Algemeen

Minder kansen voor mbo-student met migratieachtergrond

Mbo-studenten met een migratieachtergrond hebben –net als studenten met laagopgeleide ouders- minder kans op het halen van een diploma dan andere studenten. Ook het vinden van een stageplek en uiteindelijk een baan is voor mbo’ers met een migrantenachtergrond moeilijker: ze hebben 11 procent minder kans op een baan dan andere studenten.

Tekst Hoger Onderwijs Persbureau (HOP) - - 2 Minuten om te lezen

img01

Dat is één van de belangrijkste conclusies voor het mbo uit het vandaag gepubliceerde rapport ‘De Staat van het Onderwijs’. ‘Het is de taak van het onderwijs om zoveel mogelijk bij te dragen aan het opheffen van niet wenselijke verschillen tussen schoolloopbanen, zowel binnen de opleiding als in de aansluiting op de stage en arbeidsmarkt’, aldus de Onderwijsinspectie.

Problemen

In het rapport staat dat allochtone mbo-studenten die de bol-opleiding volgen, waarbij ze vooral naar school gaan en stages lopen, met 31 procent meer problemen hebben met het vinden van een stage dan studenten zonder migratieachtergrond (22 procent). Vooral meisjes met een hoofddoek krijgen met vooroordelen te maken net als Marokkaanse jongens.

Studenten met een Nederlandse achtergrond halen ook vaker (ongeveer 85 procent) een diploma dan studenten met een niet-westerse achtergrond (ongeveer 75 procent). Vooral op het hoogste mbo-niveau 4 is het verschil toegenomen. Het vinden van een baan is voor allochtone mbo’ers een stuk moeilijker. 6 procent van de mbo’ers met een Nederlandse achtergrond die een bol-opleiding heeft afgerond, is na één jaar nog werkloos. Dit geldt voor ruim 20 procent van de bol-gediplomeerden met een niet-westerse migrantenachtergrond.

Gedeelde verantwoordelijkheid

Volgens AOb-bestuurder Tamar van Gelder is de stage en de aansluiting op de arbeidsmarkt een gedeelde verantwoordelijkheid van het onderwijs en het bedrijfsleven. “Het bedrijfsleven moet zich aangesproken voelen en actie ondernemen. Het onderwijs kan dat doen door goede loopbaanbegeleiding die is afgestemd binnen verschillende vakken op de mbo-instelling. Ook kunnen onderwijsteams meer bemiddelen bij stageplekken in plaats van die verantwoording helemaal bij de student te leggen.”

Het bedrijfsleven moet zich aangesproken voelen en actie ondernemen

Een ander punt dat de inspectie aanstipt is dat één op de tien lessen in het mbo niet op orde is. Ook geeft minder dan de helft van de studenten aan dat de lessen uitdagend zijn, waaruit blijkt dat er nog meer te verbeteren valt. Daarnaast zijn scholen onvoldoende in staat om hun eigen onderwijskwaliteit te beoordelen.

Geen tijd

Van Gelder: “Docenten willen graag professionaliseren maar ze hebben er vanuit school geen tijd voor, zo blijkt uit de Staat van de Leraar, het rapport dat ook vandaag is gepubliceerd. In het mbo geven leraren in vergelijking met andere onderwijssectoren het vaakst aan dat ze er geen tijd voor hebben. Het schiet er als eerste bij in, omdat er al zoveel op het bord ligt van de leraren. Maar er is zeker een directe relatie tussen goede lessen en docenten die aan professionalisering doen. Scholen moeten dit faciliteren.”