en de sterke en zwakke punten daarvan ontdekken, helpt studenten vooruit en Van der Linden had graag zo leren werken. “Met de methode als leidraad hoef je niet alles zelf te verzinnen”, zegt hij.

Methodemakers laten hun oren hangen naar de markt

Probleem is dat lesmethoden op cruciale punten tekortschieten. Neem het activeren van voorkennis. Deze didactische vorm staat op nummer 1 in de voorwaarden voor een effectieve les, die zes onderwijswetenschappers in 2019 samenvatten in het boekje Wijze lessen. Maar methodes doen het lang niet altijd. Als het niet in de handleiding staat, kun je als leerkracht natuurlijk best de kennis van je leerlingen opfrissen met een quiz of een klassikale bespreking van het huiswerk van de vorige les. “Jammer genoeg bemoeilijkt de digitalisering van lesmethoden dergelijke aanpassingen”, zegt Grit. “Lesmethoden, met name in het primair onderwijs, bieden vaak een digitale presentatie waar de leraar tijdens de les doorheen klikt. Voor eigen inbreng, zoals het activeren van voorkennis, moet de leraar de digitale omgeving verlaten en er dan later weer in terugkeren. Dat is niet handig.”

Van der Linden vult zijn weekends en avonden met het zoeken naar interessante teksten en verrassende werkvormen om zijn lessen kleur te geven. “Het is nooit zonde van je tijd”, zegt hij. “Je leert ervan en ik zie dat leerlingen er soms ook enthousiast van raken.” Teksten in lesmethodes zijn vaak kort en eenvoudig. Dat is een gemiste kans, omdat onderzoek heeft uitgewezen dat tekstbegrip juist vooruitgaat met het lezen van verschillende langere teksten over een specifiek onderwerp. Het gebrek hieraan in methoden kan een verklaring zijn voor de belabberde Pisa-scores van Nederlandse leerlingen op leesvaardigheid.

“Het zelf zoeken en selecteren van dat soort rijke teksten is een enorme klus”, waarschuwt Grit. “Je moet al die teksten lezen om ze inhoudelijk te beoordelen en om te zien of ze elkaar aanvullen rond een bepaald onderwerp.” Toen Grit zelf nog Engels gaf op het Thomas à Kempis College in Zwolle probeerde hij zijn taallessen al wel te combineren met de opbouw van kennis over Engelstalige landen. “Toch vind ik dat die systematische kennisopbouw nu juist iets is dat een goede methode moet bieden.”

Flink aan de bak

Lerarenopleider Erik Meester (van de Radboud Universiteit Nijmegen) heeft ervaring met het ontwerpen van effectieve lessen op basis van bestaande methoden in het primair onderwijs. “Dat bleek enorm lastig”, zegt hij. “Veel lesmethoden gaan uit van onderzoekend leren en zelfwerkzaamheid van leerlingen. Ik begrijp wel dat methodemakers daarmee de populariteitsprijs winnen, want sommige leraren zetten leerlingen na een eenvoudige uitleg graag snel aan het werk met eenvoudige oefeningen, maar effectief is het niet.”

Docenten moeten eerst maar eens kilometers maken

Uit onvrede met het bestaande aanbod en de hardnekkige weigering van de overheid om kennisverwerving te verbinden met de kerndoelen heeft Meester besloten zelf een methode te ontwikkelen voor wereldoriëntatie, waarin taalontwikkeling en kennisopbouw worden gecombineerd.

In de lesmethode, die hij ontwikkelt in samenwerking met het Nederlands Mathematisch Instituut, zijn didactische vormen voor verschillende lesfasen en detail uitgewerkt. Neem de fase tussen de uitleg en het moment waarop leerlingen zelfstandig met stof aan de slag gaan: het begeleid inoefenen. “Het is een fase waarin de leraar leerlingen bij de hand neemt en in een spel van vraag-antwoord controleert of leerlingen de stof begrepen hebben”, vertelt Meester. Dat kan bijvoorbeeld met cold calling (vragen stellen aan willekeurige leerlingen) of elementen van samenwerkend leren (‘leg dit begrip uit aan je schoudermaatje’).

 

“In lesmethoden ontbreekt de fase van het begeleid inoefenen vaak helemaal”, zegt Grit. “Begrijpelijk misschien, want je aanpak zal ook afhangen van de antwoorden en het niveau van leerlingen. Maar het heeft misschien ook te maken met het feit dat methodemakers hun oren laten hangen naar de markt. Begeleid inoefenen is een intensieve les-fase waarin leraren non-stop ‘aan’ staan. Daarvoor moet je flink aan de bak.”

Onuitroeibare wegwerpboekjes

Docenten Nederlands in het voortgezet onderwijs laten de methode vaak bepalen welke lesstof aan bod komt, maar niet hoe zij lesgeven. Uit een steekproef onder 77 docenten Nederlands van de gratis app Teacher Tapp bleek eerder dit jaar dat de methode voor slechts 29 procent van hen bepalend is voor de manier waarop ze lesgeven. “Mijn ervaring is dat docenten in het voortgezet onderwijs flexibeler omgaan met de methode dan leraren in het primair onderwijs”, zegt Grit.

