Algemeen

Sinterklaas is een leugen

Als de waarheid over Sinterklaas boven tafel komt, blijkt dat iedereen gelogen heeft: van Dieuwertje Blok tot de juf. “Maak het niet zwaarder dan het is. Het feest is er nog.”

Tekst Lisette Douma - redactie Onderwijsblad - - 6 Minuten om te lezen

klaas2liggend-1

Beeld: Typetank

Geloven in Sinterklaas is niet heel anders dan geloven in Hans en Grietje. Het verschil is wel dat eigenlijk alle volwassenen meegaan in het complot van Sinterklaas, en dat over Hans en Grietje makkelijk wordt gezegd: Nee joh, die bestaan helemaal niet, er zijn heus geen ouders die hun kinderen achterlaten in het bos.

Jonge kinderen hebben moeite fantasie en werkelijkheid van elkaar te scheiden. “Dit zogenaamde magisch denken treedt op bij kinderen tussen de drie en zes en neemt daarna af”, weet Chariva Zaandam die het kinderboek Sinterklaas voor grote kinderen heeft geschreven. “Als een kind een jaar of zeven is, begint het zich af te vragen: Hoe kan het dat Sinterklaas op zoveel plekken tegelijk is?”

Vragen

“De Sint op de televisie ziet er anders uit dan die in het dorp. De kleding, de stem: alles is anders”, vult kinder- en opvoedcoach Tea Adema aan. “Een kind wordt opmerkzamer. Het vangt bijvoorbeeld signalen over cadeautjes op. Toen mijn dochtertje drie was, kon ik gerust sinterklaasinkopen doen met haar erbij. Ze legde de link niet tussen de boodschappen en de cadeautjes in de zak. Bij een kind van zeven hoef je daar echt niet meer mee aan te komen.”

Als een kind een jaar of zeven is, begint het zich af te vragen: Hoe kan het dat Sinterklaas op zoveel plekken tegelijk is?

Wanneer het geloof wankelt, komen de vragen. “Ik zeg dan altijd: Ik denk wel dat hij bestaat, ik zie hem zo vaak op tv”, vertelt juf Nathalie van Thiel, auteur van het boek 101 vragen aan de juf. “Als kinderen ontdekken dat er verschillende sinterklazen zijn, erken ik dat wel. Er zijn echte en er zijn nepperds, zeg ik dan. ‘Maar voor alle sinterklazen moet je respect hebben, want er kan er zomaar eentje de echte zijn.’”

Taak

Van Thiel is duidelijk: vertellen dat Sinterkaas niet bestaat is niet de taak van de leerkracht. Chariva Zaandam denkt er hetzelfde over. “Het heeft geen educatieve waarde voor de school. Wanneer de leerkracht er wel vragen over krijgt, moet hij creatief het antwoord omzeilen en naar ouders verwijzen.”

“Ik zou de vraag beantwoorden met een wedervraag”, tipt kindercoach Adema. “Wat denk je zelf? Laat het kind zelf uitvogelen of Sinterklaas nu wel of niet bestaat. Gun hem dat proces, soms duurt het wel weken voor hij eraan toe is te erkennen dat Sinterklaas niet bestaat.”

Teleurstelling

De waarheid kan een teleurstelling zijn, of zelfs iets om boos over te worden. Kinderen zijn immers voorgelogen, ook door degenen die ze het meest vertrouwen. “Waarom zouden volwassenen dat zo regelen, zou ik aan een leerling vragen die boos of teleurgesteld is”, zegt Adema. “Je kunt uitleg geven over het mooie feest dat volwassenen kinderen gunnen. En vertellen dat kinderen als ze groter worden zelf cadeautjes mogen uitdelen. Het feest krijgt dan op een nieuwe manier glans.”

Jan Ligthart, een van Nederlands bekendste pedagogen, keerde zich al in 1907 in het tijdschrift School en leven tegen de sinterklaasmythe. Hij maakte zich zorgen over de klap die kinderen krijgen wanneer ze ontdekken dat Sinterklaas niet bestaat. Ook vond hij het vreemd dat opvoeders een fictief personage inzetten om hun kind in het gareel te krijgen (‘Als jij je kamer niet opruimt, slaat Sinterklaas jou dit jaar misschien wel over’). Maar het ergste vond Ligthart misschien nog wel dat een ‘zoogenaamde kindervriend’ rijke kinderen veel beter bedeelde dan ‘de armen in hun sloppen’.

