Algemeen

Onderwijs als verkiezingsonderwerp in de verdrukking

Op 22 november zijn er Tweede Kamer-verkiezingen, voor de tweede keer in nog geen drie jaar tijd. Het Onderwijsblad vergeleek de nieuwe verkiezingsprogramma’s met de vorige en vond naast veel overeenkomsten ook een paar opvallende verschillen.

Tekst Arno Kersten - Redactie Onderwijsblad - - 9 Minuten om te lezen

Verkiezingsborden

Redactie Onderwijsblad

Niets is zo tijdloos als een inleiding over de snel veranderende wereld om ons heen. Tenminste, dat vinden ze bij het CDA, want die partij begint het hoofdstuk over onderwijs in zijn verkiezingsprogramma - copy-paste - met precies dezelfde alinea. Twee jaar, acht maanden en zeven dagen scheiden de komende Tweede Kamer-verkiezingen op 22 november met de vorige. Het politieke landschap heeft weinig meer weg van de uitslag op 15 maart 2021. De Boerburgerbeweging, nu nog goed voor één zetel in de Tweede Kamer, heeft een flinke opmars gemaakt in de provincies en de Eerste Kamer. D66, op dit moment nog de tweede partij, lijkt de gunst van veel kiezers te verliezen. Net als coalitiegenoot CDA, trouwens. GroenLinks en de PvdA doen samen mee met één kandidatenlijst en één programma, een primeur. Intussen zijn alle ogen gericht op Pieter Omtzigt, die voor het eerst met zijn Nieuw Sociaal Contract (NSC) deelneemt aan het electorale strijdtoneel.

In meer opzichten ziet de wereld er nu heel anders uit. Denk alleen maar aan de crisis in het Midden-Oosten. Of aan de oorlog in Oekraïne en de enorme prijsstijgingen sindsdien. Tweeënhalf jaar geleden waren er heel andere zorgen die nu alweer ver weggezakt lijken. De samenleving was in de ban van corona. Bij de vorige verkiezingen hadden scholen net een lange lockdown achter de rug. Anderhalvemeter-maatregelen en afstandsonderwijs, looproutes in de lokalen, covid-uitbraken binnen lerarenteams, persconferenties over aangescherpte maatregelen: het onderwijs was letterlijk en figuurlijk veel in beeld.

Woordwolk

Een op de vijf kiezers noemde onderwijs begin 2021 als een thema waar de verkiezingen over zouden moeten gaan, zo lieten verschillende peilingen van I&O Research zien. Bij de verkiezingen van maart 2017 lag dat percentage trouwens nog hoger op 35 procent. De barometer van marktonderzoeksbureau Ipsos gaf bij de vorige verkiezingen een vergelijkbaar beeld. Iets meer dan twintig procent van de kiezers noemde het onderwijs als belangrijk politiek thema, goed voor een plek in de top vijf. Hoe anders is dat nu. De afgelopen tijd bungelde het onderwijs bij Ipsos en I&O Research ergens tussen de negen en twaalf procent.

Dit artikel verschijnt in het Onderwijsblad. Meer lezen over alle voordelen van het AOb-lidmaatschap? Word lid!

“Onderwijs wordt weggedrukt door andere onderwerpen. Je ziet dat de woningmarkt, klimaat, armoedebestrijding en asiel hoog scoren”, aldus onderzoeker Peter Kanne van I&O Research. In de peiling kunnen kiezers drie thema’s aanwijzen in een lijst van zo’n twintig onderwerpen. Maar ook in een ‘extra’ open vraag komt onderwijs weinig naar voren, aldus Kanne. “We hebben daar een woordwolk van gemaakt en dan staat onderwijs er nog net bij, helemaal links onderaan, in het kleinste lettertype. Het lijkt op dit moment vrijwel geen onderwerp te zijn.” Kiezers noemen vaak als eerste de problemen die ze rechtstreeks raken, duidt onderzoeker Sjoerd van Heck van Ipsos. Drie jaar terug was dat corona en gezondheid, nu is dat alles wat te maken heeft met bestaanszekerheid: van koopkracht tot een dak boven je hoofd. “De prijsstijgingen na de Russische inval in Oekraïne zijn een heel dringend probleem voor veel mensen, en dan schuift onderwijs meer naar de achtergrond.”

