Algemeen

Variëteit eindtoetsen belemmert zicht op taal- en rekenonderwijs

Door problemen met de verschillende eindtoetsen kan de Onderwijsinspectie niet goed beoordelen hoe het gaat met taal- en rekenonderwijs op basisscholen. Dat schrijft onderwijsminister Dennis Wiersma in een brief aan de Tweede Kamer. De inspectie bevestigt dat ze de ‘onzuivere data’ niet kan gebruiken voor een belangrijk deel van haar toezicht.

Tekst Joëlle Poortvliet - redactie Onderwijsblad - - 3 Minuten om te lezen

typetank-school-toezicht

Beeld: Typetank

Normeringsverschillen tussen de vijf verschillende eindtoetsen*De door Cito ontwikkelde Centrale Eindtoets, IEP, Route-8, AMN en DIA. zorgden in 2019 al voor problemen bij de toetsadviezen. Dat punt is opgelost, maar vergelijkbare issues raken nog wel een ‘belangrijke bouwsteen’ in het onderwijstoezicht, schreef de nieuwe onderwijsminister Dennis Wiersma eind januari aan de Tweede Kamer.

Die bouwsteen zijn de referentieniveaus. Sinds 2010 beschrijven deze wat een leerling in bepaalde schooljaren moet kunnen op het gebied van taal en rekenen. Scholen zetten hun eigen resultaten af tegen deze afspraken. En de Onderwijsinspectie gebruikt ze als graadmeter voor prestaties van individuele scholen – wat ten tijde van corona niet aan de orde is – maar ook voor toezicht op de ontwikkeling van kinderen in heel Nederland.

Foutmarge

Zo is het de bedoeling, legt inspectiewoordvoerder Daan Jansen uit, dat minimaal 85 procent van alle leerlingen taal- en rekenniveau 1F haalt voordat zij naar de middelbare school gaan. “Wat de precieze beheersing is op de verschillende niveaus van taal en rekenen, is nu onvoldoende duidelijk. Dit komt door de verschillen in normering tussen de eindtoetsen.” Er is een foutmarge ‘van enkele procentpunten op macroniveau’, schrijft Wiersma aan de Kamer. “Deze bandbreedte maakt de gegevens onbruikbaar voor precieze uitspraken”, aldus Jansen van de Onderwijsinspectie. “Je kunt dan afgelopen jaren niet meer goed met elkaar vergelijken.”

De inspectie en OCW benadrukken dat de problemen geen invloed hebben gehad op de toetsadviezen in 2021. Jansen: “Deze komen onafhankelijk van de referentieniveaus tot stand.”

Inspectie: ‘Ons zicht is beperkter geworden’

Gevolg is wel dat de inspectie voor de jaarlijkse Staat van het Onderwijs, die dit jaar op 13 april verschijnt, geen trends kan benoemen over het taal- en rekenonderwijs in de afgelopen drie jaar. Jansen. “Ons zicht is beperkter geworden. Natuurlijk geven we straks een jaarbeeld van 2021, onder andere op basis van data uit de leerlingvolgsystemen over taal- en rekenen. Maar op macroniveau kunnen we niet precies aangeven hoe 2021 zich tot eerdere jaren verhoudt. Daarvoor is de data niet zuiver genoeg.”

Wiersma’s voorganger Arie Slob informeerde de Tweede Kamer juni vorig jaar over de problemen. Toen bleek - als bijvangst bij de maatregelen naar aanleiding van de normeringsblunder in 2019 - dat ook de eindtoetsgraadmeters voor de referentieniveaus van elkaar verschilden. Slob zette een onderzoek uit. De resultaten van dat onderzoek geven aan dat ‘de exacte oorzaak van de problematiek rond de referentieniveaus niet meer te achterhalen is’, schrijft Wiersma. Rectificatie van de eindtoetsen van 2019 en 2021 is daardoor niet mogelijk. In 2020 was er geen eindtoets vanwege corona.

De inspectie onderzoekt nog mogelijkheden om resultaten uit 2019 en 2021 uiteindelijk wel te betrekken bij het toezicht op scholen. Om dezelfde problemen bij de eindtoets van dit jaar te voorkomen, hebben alle aanbieders eind januari toegezegd ‘dezelfde uitgangspunten ten behoeve van een eenduidige normering’ te gebruiken, aldus de minister. Voor dit jaar komt een tussenoplossing. Die wordt op dit moment door het Research Center voor Examinering en Certificering (RCEC) getoetst op ‘deugdelijkheid en validiteit’.

Wetsvoorstel doorstroomtoetsen

Vervolgens moet het Wetsvoorstel doorstroomtoetsen po, waar de Eerste Kamer begin deze week over debatteerde, een einde maken aan het normeringsgedoe. Als deze wet wordt aangenomen moeten alle eindtoetsaanbieders het oorspronkelijk door Cito ontwikkelde normeringsmodel volgen, aldus Wiersma in zijn brief. De Eerste Kamer stemt morgen over dit wetsvoorstel, dat ook één aanmeldmoment voor het voortgezet onderwijs voorstelt.