Algemeen

Werkdrukgeld vooral naar ondersteuners en extra leraren

Het geld uit het werkdrukakkoord gaat vooral naar onderwijsassistenten en extra leerkrachten. Ongeveer twee derde van de basisscholen weet inmiddels hoe ze het geld gaan inzetten. Op tien procent van de scholen bemoeit het bestuur zich met de verdeling van het geld terwijl dat niet de afspraak is.

Tekst Karen Hagen - Redactie Onderwijsblad - - 5 Minuten om te lezen

lisa-vonk-de-bijenkorf

Beeld: Angeliek de Jonge

Dat blijkt uit een enquête van de Algemene Vereniging Schoolleiders (AVS) onder 650 schoolleiders. ‘Een zorgelijk hoog aantal’, noemt de AVS de tien procent van de scholen waarbij er bemoeienis is van het schoolbestuur. De vereniging roept schoolleiders op om het te melden als ze te weinig vrijheid krijgen bij de besteding van het geld. In het akkoord staat namelijk dat het team - dat wil zeggen: de schoolleider en de leraren - aan zet is. Het team bepaalt welke maatregelen nodig zijn om de werkdruk te bestrijden.

Eind vorig jaar sloot de AOb samen met andere onderwijsorganisaties en onderwijsminister Slob het werkdrukakkoord af. Alle basisscholen samen krijgen komend schooljaar 237 miljoen euro extra om de hoge werkdruk tegen te gaan. Dit bedrag loopt op tot 430 miljoen euro in schooljaar 2021/2022. Voor een gemiddelde school van 225 leerlingen betekent dat 35 duizend euro extra en dat bedrag loopt op naar 65 duizend euro in 2021/2022.

Een grote meerderheid van de schoolleiders, 80 procent, vindt het een goed akkoord. Zo blijkt uit de AVS-enquête. Degenen die ontevreden zijn vinden het budget te laag. Het geld gaat vooral naar onderwijsassistenten en extra (vak)leerkrachten. Ook zetten scholen het geld in voor extra uren leerlingzorg, conciërges en administratief medewerkers. Andere oplossingen die respondenten noemen om de werkdruk te verlichten zijn het aanstellen van een eventmanager of hulp bij de pauzes.

In het mei-nummer van het Onderwijsblad vertelden leerkrachten Lisa Vonk, Klaas-Henk de Jager en Bronia Moos over de plannen van hun school met het werkdrukgeld.

Lisa Vonk is leerkracht op de Bijenkorf in Assendelft; een Jenaplanschool met ongeveer 270 leerlingen.

‘Even fysiek de klas uit’

“Een week na de estafettestaking van Amsterdam zaten we al rond de tafel. Wie ervaart nou waarvan werkdruk? Vaak werden genoemd: de grootte van de klassen, de piekbelasting voor vakantieperiodes en de haperende ict. We bleken ook best op één lijn te zitten over wat kan helpen, namelijk even fysiek de klas uit. Een beetje lucht, zodat je een groepje kinderen extra kunt ondersteunen, de administratie wat kunt bijwerken, enzovoorts. Daarom is nu het plan om de uren van de vakleerkracht gym uit te breiden, voor een tweede gym- of buitenspeelles in de week. En een eventmanager. Dat klinkt best sjiek, ja, haha. Maar we bedoelen bijvoorbeeld een klassenassistent die een x-aantal uur in de week de vieringen, excursies en uitvoeringen gaat organiseren. Onmisbare gebeurtenissen voor de school, maar tegelijk de taken die er echt bijkomen naast je werk. En waar niemand het overzicht over heeft. Klassen kleiner maken gaat met dit bedrag helaas niet lukken. En ook het lerarentekort lossen we er niet mee op. Een collega belde net nog: ‘ik ben morgen ziek’. We weten nu al dat we niemand hebben om haar te vervangen. Daarom moeten we zeker verder met actievoeren, zodat meer mensen het onderwijs in willen.”

Klaas-Henk de Jager is leerkracht op de IJsbreker in Amsterdam; een Daltonschool met ongeveer 390 leerlingen.

‘Een goede zorgstudent geeft ruimte’

“Tom krijgt meer uren. Dat is in een notendop wat we waarschijnlijk met het werkdrukgeld gaan doen. Tom is een zorgstudent: hij doet een wetenschappelijke studie richting zorg of onderwijs -in zijn geval psychologie- en heeft een bijbaan bij ons op school. Hij komt twee keer per week drie uur. Hij gaat dan met een groepje pluskinderen rekenen of hij geeft juist een leerling die dat nodig heeft nog wat extra instructie. Tom staat echt boven de stof en leest zelfs in zijn eigen tijd over Daltononderwijs. Als hij een uurtje in mijn klas is, kan ik bijvoorbeeld meer met de middengroep doen. Die schiet er het makkelijkst bij in. Sowieso denk ik aan het eind van de dag vaak: ik had die leerling wat meer aandacht willen geven, of ik had meer tijd voor een bepaalde uitleg willen nemen. Dat is een knagend, onbevredigend gevoel. Wat willen we met onze kinderen? Dat is voor mij de hamvraag tijdens de stakingen. Willen we een vijfje of een zesje, of gaan we voor echt goed onderwijs? De verantwoordelijkheid voor goed onderwijs is bij de leraren gelegd, maar dan moeten we ook de middelen daarvoor krijgen. Wat mij betreft gaan we door tot aan Prinsjesdag.”

Bronia Moos is leerkracht en intern begeleider op basisschool de Nijepoort in Groenekan; een kleine school met ongeveer 150 leerlingen.

‘Het is nog steeds schipperen’

“Op een kleine school moet je alle werkzaamheden met een kleine groep mensen doen. Je komt dus altijd handen tekort. Over een ding waren we het na de inventarisatie snel eens: het geld mag naar extra handen in de klas. In ons geval ligt dan extra ondersteuning in een van de combinatiegroepen voor de hand. Waarschijnlijk -het besluit is nog niet helemaal rond- gaat een leerkracht uitbreiding krijgen voor een dag per week in deze combinatiegroep. Zij kan op die dag dan een van de twee groepen apart instructielessen geven en hulp bieden aan kinderen die extra oefentijd nodig hebben. Of juist tijd steken in kinderen die extra verdieping willen. Het geld dat overblijft zetten we in voor een halve dag remedial teaching. Bijvoorbeeld om zwakke lezers extra aandacht te geven. Maar het blijft schipperen, dit bedrag is zo op. Nog steeds is het een kwestie van of-of en niet van en-en, daarvoor is het te weinig. ”