Van der Linden is “inhoudelijk best tevreden” over de lesmethode Talent die hij gebruikte op zijn vorige school, het Sintermeertencollege. “Leerlingen worden uitgedaagd om na te denken over taal”, zegt hij. Over de werkboeken is hij minder te spreken: “Die wegwerpboekjes en de oefeningen in de online omgeving komen de kwaliteit niet ten goede. De opdrachten zijn vaak erg kort en bestaan vooral uit invuloefeningen. Het opschrijven van korte antwoorden in een boek nodigt leerlingen niet uit om echt met taal aan de slag te gaan. De oefeningen in de populaire lesmethode Nieuw Nederlands, die hij gebruikt op zijn huidige school, noemt Van der Linden weinig inspirerend. “Leerlingen krijgen repetitieve oefeningen voorgeschoteld waarbij ze een eerder aangeleerd trucje moeten toepassen.”

Het is natuurlijk mooi dat lerarenopleidingen de ruimte krijgen, maar dat mag niet ten koste gaan van de kwaliteit

De waarde van dit soort werkboekjes is twijfelachtig, maar ze zijn onuitroeibaar. Voordat Erik Meester zelf aan een methode begon, nodigde een grote uitgever hem uit om samen te werken. Dat bleek toch al lastig, want de Nijmeegse lerarenopleider wilde werken met lange rijke teksten en de zelfwerkzaamheid terugschroeven, geen populaire aanpak bij de lerarenpanels waar de uitgever mee werkt. Maar de lesboekjes waren uiteindelijk het breekpunt.

Meester wil dat leerlingen tijdens de instructie meeschrijven of tekenen in hun schrift. “Een definitie of een schema moeten ze overnemen”, zegt hij. “In een schrift leren leerlingen zelf verwoorden en weergeven wat ze geleerd hebben. Uit wetenschappelijk onderzoek weten we dat die actieve verwerking van lesstof essentieel is, maar daar viel met de uitgever niet over te praten. De verkoop van leer-werkboeken die elk jaar opnieuw moeten worden aangeschaft, is een cruciaal onderdeel van zijn businessmodel.” Ook Grit is fan van lege schriften in plaats van werkboekjes. “Het gebruik van een schrift helpt enorm bij het verwerken van nieuwe stof.”

Eerst ervaring, dan pas visie

Duidelijk is dat er voor zowel methodemakers als opleidingen nog veel te verbeteren valt om te komen tot een optimale ondersteuning van leraren. Op het Trouw-opiniestuk van Van der Linden reageerden meer dan zestig mensen via Linkedin, veelal met steunbetuigingen. ‘Schaam je niet om een methode te gebruiken’, schreef een oud-biologeleraar. ‘De methodes zijn ook niet altijd goed, maar dan toch liever dat’, aldus een eerstegraads docent scheikunde. En een wiskundedocent betwijfelt of beginnende docenten überhaupt hun eigen onderwijs kunnen ontwerpen, zoals sommige lerarenopleidingen dat van hen verwachten. Zelfs met elf jaar ervaring was het voor hem ‘superintensief’ om zonder een methode te werken. ‘Het had niet heel veel eerder gekund.’

Grit vindt dat lerarenopleidingen studenten nu lastigvallen met zinloze opdrachten en bezigheidstherapie. “Zo heb ik leren werken met Scrum, een managementmethode die is overgewaaid uit de softwarebranche. Zinloos. En ik vind ook dat het nergens op slaat om studenten in het begin van hun opleiding te laten bedenken wat hun visie op onderwijs is. Je zult als leerling toch eerst kennis moeten hebben over goed lesgeven, voordat je daarover je eigen oordeel kunt vormen.”

Lerarenopleider Criens neemt de kritiek ter harte. “Ik ben het ermee eens dat we in de deeltijdopleiding misschien te vroeg werken aan het ontwikkelen van een visie, terwijl mensen misschien beter eerst kilometers zouden kunnen gaan maken.” Grit verwacht dat de flexibilisering van de lerarenopleidingen, gericht op het binnenhalen van zij-instromers die graag snel voor de klas willen, de situatie verder zal verslechteren. “Het curriculum wordt er alleen maar vager op, als mensen met tal van verschillende trajecten hun lerarendiploma behalen.”

Grit pleit voor een landelijk curriculum. “De huidige bekwaamheidseisen vormen geen curriculum waarin duidelijk wordt gemaakt welke kennis leraren nodig hebben om hun vak uit te oefenen. Die eisen laten zoveel open dat een lerarenopleiding er alle kanten mee op kan. Zo is er ruimte om onderwijsmythen te behandelen zoals leerstijlen, of niet-effectieve didactiek aan te leren zoals ontdekkend en gepersonaliseerd leren. Het is natuurlijk mooi dat lerarenopleidingen de ruimte krijgen, maar dat mag niet ten koste gaan van de kwaliteit.”