Algemeen

Hoe rijk is mijn samenwerkingsverband?

Absoluut de grootste overtollige spaarpot voor passend onderwijs staat met 9 miljoen euro in Amsterdam-Zuidoost; relatief de grootste bevindt zich tegenover de Efteling in Kaatsheuvel. Eind 2021 lag er ruim 130 miljoen onnodig op de plank bij alle samenwerkingsverbanden samen. Het Onderwijsblad heeft de bedragen per regio in kaart gebracht.

Tekst arno kersten - redactie onderwijsblad - - 4 Minuten om te lezen

kaart_spaarpotten

Beeld: Google Maps, bewerking het Onderwijsblad

Onder politieke druk spraken de gezamenlijke organisaties begin 2021 af om hun bovenmatige reserves in een paar jaar tijd versneld af te bouwen. De spaarpotten slinken weliswaar, maar langzamer dan beloofd. De Tweede Kamer riep onlangs op om in te grijpen bij te rijke samenwerkingsverbanden.

Bijna acht jaar na de invoering van passend onderwijs bezitten de 151 instellingen eind 2021 samen 205 miljoen euro aan publiek eigen vermogen, waarvan 130 miljoen overtollig. Dat is trouwens 8 miljoen euro meer dan vorige maand door de onderwijsministers in een brief aan de Tweede Kamer werd gemeld.

Voor eventuele 'risico's' mogen samenwerkingsverbanden een kleine financiële buffer achter de hand houden. Om dat maximum in beeld te brengen, hanteert de Onderwijsinspectie een signaleringswaarde voor ‘mogelijk bovenmatig vermogen’ (3,5 procent van de totale inkomsten).

Aan de hand van de meest recente jaarcijfers berekende het Onderwijsblad - net als voorgaande jaren - de overtollige buffer per organisatie. Van de 151 samenwerkingsverbanden zijn er 124 met te royale reserves: 65 in het primair onderwijs en 59 in het voortgezet onderwijs. Dat zijn er vijf minder dan in 2020.

Spaarpotten op de kaart

Op de kaart hieronder vind je de samenwerkingsverbanden eind 2021. In sommige regio’s zitten de organisaties voor po en vo op dezelfde locatie. Met het schuifje linksboven zet je een sector (po en vo) aan of uit om alle organisaties in de betreffende sector te tonen.

De grootste spaarpot is juist gegroeid

De overtollige reserves per instelling variëren van een paar duizend euro tot 9 miljoen euro bij het Samenwerkingsverband VO Amsterdam-Diemen. Deze organisatie staat al jaren bovenaan de lijst met de grootste absolute spaarpot. In 2021 voegde de instelling nog een ‘overschot’ van ruim 9 ton toe aan het eigen vermogen, dat opliep tot 11,7 miljoen euro. Met een signaleringswaarde van 2,7 miljoen lag er dus 9 miljoen bovenmatig op de plank.

Of eigenlijk nog meer, want de organisatie zelf denkt dat een buffer van 1,5 miljoen prima volstaat om eventuele risico’s op te vangen. Tot en met 2025 wil het samenwerkingsverband interen op de reserves door extra ondersteuningsgeld naar de scholen te sturen, zo meldt het jaarverslag. In de loop van 2025 zou ze dan onder de norm duiken, als de ramingen uitkomen.

Het samenwerkingsverband met de grootste relatieve spaarpot, is er eentje in het primair onderwijs: Samenwerkingsverband PO Langstraat Heusden Altena in Kaatsheuvel. Deze kleinere organisatie moet met een buffer van 2,5 ton toekunnen, maar had eind vorig jaar 2,5 miljoen aan publiek eigen vermogen. Ook deze instelling zegt in haar jaarverslag de 2,25 miljoen aan overtollige reserves de komende jaren te zullen afbouwen. Het was wel al minder dan het jaar ervoor, in 2020, toen er ruim 4 ton méér in de spaarpot zat.

Bekijk de volledige lijst van 151 samenwerkingsverbanden

Is er een onjuistheid in de lijst geslopen? Mail het ons en we zetten het recht.

Vergeleken met 2020 is het gezamenlijke boventallige vermogen vorig jaar met bijna 30 miljoen euro gedaald. Van de 129 samenwerkingsverbanden die in 2020 boven de signaleringswaarde zaten, hebben er 101 in hun reserves gesneden. De overige 28 organisaties zagen hun bovenmatige spaarpotten juist groeien. Organisaties die flink in hun reserves sneden, zijn onder meer Stichting Regionaal samenwerkingsverband PVO Eindhoven & Kempenland en de Stichting Leerlingenzorg NW-Veluwe.

Opgeteld bovenmatig vermogen samenwerkingsverbanden

Op het gebied van verantwoording viel nog iets op. Schoolbesturen en samenwerkingsverbanden voor passend onderwijs moeten hun jaarcijfers vóór 1 juli vaststellen en inleveren. Toch bleken bij een kleine steekproef zeker zeven samenwerkingsverbanden het jaarverslag van 2021 eind 2022 nog altijd niet online te hebben gezet. De organisaties die de redactie om uitleg vroeg, hebben dat alsnog gedaan.

Over de norm

Sinds 2020 hanteert de Onderwijsinspectie een signaleringswaarde om te bepalen hoeveel een organisatie 'redelijkerwijs' nodig heeft om eventuele risico's op te vangen. Het is geen wettelijke bovengrens, maar een indicatie. De norm voor samenwerkingsverbanden bedraagt 3,5 procent van de totale baten in het betreffende boekjaar (met een minimum van 250.000). Deze norm wordt dus elk jaar opnieuw berekend. Alleen het publiek eigen vermogen telt mee, het private eigen vermogen blijft buiten beschouwing (die hebben samenwerkingsverbanden ook nauwelijks). Voor schoolbesturen geldt een andere formule voor de vermogensnorm.

Op de hoogte blijven van alles wat speelt in het onderwijs? Word lid van de AOb! En ontvang elke maand het Onderwijsblad.

CHECK ALLE VOORDELEN VAN HET LIDMAATSCHAP