In 1938 deed een andere bekende onderwijsman, Dirk Leonardus Daalder, hoofdredacteur van het tijdschrift Het kind, onderzoek naar de sinterklaasmythe. Hij ondervroeg 209 leerlingen. Vorig jaar werd deze enquête onder 127 jongeren herhaald door wetenschappers en studenten van de Rijksuniversiteit Groningen. Net als in 1938 waren kinderen zeven à acht jaar oud als ze ontdekken dat Sinterklaas niet bestaat. Wat opvalt aan het herhaalde onderzoek is dat kinderen van nu zwaarder tillen aan het feit dat Sinterklaas niet bestaat, dan kinderen in 1938: 57 procent ervaart teleurstelling, leegte, verdriet en verlies. In 1938 was dat 39 procent. “Dat komt waarschijnlijk doordat kinderen van nu veel beschermder worden opgevoed”, legt de Groningse onderwijshistorica en emeritus hoogleraar genderstudies Mineke van Essen uit. “Kinderen zijn tegenwoordig minder gewend aan teleurstellingen. In de jaren dertig namen zij de dingen veel meer zoals ze kwamen. De emotiecultuur van tegenwoordig was er nog niet.”

Wat opvalt aan het herhaalde onderzoek is dat kinderen van nu zwaarder tillen aan het feit dat Sinterklaas niet bestaat, dan kinderen in 1938.

Bovendien was Sinterklaas in de jaren dertig van de vorige eeuw veel meer dan tegenwoordig iemand om te vrezen. Wie stout was kreeg de roe, of werd met de boot mee naar Spanje genomen. In het boekje Mee in den zak uit 1915 hingen tientallen stoute kinderen met zak en al in het ruim van de sinterklaasboot. Van Essen: “Meer dan nu waren kinderen vroeger opgelucht dat die enge Sinterklaas niet bestond.”

Toneelstukje

Het gevoel van teleurstelling was voor Chariva Zaandam de aanleiding een boek ‘voor grote kinderen’ over Sinterklaas te maken. “In gesprek met vrienden kwam ik erachter dat zij allemaal nog wisten wanneer zij ontdekten dat Sinterklaas niet bestond. En voor niemand was dat een leuke herinnering. Dat moet toch anders kunnen, dacht ik. Dus heb ik een boek geschreven waarin kinderen worden meegenomen in de geschiedenis van Sinterklaas en deelgenoot worden gemaakt in het geheim. Het boek probeert de onthulling van het geheim om te buigen van een teleurstelling naar iets waar kinderen trots op kunnen zijn: Ik heb het geheim ontrafeld en mag nu zelf het toneelstukje meespelen.”

“Je moet het ook niet zwaarder maken dan het is”, vindt kindercoach Adema. “Als volwassene hoef je echt geen spijt te betuigen of iets dergelijks. Nee, het kind hoort nu bij de groten, mag zelf Sinterklaas uithangen. Het is het begin van een nieuwe levensfase.”

Als een kind in groep 6 nog steeds gelooft, wordt het wel tijd voor een serieus gesprek met ouders. Waarschijnlijk is er dan meer aan de hand met de ontwikkeling van dat kind.

Het al dan niet geloven in de goedheiligman benadert Adema als een signaal dat iets significants vertelt over de ontwikkeling van een kind. “Als een kind in groep 6 nog steeds gelooft, wordt het wel tijd voor een serieus gesprek met ouders. Waarschijnlijk is er dan meer aan de hand met de ontwikkeling van dat kind. Wordt hij misschien nog wel elke dag de klas in gebracht of kan hij nog niet zelfstandig eten. Dat kind moet dan autonomer worden.”

Hulp-Sint

Op vrijwel alle scholen komt Sinterklaas in de eerste vier groepen in de klas zijn verjaardag vieren. In de hogere klassen komt hij ook wel even langs, maar trekken de kinderen vaak lootjes, terwijl sommige kinderen in groep 5 dus nog geloven. “Je kunt best aan kinderen uitleggen dat de Sint simpelweg geen tijd heeft voor alle kinderen cadeautjes te kopen en dat zij dus als hulp-Sint moeten optreden”, vertelt juf Nathalie van Thiel die jarenlang voor groep 5 heeft gestaan. “Zo kun je een feestje vieren dat leuk is voor zowel kinderen die geloven, als voor hen die niet geloven.”