VO

Taakbeleid op zijn kop

Op het Haarlem College verdelen docenten de niet-lesgevende taken sinds vorig studiejaar onderling. Niet de uren staan daarbij voorop, maar de last of het plezier dat zij zelf ervaren. Een taakbeleid zonder uren tellen, werkt dat?

Tekst Karen Hagen - Redactie Onderwijsblad - - 6 Minuten om te lezen

haarlem-college-marc-teulings-karin-rook-sandra-durlinger-foto-fred-van-diem-03

Beeld: Fred van Diem

Hij stond met zijn oren te klapperen, de zwager van biologiedocent Sandra Durlinger, toen ze hem vertelde waar ze op haar vmbo-school al een tijd mee bezig waren. ‘Een taakbeleid zonder uren te tellen, hoe houd je dan bij of niet iemand te weinig doet?’ “Hij kon het zich niet voorstellen”, zegt Durlinger, voormalig lid van de medezeggenschapsraad van het Haarlem College.

Iedereen kent wel de kritische uitspraken over bijvoorbeeld een gymdocent die na zijn lessen het gebouw uitloopt, terwijl zijn collega exacte vakken nog druk in de weer is. “We tellen allemaal uren alsof het de exacte kwantiteit van werk kwalificeert”, zegt schooldirecteur Marc Teulings. “Terwijl een taak door twee mensen heel anders ervaren wordt. De een heeft veel ideeën, de ander hikt er tegenaan. Een getal zegt dus niks.”

Dit artikel komt uit het Onderwijsblad van april. Blijf op de hoogte van alles wat er speelt en word lid van de AOb. Dan ontvang je het blad elke maand in de brievenbus.

Check alle voordelen van het lidmaatschap

Werkdrukrapport

‘Een topper onder de oorzaken van werkdruk’, schreef onderzoeksbureau TNO in 2015 al in een rapport over de niet-lesgevende taken. De onderzoekers noemden expliciet het feit dat veel scholen taken naar klokuren vertalen, maar dat er te weinig wordt gelet op hoe zwaar een taak is. ‘Het leidt tot fixatie op rekensommen en tot wantrouwen naar elkaar’, zo concludeerde een rector die genoemd wordt in het onderzoek. Het zou niet alleen over de omvang moeten gaan, maar ook over de verdeling van taken, de taakbelasting en de belastbaarheid van leraren.

Precies dit vonden medewerkers op het Haarlem College. Een werkgroep met een dwarsdoorsnede van docenten, leden van de medezeggenschapraad en directie begon vanaf 2018 na te denken over het taakbeleid. Teamleider Karin Rook zat er vanaf het begin bij: “Het taakbeleid en de normjaartaak waren een papieren tijger. Het leefde niet bij docenten.”

Het taakbeleid en de normjaartaak waren een papieren tijger

Het omgooien van het taakbeleid zorgde er vorig jaar voor dat voor het eerst alle taken zijn geïnventariseerd. Daarmee werd duidelijk wat de populaire taken zijn en welke taken docenten als ‘zwaar’ ervaren. Bij de invoering van het nieuwe beleid kreeg de school hulp van arbeidsmarktplatform Voion, waarin bonden en werkgevers vertegenwoordigd zijn. Bij het Haarlem College gebruikten ze als hulpmiddel de digitale tool Balans in Onderwijstaken, ontwikkeld door TNO. Dit instrument hielp bij de inventarisatie van alle taken en liet de voorkeuren zien van docenten.

Rook: “Daardoor weten we nu dat de pauze-surveillance en de opvang van leerlingen buiten de lessen om in de top tien laagst scorende taken staan. Het geeft weinig energie. Het mentoraat scoort juist hoog. Toen we erover praatten, bleek dat het soms al helpt als docenten de plek waar ze surveilleren mogen kiezen.” Directeur Teulings vult aan: “De pauze-surveillance werd ook minder erg als het uur erna geen les voor je is ingeroosterd.” Nu heeft de school voor alle taken een duidelijke omschrijving zodat docenten weten wat het inhoudt. Daarnaast zijn er activiteiten heroverwogen of losgelaten. “Het zorgt ervoor dat je weet wat er te koop is”, zegt docent Durlinger. “De medezeggenschapsraad heeft hierover meegestemd.”

