Algemeen

De pabo wordt steeds witter

Het kennisniveau moest omhoog en dat is gelukt. Maar de batterij kennistoetsen die studenten moeten halen, schrikt potentiele pabostudenten af, vooral allochtonen. Daardoor is de pabo een kleine, witte opleiding aan het worden. Terwijl er een enorm lerarentekort dreigt.

Tekst Yvonne van der Meent - Redactie Onderwijsblad - - 5 Minuten om te lezen

Ze heeft haar zomervakantie opgeofferd om naar de pabo te kunnen gaan. Dag in, dag uit was ze bezig met de tien tijdvakken die bij het schoolvak geschiedenis worden behandeld, de acht kernthema’s van aardrijkskunde en de tien kernconcepten van natuur en techniek. Onbekende leerstof voor Nora, een Rotterdamse Marokkaanse die vorig jaar de mbo-opleiding onderwijsassistent heeft afgerond en dolgraag juf wil worden. Ze wil best iets vertellen over de hindernissen die ze daarbij tegenkomt, maar wil liever niet met haar achternaam in het Onderwijsblad.

Toetsen

Sinds 2015 mogen mbo’ers pas beginnen aan de pabo als ze de instroomtoetsen aardrijkskunde, geschiedenis en natuur & techniek hebben gehaald. Havisten die deze vakken niet in hun profiel hebben, moeten de toetsen ook doen. Nora bereidde zich helemaal in haar eentje voor op de toetsen. Ze had op het roc het pabo-doorstroomprogramma kunnen volgen of de bijlessen die de drie Rotterdamse pabo’s verzorgen, maar dat had ze naast het afronden van haar mbo-opleiding moeten doen. “Dat was voor mij te veel tegelijk.”

Haar mbo-vriendinnen lieten zich door de toetsen afschrikken. “Maar ik wilde ervoor gaan, mijn kans pakken. Ik vond het wel moeilijk in mijn eentje, ik raak best snel in paniek.” De toetsen waren “pittig, je moet heel veel weten”. Maar Nora heeft het gered. In september mocht ze aan de pabo van de Hogeschool Rotterdam beginnen.

Culturele kloof

Daar wachtte een nieuwe kloof, dit keer een culturele.

“Ik was het enige Marokkaanse meisje in de klas. Daardoor voelde ik me helemaal niet op mijn gemak”, bekent Nora.

“Ik ben een Rotterdamse en heb altijd op zwarte scholen gezeten. Ik ben er dus aan gewend dat het andersom is: een klas met maar twee of drie Nederlandse leerlingen.” Ze hield het de eerste onderwijsperiode vol in die witte klas, maar heeft daarna gevraagd of ze mocht overstappen. “Ik zit nu in een klas met een Turkse en drie andere Marokkaanse studentes en voel me wat meer thuis. We doen echt niet alles samen, we werken ook in gemengde groepjes. Maar ik heb gewoon iemand nodig waarmee ik kan optrekken.”

Maar nu maakt Nora zich alweer druk over de volgende horde, de rekentoets (Wiscat) die ze dit jaar moet halen om door te mogen naar het tweede jaar. “Daarvoor heb je maar drie kansen en ik ben al een keer gezakt, dus de paniek slaat alweer een beetje toe.” Nora heeft ontdekt dat er huiswerkinstituten zijn die Wiscat-trainingen aanbieden. Erasmus Education, een Rotterdams instituut dat in het hele land pabostudenten bijspijkert, stoomt je voor 149 euro in twee dagen klaar voor de rekentoets. Niet niks, maar Nora neemt liever geen risico’s. “Ik moet die toets halen, dus als ik het geld heb, ga ik die training wel doen.”

Daarna wacht haar een nog groter struikelblok. In het derde leerjaar worden de kennisbasistoetsen taal en rekenen afgenomen. Als je die niet haalt, kun je niet afstuderen. Vooral de rekentoets is een killer. Bij elke pabo lopen vijfde- en zesdejaars rond die alleen nog die toets moeten halen.

Lerarentekort

“Het kennisniveau op de pabo moest omhoog en dat is gelukt, maar daardoor zijn nieuwe problemen gecreëerd”, stelt Ron Bormans, collegevoorzitter van de Hogeschool Rotterdam.

Door de reken- en taaltoetsen, de kennisbasis- en de instroomtoetsen is de pabo één van de selectiefste hbo-opleidingen geworden en dat schrik heel veel studenten af.

Rond de eeuwwisseling trokken de pabo’s nog zo’n tienduizend eerstejaars, in 2015 waren er nog maar 3900 eerstejaars over. Door de introductie van de instroomtoetsen kromp de instroom in één jaar met 32 procent. Niet verwonderlijk blijven vooral mbo’ers weg en daarmee raken de lerarenopleidingen ook een groot deel van hun allochtone instroom kwijt.

Bij de Hogeschool Rotterdam zorgde de instroomtoetsen zelfs voor een halvering van de instroom. “Wij gingen in 2015 in één klap van twaalf naar zes eerstejaarsklassen”, vertelt Annemarie van Efferink, propedeusecoördinator bij de pabo. “En de allochtone student is behoorlijk afgehaakt. We hadden vroeger anderhalve klas, nu is er nog een handjevol allochtone studenten over.” Het is de landelijke trend. In 2015 begonnen nog maar 174 allochtone studenten aan de pabo, het jaar ervoor waren dat er nog 456.

Kleine, witte opleiding

De instroom zit dit studiejaar weer in de lift. In september begonnen 4200 eerstejaars aan de pabo, een stijging van 8 procent. Maar slechts 184 eerstejaars zijn van niet-westerse afkomst, 10 meer dan in 2015. De pabo, ooit veruit de grootste hbo-opleiding, is dus een kleine, witte opleiding aan het worden. Dat is een groot probleem, want de grote steden in de Randstad kampen nu al met een tekort aan leerkrachten. Met lerarenbeurzen, welkomstpremies en betaalbare woningen proberen gemeenten leerkrachten van buiten naar de stad te lokken.

Van Efferink verwacht daar geen wonderen van. “Leerkrachten gaan echt niet honderd kilometer verderop lesgeven.” En ze zo gek krijgen om in Rotterdam-Zuid voor de klas te gaan staan, waar de nood juist het hoogst is, wordt helemaal moeilijk. “Iemand die in Charlois is opgegroeid wil daar wel lesgeven, maar studenten uit Rotterdam-Noord krijgen wij al moeilijk de brug over.” Rotterdam zal in de eigen vijver moeten vissen, maar daar zitten vooral allochtone jongeren voor wie de pabo een ontoegankelijk bolwerk is geworden.

Je hoeft dus geen enorm rekenwonder te zijn om te voorspellen dat de grote steden een ramp staat te wachten, stelt Van Efferink. “Straks komen er mensen van de pabo die goed kunnen rekenen en spellen, maar hebben we geen leerkrachten meer die voor een multiculturele klas willen staan.”

Lees het hele verhaal uit Onderwijsblad 3 van 11 februari 2017. Daarin staat onder meer dat huiswerkinstituten nu goede zaken doen en dat er de afgelopen jaren te veel is gehamerd op het cognitieve niveau van de leerkracht.