Algemeen

De nieuwe pensioenregeling: hier kies je voor

Met het nieuwe pensioenstelsel gaat er heel wat veranderen. Wat precies? Na stevige onderhandelingen over de uitwerking is daarover nu meer duidelijkheid. Dit voorjaar zijn de AOb-leden aan zet.

Tekst Lizanne Schipper - - 6 Minuten om te lezen

Pensioenpotjes

Beeld: XF&M

Veranderen gaan de pensioenen in Nederland sowieso, dat is wettelijk vastgelegd. Maar hoe dat precies gaat uitpakken voor de werknemers, dat bepalen de sociale partners zelf. Eind vorig jaar zijn de vakbonden (FNV en AOb), werkgevers en pensioenfonds ABP na veel informatiesessies en onderhandelingen tot een voorlopig akkoord gekomen. Daarin is de uitwerking van allerlei zaken vastgelegd. Eind februari hopen de partijen een uitgewerkte versie te hebben met alle details, dit is ook verplicht vanuit de nieuwe wet. Deze versie leggen de bonden eind maart, conform de wet, voor aan verenigingen voor gepensioneerden. Vanaf april vraagt de AOb aan alle leden om daarover te stemmen.

Potje blijft vol

Als in 2027 de nieuwe pensioenregeling is ingegaan, kan het vergelijken van de jaarlijkse pensioenoverzichten in de lerarenkamer wel eens verrassingen opleveren. Dan kan blijken dat de jonge collega’s 10 procent pensioenrendement krijgen bijgeschreven, terwijl oudere collega’s met bijvoorbeeld 5 procent genoegen moeten nemen. Na een slecht beursjaar zal juist de laatste groep een beter resultaat boeken. Iedereen heeft voortaan namelijk zijn eigen pensioenpotje, met een beleggingsbeleid dat is afgestemd op leeftijd. 

Nog even de basics

Hoe gaat het nieuwe pensioenstelsel er ook alweer uitzien? Terwijl het pensioenfonds nu over één grote pot pensioenvermogen beschikt en dat op één manier belegt, krijgt in het nieuwe stelsel elke deelnemer zijn eigen potje. Het voordeel is dat de beleggingen dan afgestemd worden op de leeftijd. Zo kan het geld van jonge deelnemers volledig in risicovollere beleggingen worden gestoken, zoals aandelen en vastgoed. Die leveren doorgaans meer rendement op en er is genoeg tijd om tussentijdse beursdips op te vangen. Vanaf 45 jaar wordt het risico vervolgens geleidelijk afgebouwd, door obligaties aan de beleggingsportefeuille toe te voegen. Als het moment nadert dat de beleggingen voor een pensioen moeten gaan zorgen, is er meer zekerheid nodig.

Voordelen

AOb-beleidsmedewerker Roelf van der Ploeg ziet voordelen. “Op dit moment past het beleggingsbeleid niet bij de specifieke behoefte van de verschillende groepen. Jongeren leveren een deel van hun rendement voor ouderen in, terwijl ouderen een deel van hun bescherming opgeven. Dat gaat dus veranderen.” Nog een voordeel van de nieuwe aanpak: mocht je na een aantal jaar in het onderwijs besluiten voor jezelf te beginnen wat op dit moment qua pensioenopbouw erg ongunstig is dan heb je met de nieuwe regeling al een groot deel van je pensioen binnen.

 

Is dat niet zenuwslopend, zo’n telkens wisselend resultaat? Volgens Roelf van der Ploeg die vanuit de AOb betrokken was bij de onderhandelingen valt dat mee. Naarmate de pensioenleeftijd nadert, neemt de zekerheid over je beschikbare pensioenvermogen toe, legt hij uit. Jaarlijks vermeldt je pensioenoverzicht hoe groot de pot naar schatting wordt. Voor een 25-jarige kan de opbrengst nog fluctueren tussen 325 en 45 procent van het inkomen, afhankelijk van een goed, normaal of slecht beursscenario. Maar die verschillen nemen sterk af bij het ouder worden. “Wij koersen op een normaal scenario en streven naar een pensioen voor onze leden van 80 procent van hun middelloon bij 43 dienstjaren”, aldus Van der Ploeg.

Dat pensioenpotje is overigens niet écht van jezelf. Stel dat je vroeg zou overlijden, dan gaat het opgespaarde bedrag afgezien van het nabestaandenpensioen natuurlijk terug naar de reserves van het pensioenfonds. Daardoor is een levenslang pensioen mogelijk voor mensen die juist ouder dan gemiddeld worden. Leeg raakt het potje dus nooit.

