PO
VO

Kritiek groeit op aanpak lerarentekort: "Er is méér nodig"

Terwijl onderwijsminister Mariëlle Paul door wil op de ingeslagen weg, hebben belangrijke onderdelen uit de aanpak van het lerarentekort vertraging opgelopen. Toch waarschuwt AOb-voorzitter Tamar van Gelder voor korte termijn-noodgrepen die het vak uithollen. “We moeten de lat hoog leggen.”

Tekst Arno Kersten - Redactie Onderwijsblad - - 5 Minuten om te lezen

tt_lerarentekort

Typetank

Een van die vertraagde onderdelen zijn strengere eisen aan personeelsbeleid van schoolbesturen, bedoeld om werken in het onderwijs aantrekkelijker te maken met bijvoorbeeld meer vaste contracten. Die wet zou in augustus dit jaar moeten ingaan, maar het wetsvoorstel 'strategisch personeelsbeleid' gaat pas op z’n vroegst in het najaar naar de Tweede Kamer. Ook het opzetten van de regionale aanpak - via pilots en voorloperregio’s - kost meer tijd. Een landelijk dekkend netwerk van onderwijsregio’s wordt begin januari 2025 verwacht, later dan aanvankelijk gedacht. Bij de uitvoering zijn veel onderwijsorganisaties betrokken. Veel tijd is gemoeid met afstemming aan overlegtafels.

Ik hoop dat de minister ervoor zorgt dat de schwung er meer in komt

Dat signaleert ook Lodewijk Asscher, die op verzoek van de minister eind 2022 een advies afleverde over de aanpak. “De ernst van de problematiek vraagt dat we tempo maken. We weten wat het lerarentekort betekent voor de onderwijskwaliteit en wat dat betekent voor kinderen. Ik zie in een aantal regio’s mooie dingen gebeuren, maar ik zie ook dat veel tijd verloren gaat aan praten. Ik hoop dat de minister ervoor zorgt dat de schwung er meer in komt.”

AOb-voorzitter Tamar van Gelder onderschrijft de grote urgentie. Tegelijkertijd benadrukt ze dat er alleen iets met draagvlak van de grond komt als de beroepsgroep zelf aan tafel zit. “Dat was lange tijd veel te weinig het geval, maar in de huidige aanpak is dat wel verankerd. Dat wil zeggen: op papier ziet het er goed uit. Maar ik zie ook regiobijeenkomsten van projectleiders waar geen leraar aan te pas komt. Dus we moeten die betrokkenheid van leraren ook écht in de praktijk brengen. En dat kan niet zonder een lerende aanpak met die pilots, om te ervaren en ontdekken wat wel en niet werkt. Begrijp me goed: wij vinden ook dat er niet getreuzeld moet worden. Maar alles wat je nu bedachtzaam en doordacht doet, betaalt zich later uit.” Een grote stap vooruit noemt ze het 'Opleidingsberaad leraren', waarin de beroepsgroep zelf meer invloed krijgt op de basis van het onderwijsprogramma van de lerarenopleidingen.

Alles wat je nu bedachtzaam en doordacht doet, betaalt zich later uit

Eind 2022 stelde de minister samen met onderwijsorganisaties een werkagenda op om de personeelskrapte aan te pakken. Daarin zijn de te nemen stappen uitgestippeld op onderdelen als de regionale aanpak, onderwijstijd en opleidingseisen. Afgelopen december kwamen - naar jaarlijkse traditie - de nieuwste cijfers over het lerarentekort naar buiten. Die waren nóg alarmerender, ook dat is inmiddels een trend. Het is alweer bijna vier jaar sinds het veelgeprezen advies van ‘aanjager’ Merel van Vroonhoven. Zij pleitte ook voor een regionale aanpak, met een grote inbreng van leraren.

Los zand

De huidige aanpak, zo vinden sommige critici, ontbeert samenhang en visie voor de lange termijn. ‘Los zand’, noemde de gepensioneerde lerarenopleider en vakdidacticus Theo Witte de maatregelen onlangs in de Volkskrant. ‘Het ontbreekt aan visie en een plan voor de komende tien à vijftien jaar.’ Onlangs pleitten de onderwijsbonden en -werkgevers samen al voor een deltaplan - een langjarige agenda - tegen het lerarentekort. Dat geluid vindt inmiddels weerklank in de Tweede Kamer. Die nam onlangs - tegen de zin van de minister - een motie van GroenLinks/PvdA aan voor een noodplan tegen het lerarentekort ‘kwalitatief en kwantitatief, voor de duur van minstens vijftien jaren’.

De Tweede Kamer geeft hiermee een duidelijk signaal af

“De Tweede Kamer geeft hiermee een duidelijk signaal af”, reageert Asscher. “Je kunt als minister altijd op twee manieren naar zo’n motie kijken. Je kan het opvatten als onterechte kritiek want we werken al heel hard. Of je ziet het als een aanmoediging om er een schepje bovenop te doen omdat de Tweede Kamer vindt dat er méér nodig is. Mijn uitleg zou die laatste zijn.”

Minister Paul ontraadde de motie omdat ze hem “overbodig” vindt, zo legde ze in de Tweede Kamer uit, verwijzend naar de werkagenda uit 2022 die ze samen met onderwijsorganisaties uitvoert. Bij navraag door het Onderwijsblad laat een woordvoerder van de minister weten: “We ondersteunen de motie, maar de minister heeft deze ontraden omdat we hier al mee bezig zijn.” Dit is echt wat anders, reageert AOb-voorzitter Van Gelder. “Het deltaplan kijkt een stuk verder vooruit dan de huidige aanpak en brengt meer elementen in samenhang bij elkaar.”

Woensdag praat de Tweede Kamer met de minister over de aanpak van het lerarentekort. Een advies dat Van Gelder graag meegeeft: “Laat je niet verleiden tot noodgrepen voor de korte termijn die het vak uithollen en de status degraderen. Zorg ervoor dat we de lat hoog leggen.“

Reactie ministerie van onderwijs

De invoering van wettelijke eisen aan personeelsbeleid:
‘Wetstrajecten kennen verschillende stappen en vragen altijd om zorgvuldigheid. In dit geval zijn op de internetconsultatie strategisch personeelsbeleid van het wetsvoorstel ruim 200 reacties binnengekomen. Deze reacties worden nauwgezet bekeken en kunnen leiden tot aanpassingen van het wetsvoorstel en de memorie van toelichting hierbij. We verwachten dat het verwerken van de reacties meer tijd kost dan verwacht. Daarom hebben we alvast aan de Kamer gemeld dat het wetsvoorstel waarschijnlijk komend najaar aan de Kamer wordt verstuurd.’

De invoering van een landelijk netwerk van onderwijsregio’s:
‘Er zijn inmiddels 28 onderwijsregio’s waarin schoolbesturen, lerarenopleidingen en de beroepsgroep samenwerken aan het werven, matchen, opleiden, begeleiden en professionaliseren van onderwijspersoneel. Daarnaast zien we op diverse plekken onderwijsregio’s-in-wording. Nieuw hierbij is dat leraren, scholen, opleiders en gemeenten vanaf het begin af aan nauw samenwerken en over hun eigen schaduw heen stappen voor het bredere algemene belang: een stevige aanpak van de tekorten en een goede ontwikkeling van het beroep. Het organiseren van zo’n samenwerking is een proces; vraagt draagvlak en commitment van veel partijen en is niet iets wat je in één dag opzet. Dit kost tijd.’