VO

Internationale schakelklassen lopen over

Sinds de oorlog in Oekraïne is de druk op internationale schakelklassen landelijk sterk toegenomen. In combinatie met het lerarentekort en de wankele bekostiging ontstaan er grote problemen.

Tekst Astrid van Unen - - 6 Minuten om te lezen

isk Wolfert Rdam 012 v2

beeld: Rob Niemantsverdriet

De internationale schakelklas (isk) van de Wolfert van Borselen scholengroep biedt als één van de weinige isk’s in Nederland een breed vakkenpakket aan: Nederlands, Engels, wiskunde, aardrijkskunde, geschiedenis, biologie, tekenen, drama en sport. Daar begint elke leerling mee, ook als die nog geen Nederlands kan. “Na vier maanden gebruiken we al de boeken uit het reguliere onderwijs”, zegt teamleider isk Ronald van Veen. “In het tweede jaar worden de vakken aangevuld met economie, natuur- en scheikunde.”

De school biedt nu ruimte aan 162 isk-leerlingen. Het is een relatief kleine isk in vergelijking met anderen, ook omdat deze scholengroep alleen leerlingen opneemt die kunnen doorstromen naar vmbo-t, havo of vwo. Dat maakt de school uniek en in de regio Rotterdam ook gewild. Tegenwoordig komt ruim een kwart van de leerlingen uit Oekraïne. “Normaal gesproken hebben wij bijna het hele schooljaar ruimte voor nieuwe leerlingen, maar nu zitten we al sinds augustus nagenoeg vol.”

Tegenwoordig heb ik geen aparte opvangklas meer om leerlingen bij te spijkeren

Tussentijds leerlingen van andere isk’s toelaten, omdat ze een hogere score dan vmbo blijken te hebben, lukt al niet meer, zegt Van Veen. Hij ziet voor- en nadelen. “Voor het onderwijsprogramma is een gevulde klas fijn. Je hebt dan geen last van leerlingen die tussentijds instromen en bijgeschoold moeten worden. Maar tegenwoordig heb ik geen aparte opvangklas meer om leerlingen bij te spijkeren. Die moesten we opofferen, omdat er zoveel aanmeldingen kwamen sinds vorige zomer. Dat is jammer, want die aparte opvangklas was ook handig voor leerlingen die langzaam Nederlands leren. De consequentie is dat ze achter het tempo aan blijven hobbelen. Die leerlingen hebben het taalniveau niet om het onderwijs bij te benen.”

Dat Nederlandse taalniveau, daar wringt het in deze nieuwe situatie. Oekraïense leerlingen gaan ervan uit dat ze op korte termijn weer kunnen terugkeren, waardoor ze weinig investeren in de Nederlandse taal. Van Veen: “Je merkt aan een deel van de Oekraïense leerlingen dat het Nederlands van ondergeschikt belang is. Maar zij zullen na twee jaar isk niet kunnen doorstromen. Er zijn oudere leerlingen, die naast de isk ook het voortgezet onderwijs in Oekraïne online volgen. Als zij bijvoorbeeld een jaar isk achter de rug hebben, kunnen ze hbo of universiteit gaan doen op een internationale school. Die mogelijkheid biedt Nederland ook.”

Oekraïense leerlingen wonen vaak in opvanglocaties met uitsluitend Oekraïners

Veel Oekraïense leerlingen staan nog met één been in hun thuisland, ziet Van Veen. “Het merendeel woont met hun moeder, vader zit aan het front in Oekraïne. Dat is bijzonder. Ze hebben veel contact met het thuisfront en gaan tijdens schoolvakanties naar Oekraïne, op familiebezoek. In mijn ogen zijn het vluchtelingen, maar toch zijn ze heel anders. Een Afghaan bijvoorbeeld kan niet terug naar zijn thuisland.” Daarnaast speelt mee dat Oekraïense leerlingen vaak in opvanglocaties wonen met uitsluitend Oekraïners. Het enige dat ze thuis horen is hun eigen taal, zegt Van Veen. “Voor tijdelijke opvang is dat niet erg, maar nu… In Vlaardingen is zelfs een Oekraïens dorp gebouwd van prefab huizen. Dat is niet bevorderlijk voor de integratie. En dit werd niet gedaan voor de Syriërs of mensen uit voormalig Joegoslavië. Bij hen is juist ingezet op integratie.”

Ronald van Veen is teamleider isk op de Wolfert van Borselen Scholengemeenschap in Rotterdam. “Normaal gesproken hebben wij bijna het hele schooljaar ruimte voor nieuwe leerlingen, maar nu zitten we al vanaf augustus nagenoeg vol.”

Van Veen vertelt over vorig schooljaar, toen er een klas met uitsluitend Oekraïense topleerlingen van zestien à zeventien jaar was gevormd. “Ze vormden een eilandje binnen de isk. Onderling waren ze heel hecht. Wij voelden ons als docenten buitenstaanders in die groep. Een deel van hen heeft online eindexamen in Oekraïne gedaan en deed niet z’n best om Nederlands te leren. Hun hoofddoel was het diploma halen. Ons hoofddoel is hen Nederlands te leren. Daar wringt het. In andere klassen is de helft Oekraïens en de andere helft uit andere landen. Die mengen wel goed.” 

Het te weinig investeren in de Nederlandse taal leidt nu vaker tot zittenblijven, zegt Van Veen. “Zeven leerlingen zijn dit jaar opnieuw het eerste jaar ingegaan, terwijl ze al een jaar basisonderwijs achter de rug hadden. Dit gebeurt wel vaker, maar nu zijn het er wel veel. Voornamelijk Oekraïense leerlingen. Aan het eind van dit schooljaar verwacht ik dat zo’n dertig leerlingen een derde leerjaar isk moeten volgen, om het Nederlands op niveau te krijgen.”

Ik voorzie personeelsproblemen

En dan speelt er nog het personeelstekort. “Het lukt nog net om aan leraren te komen. In de toekomst krijgen we vier nieuwe lokalen erbij, die worden op dit moment gebouwd. Dan gaan we richting de tweehonderd leerlingen. Maar ik voorzie wel personeelsproblemen. Voor een vak als wiskunde kunnen we niemand extra vinden. Twee klassen extra betekent twintig uur Nederlands. Het liefst hebben we een tweedegraads bevoegd docent Nederlands, geen NT2-docent. Maar ik denk dat we weinig te kiezen hebben.”

Landelijk beeld

De druk op isk’s, wachtlijsten en de worsteling met Oekraïense leerlingen rondom de Nederlandse taal is een landelijk beeld, bevestigt Hariëtte Boerboom, consultant bij het Lowan, een organisatie die onderwijs aan nieuwkomers ondersteunt. Zij spreekt van een verdubbeling van het leerlingenaantal op de isk’s in anderhalf jaar. “Vanaf januari 2023 zagen we ineens ellenlange wachtlijsten en zelfs leerlingenstops, en dat kenden we echt niet in ons onderwijs. Voor de zomervakantie stonden er ruim drieduizend leerlingen bij isk’s op wachtlijsten. Het is heel lastig voor de scholen. Als je kijkt naar het lerarentekort bijvoorbeeld, dan heb je een giga-probleem.” Volgens Boerboom komt dit door de toenemende komst van vluchtelingen uit centra van het coa en de noodopvangcentra van de gemeenten, niet alleen door Oekraïense vluchtelingen. “Ook vluchtelingen uit bijvoorbeeld Syrië en het toegenomen aantal alleenstaande minderjarige asielzoekers zijn hier debet aan.”

Door de wachtlijsten kunnen leerlingen niet op tijd beginnen

Als ander struikelblok noemt Boerboom de bekostiging van het isk-onderwijs. “De twee grootste problemen zijn: door de wachtlijsten kunnen leerlingen niet op tijd beginnen, en hoe minder tijd, hoe minder bekostiging. Daarnaast houden sommige leerlingen plaatsen bezet, omdat ze in twee jaar nog niet klaar zijn om door te stromen.” De zogenoemde Nieuwkomersbekostiging VO start bij aankomstdatum in Nederland en dan voor de duur van twee jaar. Dit is onafhankelijk van de daadwerkelijke onderwijsperiode. Voor een leerling die nu na zes maanden pas naar school kan, bijvoorbeeld omdat de wachtlijsten lang zijn, ontvangt de school nog maar voor anderhalf jaar de nieuwkomersbekostiging. “Dit speelt al enige tijd en is nog steeds niet opgelost”, zegt Boerboom.

Verhuizen

Het dilemma is ook dat vluchtelingen een paar maanden in de noodopvang blijven en dan weer moeten verhuizen naar een andere streek. Dat herhaalt zich. “Als leerlingen elders worden geplaatst, moeten ze in een nieuwe regio naar een isk. Ook dat heeft invloed op de financiering. Daarnaast worden alleenstaande minderjarige vluchtelingen soms met honderden samen gezet. Dat levert een grote druk op de isk’s.”

Leerlingen moeten toch verder kunnen in hun leven

Boerboom hoort ook van andere scholen dat Oekraïense leerlingen moeizamer integreren. “Maar je ziet ook veranderingen. Er zijn steeds meer Oekraïense ouders en leerlingen die zich gaan richten op het Nederlandse onderwijs. Die realiseren zich dat ze toch echt wel langer in Nederland zullen moeten blijven. Een ander deel is nog steeds wel erg betrokken op hun thuisland, en die zullen in gesprekken duidelijk mee moeten krijgen dat het Nederlands onderwijs belangrijk is voor hun kind. Want leerlingen moeten toch verder kunnen in hun leven.”