HBO

Toelatingstoets pabo benadeelt niet-westerse student

Opleidingen die aan de poort selecteren, krijgen minder studenten met een migratieachtergrond binnen. De instroomtoetsen van de pabo worden nu tegen het licht gehouden om te voorkomen dat ‘witte brave meisjes’ de voorkeur krijgen.

Tekst Rob Voorwinden - redactie Onderwijsblad - - 6 Minuten om te lezen

web

beeld: Nanne Meulendijks

Een vloeistof wordt vermengd met een onbekende stof en door een filter gegoten. Er is een residu. Welk soort mengsel is door het filter gegoten? Een oplossing, legering of een suspensie?

Welke gebeurtenis wordt beschouwd als het startpunt van de Tachtigjarige Oorlog? De inname van Den Briel, de inval van Willem van Oranje, de vernieling van de katholieke kerken of het afzweren van koning Filips II door de Nederlandse edelen?

De grens tussen gematigde gebieden en tropen ligt in het westen van zuidelijk Afrika hoger dan in het oosten. Waardoor wordt dit verschil veroorzaakt? Een koudere zeestroom, een droog klimaat of een hooggebergte?

Het zijn zomaar drie vragen uit de toelatingstoetsen voor de pabo. Deze toetsen (aardrijkskunde, geschiedenis en natuur & techniek) zijn in 2015 ingevoerd, om te garanderen dat aspirant-studenten voldoende bagage hebben om aan de pabo te beginnen.

Een begrip als de oorlog heeft een andere betekenis voor niet-westerse studenten

Of die toetsen een succes zijn, hangt af van de definitie van succes. Minder uitval in de pabo? Check, vooral bij mbo-doorstromers. Minder studievertraging? Check, in elk geval in het propedeusejaar. Een hogere kwaliteit van de afgestudeerden? Dat zou kunnen, maar er is niet bekend hoe dat te meten valt. Een heel duidelijk effect van de toelatingstoetsen is ook dat ze de instroom van studenten met een niet-westerse achtergrond doen kelderen. ‘Pabo’s willen dat hun studenten een afspiegeling vormen van de bevolking’, constateerde het bureau Researchned in 2019 bij de evaluatie van de toelatingstoetsen. ‘Maar dat streven wordt gehinderd doordat kandidaten met een migratieachtergrond vaker zakken voor de toelatingstoetsen.’

Witter

De instroom van studenten met een niet-westerse achtergrond daalde tegelijk met het invoeren van de toets van het ene op het andere jaar van 456 naar 174. ‘De pabo wordt steeds witter’, concludeerde het Onderwijsblad begin 2017 al.

Om dat effect tegen te gaan wordt nu onderzocht of er bij de toelatingstoetsen wellicht sprake is van een ‘westerse vooringenomenheid’. Oftewel: hebben, door het onderwerp of het woordgebruik in de toetsen, autochtone Nederlanders meer kans om die vragen goed te beantwoorden dan mensen met een niet-westerse achtergrond?

Bevatten de vragen formuleringen waar sommige niet-westerse studenten last van hebben?

De toetsvragen worden daarom nu op twee onderdelen bekeken, verklaarde projectleider Arie Vonk eerder dit jaar op nieuwswebsite Nu.nl. Zit er een ‘vooringenomenheid’ in het onderwerp van de vragen, zoals ‘een bepaalde visie op het verleden van Nederland’? Daarnaast zou er bij de vragen ook sprake kunnen zijn van een ‘talige’ vooringenomenheid. ‘Bevatten de vragen formuleringen waar sommige niet-westerse studenten last van hebben?’

De projectleider geeft tijdens het onderzoek geen interviews, maar de aanpak van de studie is openbaar. De onderzoekers gaan eenmalig een aantal vragen toevoegen aan de toelatingstoets geschiedenis om een eventuele ‘westerse vooringenomenheid’ boven tafel te krijgen - of af te serveren als fabeltje.

Selectie

Opvallend is dat de pabo-toetsen niet het enige selectie-instrument zijn dat in het nadeel lijkt te werken van studenten met een allochtone achtergrond. Het is eigenlijk een vrij algemeen verschijnsel. ‘Bij opleidingen met een beperkt aantal plaatsen komen minder studenten binnen met een niet-westerse migratieachtergrond’, concludeert de Onderwijsinspectie dit jaar in De staat van het onderwijs. Selectie werkt doorgaans ook in het nadeel van studenten die ouders met een lager inkomen hebben.

De opleidingen zijn zich vaak wel bewust van dit neveneffect van hun selectie, constateert het bureau Researchned in het rapport Selectie bij opleidingen met een numerus fixus & de toegankelijkheid van het hoger onderwijs, uit 2018. En dat voelt voor die opleidingen zelf vaak wat ongemakkelijk. ‘Men vindt dat de heterogeniteit van de studentenpopulatie onder druk staat.’ En: ‘Men heeft het gevoel vooral op witte brave meisjes te selecteren.’