Vet op de botten

Over naar de specifieke keuzes die de sociale partners hebben gemaakt voor het onderwijspensioen bij het ABP. Waar mogelijk blijft het accent liggen op solidariteit en zekerheid. Dat blijkt bijvoorbeeld uit de forse reserves die het ABP volgens het huidige voorstel gaat aanhouden. Naast het (verplichte) eigen vermogen van een kleine 5 miljard euro, gaat het om een operationele reserve van ongeveer hetzelfde bedrag en een solidariteitsreserve van zo’n 25 miljard euro. Die operationele reserve is vooral bestemd voor het opvangen van tijdelijke tegenvallers. Denk aan de onverwachte uitbraak van een pandemie, waarbij plotseling veel meer mensen overlijden en dus ook meer nabestaandenpensioen moet worden uitgekeerd.

Dan de solidariteitsreserve. Daaruit wordt onder meer geput als gepensioneerden geld tekort komen in een belabberd beursjaar. Een voorbeeld: als door slechte beleggingsresultaten nog maar 1900 euro per maand aan pensioen beschikbaar is in plaats van de oorspronkelijke 2000 euro, dan vult het ABP de uitkering aan uit de reserve. Stel dat de beleggingsresultaten het jaar daarop juist beter zijn, dan wordt dat bedrag weer ingehouden. Maar even voor de duidelijkheid: gaat de beurs alleen maar omhoog, dan stijgt het pensioeninkomen mee.

Sterke bescherming

Een andere zekerheid die de solidariteitsreserve biedt: als de beurs echt instort, krijgen ook werkende AOb-leden extra pensioenvermogen. Het verlies wordt dan beperkt tot 30 procent. Met het idee dat de rest van het verlies in de jaren daarna wel weer wordt goedgemaakt. Er is overigens nog een mechanisme dat al te grote schokken voorkomt: eventuele beursverliezen worden over meerdere jaren gespreid. In het huidige akkoord is gekozen voor drie jaar. Een langere periode zou ook mogen, maar uit onderzoek blijkt dat ABP-deelnemers liever wat sneller verlies pakken.

Verder komt de solidariteitsreserve bijvoorbeeld in beeld als de levensverwachting onverwacht stijgt. Om het pensioen op peil te houden, worden in die situatie de potjes aangevuld, van de gepensioneerden en van de werkenden.

Beeld: XF&M

Al met al wordt de solidariteitsreserve bij het ABP ‘behoorlijk fors’, zegt Van der Ploeg. “Wij hebben bij de onderhandelingen prioriteit gegeven aan een stabiele pensioenuitkering en die is met een flinke reserve langer vol te houden. Zo’n sterke bescherming zie je niet bij alle pensioenfondsen.” 

Dat sluit mooi aan op het tweede grote onderhandelingspunt waarover de leden in het voorjaar mogen stemmen: de hoogte van de pensioenpremie. Na pittige onderhandelingen met de werkgevers is afgesproken die op hetzelfde niveau te houden als nu en dat is wat hoger dan bij de meeste andere pensioenfondsen.

Volgens het voorlopige akkoord gaat de werkgever een pensioenpremie afdragen van 27,2 procent van het pensioengevend inkomen (dat is je inkomen minus de aow-franchise, dat wil zeggen het deel waarover je geen pensioen hoeft op te bouwen). Van die premie betaalt de werknemer 30 procent en de werkgever 70 procent. Daarmee wordt er relatief veel gespaard. Het was zoeken naar de balans, legt Van der Ploeg uit. “Met deze premie werk je ongeveer één dag per week voor je pensioen. Dat is ook wel het maximum. Maar wij horen vaak van gepensioneerden hoe blij ze zijn dat ze hun leven kunnen voortzetten zoals ze gewend waren. Dat is ze toch meer waard dan die dakkapel die ze zich anders misschien op hun dertigste hadden kunnen veroorloven.”

Met deze premie werk je ongeveer één dag per week voor je pensioen

Een klein deel van de premie die nu wordt voorgesteld (opgeteld 0,3 procentpunt), is gereserveerd voor een wat beter nabestaandenpensioen bij overlijden voor de pensioenleeftijd en een wat hoger arbeidsongeschiktheidspensioen. Daarover meer in de volgende aflevering van deze serie.

Ter discussie

Een flinke solidariteitsreserve en dito premie voor een solide pensioen, daar is voor gekozen. Nu mogen de AOb-leden zich hierover dit voorjaar uitspreken, ze zullen daarover in april een mail ontvangen. Wat als zij het er niet mee eens zijn? “Dan gaan we opnieuw kijken hoe verder”, zegt Van der Ploeg. “Het nieuwe stelsel staat zelf niet ter discussie, wel de keuzes die we gemaakt hebben over de invulling. Bijvoorbeeld de hoogte van het nabestaandenpensioen. Zolang mensen zich er maar bewust van zijn dat een verlaging van de pensioenpremie nu misschien leuk is, maar later wel tot een lager pensioen leidt.

Verder lezen in dossier: