Algemeen

Basisschoolleerling weet te weinig van burgerschap

Na meer dan tien jaar aandacht voor burgerschapsvorming op basisscholen stellen de resultaten teleur. De Onderwijsinspectie constateert dat leerlingen in groep 8 nog iets minder van burgerschap weten dan in 2009.

Tekst Joëlle Poortvliet - redactie Onderwijsblad - - 6 Minuten om te lezen

burgerschapsrapport

Beeld: Onderwijsinspectie

De verschillen tussen wat leerlingen in Nederland weten over burgerschap zijn heel groot. De Onderwijsinspectie checkte de kennis van groep 8 leerlingen. Sommigen wisten maar 7 procent van de opgaven goed te beantwoorden, anderen 98 procent. Het gros, vier op de vijf leerlingen in Nederland, beheerst de helft tot bijna 90 procent van de kennis en vaardigheden op burgerschapsgebied. In 2009 was dat iets meer. Maar toen al lagen de uitkomsten ‘ver onder het gewenste resultaat’, schrijft Onderwijsinspectie in haar rapport dat vandaag verschijnt.

Democratisch

Volgens Anne Bert Dijkstra, hoogleraar onderwijskunde en voor burgerschapsonderwijs verbonden aan de inspectie, vinden scholen het ingewikkeld om dit onderwijs in de praktijk vorm te geven. Vorig jaar augustus is de wettelijke opdracht*In de wet burgerschapsonderwijs die inging op 1 augustus 2021 staat dat alle leerlingen moeten leren over basiswaarden van de democratische rechtsstaat. Denk aan vrijheid van meningsuiting, gelijkwaardigheid, begrip voor anderen, verdraagzaamheid, autonomie, verantwoordelijkheidsbesef en het afwijzen van onverdraagzaamheid en discriminatie. Ze moeten niet alleen kennis opdoen over die waarden, maar ook vaardigheden aanleren in het toepassen van die waarden. Bijvoorbeeld leren debatteren, omgaan met mensen die anders denken en je eigen mening vormen. aan basis- en middelbare scholen om burgerschapsonderwijs te geven aangescherpt. In het najaar pleitte de Onderwijsraad voor concretere kerndoelen, eindtermen en kwalificatie-eisen op het gebied van burgerschap. ‘Het Nederlandse onderwijs in democratisch burgerschap kan en moet beter, doordachter en systematischer’, schreef de Onderwijsraad.

Want vooral ‘democratisch handelen’ vinden groep 8 leerlingen moeilijk, blijkt uit het jongste onderzoek van de inspectie. Omgaan met verschillen en met conflicten en maatschappelijk verantwoord handelen gaat de leerlingen beter af. Dit onderzoek werd overigens voor de nieuwe wetgeving, in het schooljaar 2019-2020, uitgevoerd op 94 basisscholen met 2237 leerlingen.

Voorbeeld van een kennisvraag die de Onderwijsinspectie aan groep 8 leerlingen heeft voorgelegd. Het goede antwoord is vetgedrukt.

Volgens Dijkstra komt dat omdat democratisch handelen verder weg ligt van wat dagelijks op basisscholen gebeurt. “Neem een vaardigheid zoals leren omgaan met conflicten. Conflicten zijn er dagelijks op school. Kinderen krijgen ruzie en leren dat uit te praten en op te lossen.” Verder van het klaslokaal staan onderwerpen zoals de oorlog in Oekraïne, de moord op de Franse leraar Samuel Paty, de bouw van een asielzoekerscentrum en de komst van een windmolenpark. Dijkstra: “Daar hebben kinderen geen directe invloed op. Het is abstracter en complexer.”

Oekraïne

Juist dan komen de doelen en vaardigheden van burgerschap om de hoek, aldus Dijkstra. Hij werkt het voorbeeld van de huidige oorlog in Oekraïne verder uit. “Het onderliggende conflict heeft onder andere te maken met hoe je samen beslissingen wilt nemen in een maatschappij. Wil je bijvoorbeeld één sterke leider die de knopen doorhakt? Of wil je liever samen beslissen over onderwerpen? Het abstracte leerdoel is dan: kennis overdragen over de representatieve democratie. Je kunt voorbeelden noemen van landen met een democratie en landen met een sterke leider. Wil je vervolgens de houding ‘rekening houden met elkaar’ bevorderen, dan kun je ingaan op de vraag: hoe wordt dat vormgegeven in een land waar één iemand de leiding heeft? Met wie zal een sterke leider vooral rekening houden?" Dijkstra concludeert: “Als je weet aan welke leerdoelen je wilt werken, kun je elke actualiteit gebruiken om aan burgerschap te werken.”

De tijd voor leraren om leerdoelen zelf uit te bouwen is er niet

In het rapport reageren dertien experts en betrokkenen op de onderzoeksresultaten. Eén van hen is Pieter van Rees, promovendus geschiedenis van burgerschapsvorming aan de Rijksuniversiteit Groningen. Hij denkt dat het ontbreken van verbetering in het burgerschapsonderwijs te maken heeft met het onder druk staan van de professionaliteit en autonomie van leraren. Van Rees zegt in het rapport dat er ‘geen ruimte meer is om tot algemene vorming van leerlingen te komen vanuit een gedegen en eigen visie op onderwijs en opvoeding’.

Voorbeeld van een kennisvraag die de Onderwijsinspectie aan groep 8 leerlingen heeft voorgelegd. Het goede antwoord is vetgedrukt.

Rozerin Top is leerkracht op de Jan Ligthartschool in Den Haag. Ook zij keek mee naar de onderzoeksresultaten en merkt op dat collega’s ‘geen gerichte lessen hebben voor de maatschappelijke aspecten van burgerschap’. In het rapport zegt ze: ‘Er zijn wel leerdoelen, maar de rest moeten ze zelf uitbouwen en dat kost veel tijd. Die luxe om dat te doen is er momenteel in het primair onderwijs niet, gezien bijvoorbeeld het lerarentekort.' Ook Esther van den Berg, ambassadeur burgerschap voor de Stichting School & Veiligheid, ziet een link met het lerarentekort: 'Daardoor ligt de nadruk op andere zaken.'

Socialisatie en persoonsvorming: scholen doen dat al zolang ze bestaan

De Onderwijsinspectie wil vooral zien dat scholen op korte termijn een visie formuleren die verder gaat dan ‘wij bereiden onze leerlingen voor op de multiculturele samenleving’, aldus Dijkstra. Scholen hebben die nog nauwelijks, blijkt uit het onderzoek. Dijkstra benadrukt dat burgerschapsonderwijs niet iets nieuws is. "Het komt er niet bij. Socialisatie en persoonsvorming: scholen doen dat al zolang ze bestaan.”

Voorbeeld van een kennisvraag die de Onderwijsinspectie aan groep 8 leerlingen heeft voorgelegd. Het goede antwoord is vetgedrukt.

Volgens Dijkstra gaat het vooral om samenhang aanbrengen in wat de school al doet en doelgerichter aan kennis en vaardigheden werken. “Wij denken dat dat goed te doen is, mits scholen die eigen visie hebben, een levensideaal. Hoe willen ze hun leerlingen voorbereiden op de wereld?" Wat de inspectie nu ziet, is vooral een lappendeken. Dijkstra: "Een school adopteert bijvoorbeeld een 4/5 mei-monument en gaat daar elk jaar bloemen leggen. Hartstikke mooi, maar waarom doe je dat? Je vindt vrijheid belangrijk. Maar wat is vervolgens de kennis die je leerlingen uit groep 4 over vrijheid wilt bijbrengen? En welke houding wil je bevorderen bij leerlingen uit groep 7?”

Dit onderwijs ontstaat niet vanzelf

Het beschrijven van die leerdoelen en de samenhang hoeft niet morgen af te zijn. Maar, benadrukt inspectiewoordvoerder Daan Jansen: “Zorg voor focus, want burgerschapsvorming is één van de drie basisvaardigheden in het onderwijs. Naast taal en rekenen/wiskunde.” Volgens Dijkstra ligt de bal bij de schoolbesturen: “Dit onderwijs ontstaat niet vanzelf. Bestuurders moeten hun organisatie zo inrichten dat er ruimte ontstaat om hier invulling aan te geven.”

De Onderwijsinspectie maakte een podcast over burgerschapsonderwijs

Reactie van AOb-bestuurder Thijs Roovers: "We zien het onderwijs op meerdere gebieden steeds meer kwaliteit inleveren. Dat is een kwalijke zaak en de reden waarom we als AOb al jarenlang de noodklok luiden. De tekorten in het gehele funderend onderwijs maken het onmogelijk om dezelfde kwaliteit aan onderwijs te blijven bieden. Uiteraard onderschrijven we het belang van burgerschap, maar enkel zeggen dat het onderwijs er iets aan moet gaan doen, zonder structureel iets aan de tekorten te doen, heeft geen enkele zin."