Op de pabos werken vooral autochtone vrouwen uit de middenklasse

Zou dat laatste ook bij de pabo’s het geval kunnen zijn? Ja, denkt Gerda Geerdink, associate lector Kwaliteiten van lerarenopleiders aan de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, die eerder promoveerde op de positie van jongens op de pabo.

Volgens Geerdink is er sprake van een ‘homogeniserende cyclus’. “Op de pabo’s werken vooral autochtone vrouwen uit de middenklasse, die meer gericht zijn op gamma- dan op bèta-onderwerpen. Daardoor heerst er op de pabo’s onbewust het beeld dat de ideale beroepsbeoefenaar een vrouw uit de middenklasse is, met al die andere eigenschappen erbij. Daar wordt dan - nog steeds onbewust - de instroom op aangepast.” En zo is de homogeniserende cirkel rond.

Open dag

Die cirkel wordt versterkt met een toelatingstoets die onbewust selecteert op afkomst of geslacht. Maar ook met iets eenvoudigs als een open dag. “Op open dagen van pabo’s houden de opleidingen rekening met de kenmerken van de aspirant-studenten”, zegt Geerdink. “Het is er altijd erg gezellig, want dat vinden vrouwelijke aspirant-studenten fijn. Er zingt dan bijvoorbeeld een koortje in de aula.”

Niet alle potentiële studenten, waaronder jongens, lopen daar warm voor. Geerdink: “Die zijn vaak wat praktischer. Die willen bijvoorbeeld weten hoeveel uur per week ze moeten studeren en wat ze later gaan verdienen.”

Als er voor die aspecten minder aandacht is op een open dag, voelt een jongen zich minder thuis. Cru verwoord, aldus Geerdink, komt het neer op: “Trek je op zo’n dag andere groepen aspirant-studenten aan, of jaag je ze onbewust juist de tent uit?”

Kijk naar wat iemand door zijn achtergrond voor waardevols toevoegt aan de pabo-opleiding

De jongens en de studenten van niet-westerse komaf die zich door de toelatingsprocedure heen weten te knokken, staan vaak behoorlijk alleen op de pabo. Slechts één of twee jongens of studenten van allochtone komaf per klas is zeker geen uitzondering. Vandaar misschien dat studenten uit deze groepen relatief vaker uitvallen.

Veel pabo’s proberen dit probleem op te lossen door de jongens - en soms ook de studenten met een niet-westerse achtergrond - bij elkaar in één groep te zetten. Het werkt, soms. Maar de echte oplossing, zo stelt de inspectie in de Staat van het onderwijs, is om een ‘inclusieve didactische en onderwijskundige benadering voor alle studenten’ op te zetten. Waardoor iedereen zich welkom en thuis voelt op de pabo.

Genderneutraal

En zoiets begint bij het aanpakken van de toelatingsprocedure, zegt Geerdink. In de eerste plaats door, zoals nu gebeurt, de vragen voor de toelatingstoets nog eens tegen het licht te houden. “Want een begrip als ‘de oorlog’ heeft voor autochtone Nederlandse studenten natuurlijk een andere betekenis dan voor niet-westerse studenten.”

Stel dat de vragen uit die toelatingstoetsen helemaal afkomst- en genderneutraal worden. Zodat de toetsen, wat betreft onderwerp en taalgebruik, precies even makkelijk of moeilijk zijn voor Femke, Fatima, Peter en Racheed. Dan nog blijven die toetsen een selectie-instrument. Een instrument waarmee je als pabo toetst of de potentiële studenten voldoende kennis uit hun hoofd hebben kunnen leren.

Instapgesprek

En als je de pabo diverser wilt maken, zegt Geerdink, moet je misschien op heel andere zaken gaan selecteren. “Kijk wat de kwaliteiten zijn die iedere aspirant-student meebrengt. Dat kan feitenkennis zijn, maar ook kennis over een bepaalde cultuur of bevolkingsgroep. En dat toets je niet met multiplechoicevragen, maar bijvoorbeeld in een instapgesprek.”

Focus, met andere woorden, niet op wat een aspirant-student mist. Geerdink: “Kijk naar wat iemand door zijn afkomst of achtergrond voor waardevols toevoegt aan de pabo-opleiding. Dat zou al een boel schelen in de instroom van niet-westerse studenten. En ook aan de instroom van mbo’ers en jongens, trouwens.”

Dit artikel verscheen in het decembernummer van het Onderwijsblad. AOb-leden lazen dit verhaal al begin deze maand, zij ontvangen het blad automatisch elf keer per jaar in de bus.