Algemeen

Drie antwoorden over salaris januari

Het gaat goed met de Nederlandse economie. Toch valt het eerste salaris van 2018 tegen. Ook voor onderwijspersoneel komt er amper wat bij. Sommigen gaan zelfs een paar euro minder verdienen dan in 2017.

Tekst Joëlle Poortvliet - Redactie Onderwijsblad - - 3 Minuten om te lezen

geld-flickr

Het jaar was amper van start of ADP, één van de grootste salarisverwerkers in Nederland, liet weten dat er maar een heel klein beetje bij komt in 2018. Iemand met een modaal inkomen zou zo’n 7 euro netto per maand meer gaan verdienen. Voor onderwijspersoneel wordt die kleine stijging teniet gedaan door de kosten voor pensioen.

Waarom verdien ik netto niet meer dan vorig jaar?

Zoals altijd met salaris is het een ingewikkeld verhaal. In 2017 zijn de lonen in het onderwijs gestegen. Alleen de pensioenpremie steeg niet direct mee. Vorig jaar pakte dat gunstig uit. Je salaris ging omhoog, maar de pensioenpremie nog niet. Vanaf 2018 betaal je wel premie over dat hogere bedrag. Daarnaast stijgt de pensioenpremie licht. Van 21,1 procent in 2017 naar 22,9 procent in 2018. Je werkgever betaalt 70 procent van dat bedrag en jij 30 procent.

In 2022 gaan nieuwe afspraken in, waar de AOb voor heeft gepleit. Als vanaf dat jaar het loon stijgt, dan stijgen de pensioenpremies direct mee. Dan krijg je niet meer dat je op een later moment ‘plots’ meer gaat betalen.

Waarom is die strook zo ingewikkeld?

Dat komt vooral door afspraken over pensioenen (daarvoor onderhandelt de AOb in de Pensioenkamer met alle overheidsvakbonden en werkgevers), afspraken in cao’s en extra’s zoals vakantiegeld. Complex is het ook omdat afspraken worden vertaald naar termen en afkortingen die per salarisverwerker verschillen. Zo wordt het bedrag dat onderwijspersoneel maandelijks krijgt, met uitzondering van het hbo, als compensatie voor ziektekosten op vijf manieren omschreven, meestal als inkomenstoelage, inkomensvergoeding of ‘wg-bijdrage aan de ziektekosten’.

Wat ook niet helpt is dat werkgevers niet happig zijn op een verhoging van het brutosalaris voor iedereen. Zeker niet in magere jaren. In plaats daarvan leveren cao-onderhandelingen dan extraatjes op voor bepaalde groepen mensen. Denk aan de maandelijkse toeslag omdat je aan het einde van je schaal zit (op je strook heet dat uitlooptoeslag of schaal-uitloop). Deze groep werknemers kent trouwens ook een jaarlijks extra bedrag, mits je werkzaam bent in het po, vo of mbo. Dat heet de bindingstoelage en die krijg je in augustus.

Hoe dit soort bedragen voor jou persoonlijk uitpakken en welke belastingen je erover betaalt, berekent de salarisverwerker. In het onderwijs doen meestal Raet, ADP of Afas dat. Zij gaan uit van grondslagen. De grondslag (het loon) waarover je bijvoorbeeld premies betaalt voor collectieve sociale verzekeringen (het sv-loon) is een ander bedrag dan de grondslag waarover je pensioenpremie wordt berekend.

Wat kan ik zelf doen?

Het verschilt nogal per salarisverwerker in hoeverre je wordt geconfronteerd met de achterliggende, ingewikkelde berekeningen. Raet bijvoorbeeld werkt nog steeds met een A4 dat lijkt op een jarentachtig stencil met maar liefst zes blokken vol afkortingen, grondslagen en cumulatieven. Fred Asbroek van Raet laat weten de strook wel te willen vereenvoudigen, maar dat is lastig omdat ze dan aan de basis van hun software moeten sleutelen en die stamt uit de vorige eeuw.

Afas heeft wel een slag gemaakt. Zij hebben de optie voor een graphic, gebruiken veel minder termen en schrijven deze voluit. AOb-experts waarschuwen wel dat op een summiere strook bijvoorbeeld minder duidelijk is waar je recht op hebt wanneer je (deels) arbeidsongeschikt wordt. Zij adviseren om sowieso je loonstrook geregeld te checken. Ron van der Hoek: “Het blijft mensenwerk om al die de gegevens in te voeren.”

Benieuwd geworden naar de afspraken in jouw cao? Kijk hier.

Je eigen loonstrook ontleden kan via deze graphic.

Ben je lid van de AOb en heb je vragen over jouw loonstrook neem dan contact op met het informatie- en adviescentrum.