De pauze-surveillance staat bij de laagst scorende taken

Bordje

De nieuwe aanpak komt erop neer dat alle taken die niet direct met de lessen en het voor- en nawerk te maken hebben -het mentoraat, pauzesurveillance, ontwikkeling van lesmaterialen, coördinatie toetsen en andere schoolbrede taken- door docenten onderling worden verdeeld. Zij kiezen uit wat ze volgend schooljaar willen doen en dat sluit aan op waar ze zelf plezier uit halen of ambitie in hebben. Rook: “Ineens kom je erachter dat iemand iets heel graag wil doen, terwijl we dat daarvoor niet wisten. Er staan mensen op. Zo is een collega die lang vakgroep-voorzitter was iets anders gaan doen en die bleek dat superleuk te vinden. Anders was dat misschien niet zo snel gebeurd.”

Het verdelen van het werk gaat digitaal. Op digitale post-its staan alle te verdelen taken die er zijn binnen de school. Die slepen docenten naar hun persoonlijke ‘bordje’. Docent Durlinger: “Dat bordje is jouw persoonlijke situatie: er staat in hoeveel fte je werkt, hoeveel lessen je dus geeft en het aantal uur scholing zoals dat in de cao is vastgelegd. Het is een globale afspiegeling van mijn gemiddelde werkweek. De persoonlijke ervaring van werkdruk bepaalt hoe vol iemand z’n bordje maakt. Ik kies eerst het werk dat binnen mijn vakgroep moet gebeuren en stem dit af. Dan zijn er schoolbrede taken, bijvoorbeeld de gezonde school. Dat wil ik volgend jaar graag weer doen.”

Persoonlijke ervaring van werkdruk bepaalt hoe vol iemand zijn bordje maakt

Verdeelgesprek

Na de voorjaarsvakantie zijn alle docenten er weer voor gaan zitten en is samen het werk voor het aankomende schooljaar verdeeld. “Dat is dan de tweede keer dat we het op deze manier organiseren”, zegt Rook. De taken waar een specialisme of een vast gezicht voor nodig is, komen niet elk jaar ‘vrij’ om te kiezen. Als er teveel belangstelling is voor een taak, dan volgt een verdeelgesprek met de geïnteresseerden. “In dat gesprek bepalen de collega’s samen wie het oppakt”, zegt Rook. “Uit de evaluatie kwam naar voren dat ze dit het lastigst vinden.”

Krijgt dan niet altijd degene die het beste kan praten de taak? “Voor dit jaar pasten we de aanpak voor een verdeelgesprek aan. We managen de verwachtingen van de deelnemers beter door vooraf duidelijk te zijn over de manier waarop het gesprek zal verlopen. Ook krijgen de benodigde competenties een belangrijkere rol in het gesprek. Vervolgens stemt de groep wie het moet worden. Een stem op jezelf mag niet.”

Andere sfeer

“Er is echt een nieuwe cultuur ontstaan”, zegt Teulings. “Deze omzetting heeft alles te maken met vertrouwen. Niet denken zoals veel directeuren: ‘ze proberen mij een oor aan te naaien’. Wil je zoiets groots ‘omgooien’ dan is er vaak een andere sfeer nodig op school en het is heel belangrijk om de medezeggenschapsraad en het team mee te nemen. Vaak is de medezeggenschapsraad het laatste station. Beter is het collega’s vanaf dag 1 te betrekken.” Teamleider Rook vindt het fijn dat ze nu vaker een gesprek heeft over ambities en de vraag of er scholing nodig is, dan dat je uren aan het opvullen bent. “Soms zijn collega’s te enthousiast hun bordje aan het vullen en vraag ik of ze misschien een taak moeten geven aan een collega.” Als er halverwege het jaar een docent aangeeft toch over te lopen, dan wordt dat werk opnieuw verdeeld. Tussentijdse evaluaties helpen daarbij.

Deze omzetting heeft alles te maken met vertrouwen

Of deze nieuwe manier de werkdruk daadwerkelijk beteugelt, is nog niet onderzocht, mede door de corona-jaren. Wel denkt Teulings dat hij de verandering terug gaat zien in de cijfers van het ziekteverzuim. De medewerkerstevredenheidrapportages waren al positief. Vorig jaar werd direct na de verdeling een evaluatie gehouden en bleken medewerkers tevreden over de nieuwe aanpak.

Teulings: “Je kiest je eigen werkdruk. Dit biedt veel meer maatwerk, want onderaan de streep kun je wel uren tellen, maar wat krijg je ervoor terug? Misschien doet nu niet iedere docent ‘evenveel uren’, maar ze staan wel overeind omdat ze doen wat ze leuk vinden.” Rook: “Nee, terug naar het oude systeem willen we niet meer.”

Dit artikel las je gratis uit het Onderwijsblad van april. Elke maand nieuws, achtergronden en tips in je brievenbus? Word AOb-lid!