(Lees ook het artikel: 'Onderwijs is een lastig campagnethema')

Onderwijs is als verkiezingsthema naar de achtergrond geschoven

Veelzeggend vindt Kanne het hoge percentage kiezers dat met onderwijs geen enkele politieke partij associeert (bijna de helft), begin 2021 was dat eenderde. Hoewel D66 het vaakst wordt genoemd, blijft ook die partij daarmee achter bij de vorige verkiezingen. Een teken aan de wand was in sommige ogen ook de collectie van twaalf campagneposters - van klimaat tot woningmarkt - die GroenLinks en de PvdA afgelopen september presenteerden, waartussen het onderwijs ontbrak. Bij navraag door het Onderwijsblad stuurt een woordvoerder alsnog een nagekomen onderwijs-affiche door onder het motto: ‘Campagne is doorlopend werk.’

Klinkende munt

Verkiezingen zijn een spiegel van de tijd en dat zie je ook terug als je de (concept)programma’s van toen en nu naast elkaar legt. Een van de belangrijke thema’s drie jaar terug was het dichten van het salarisverschil tussen het primair en voortgezet onderwijs. Na jarenlange stakingen en acties wisten leraren de loonkloof op de politieke agenda te zetten. Dat succes betaalde zich uit in klinkende munt, want een jaar na de verkiezingen lag het geld op tafel om de salarissen gelijk te trekken.

Beeld: Wim Stevenhagen

Omgekeerd zijn er ook nieuwe onderwerpen die drie jaar geleden nog afwezig waren in de partijprogramma’s. Mobieltjes in de klas is een thema dat vertrekkend CDA-Kamerlid René Peters een jaar geleden bij de behandeling van de onderwijsbegroting naar voren schoof en sindsdien veel aandacht kreeg in de media. Het pleidooi voor een wettelijk verbod resulteerde uiteindelijk in een landelijke ‘richtlijn’ om mobieltjes uit de klas te weren. CDA, D66, NSC en VVD hebben het thema nu in hun onderwijsparagraaf omarmd.

Niet helemaal nieuw, maar wel wat prominenter is de stagevergoeding voor leraren in opleiding. De AOb voerde actie voor een stagevergoeding van 750 euro, nadat een enquête uitwees dat driekwart van de studenten aan onderwijsopleidingen geen vergoeding voor hun stage krijgt. Niet uit te leggen, zo vindt de bond, helemaal in een tijd van een gigantisch lerarentekort. Verschillende partijen haken erop in. Zo wil GroenLinks/PvdA een ‘minimale stagevergoeding van 750 euro per maand’ invoeren voor het primair onderwijs. De VVD heeft het alleen over een ‘verplichte stagevergoeding’. Andere partijen bepleiten een vergoeding voor alle stagiairs, ongeacht de opleiding.

Oormerken

Door de bank genomen verschillen de nieuwe onderwijsprogramma’s vooral op kleinere onderdelen van de vorige. Toch vallen er ook wat opvallende veranderingen te signaleren. Zo schrijft de VVD - nu voor het eerst - dat beslissingen over geld ‘dicht bij de werkvloer’ moeten worden genomen, al wordt dat niet verder uitgewerkt. Ook wil de partij bovenmatige financiële reserves ‘automatisch’ laten terugvloeien, subsidies afbouwen en ‘oormerken in de lumpsum’. NSC oppert in zijn eerste programma een norm voor geld dat naar het primaire proces gaat en wil de overhead maximeren. Bij sommige andere partijen staat de besteding van onderwijsgeld al langer op de radar, zoals D66: geld moet zoveel mogelijk rechtstreeks naar de scholen. De SP wil dat lerarensalarissen landelijk uitbetaald worden. En GroenLinks/PvdA wil geld oormerken dat is bestemd voor onderwijzend personeel, het wegwerken van onderwijsachterstanden en zorgleerlingen.

Steeds meer partijen hebben de besteding van onderwijsgeld op de radar

Flink op de schop gegaan is het programma van de Boerburgerbeweging (BBB). Niets is meer terug te vinden van de radicale passages uit het programma waarmee Caroline van der Plas in maart 2021 de Tweede Kamer in kwam: verplicht voedselonderwijs op de basisschool met boerderij-educatie als ‘wezenlijk onderdeel’, verplichte stage in de agrarische sector voor docenten in opleiding, agrarische vervolgopleidingen promoten in het po en vo. Bovendien wilde de partij dat een ‘deskundige commissie’ lesmateriaal vooraf zou toetsen. En de partij wilde een meldpunt invoeren: ‘Onderwijzers op alle scholen wordt verboden hun eigen ideologieën te verspreiden onder leerlingen.’

Op de vraag of BBB deze opvattingen ook écht verlaten geeft, geeft een woordvoerder geen duidelijk antwoord. Hij noemt het programma ‘beter uitgebalanceerd’ en geeft aan dat de partij heeft gekozen voor een ‘terughoudende benadering over de inhoud’. In plaats van ‘de soms wat activistische toonzetting is gekozen voor het uitwerken van de kernwaarden’ van de partij. ‘De waardering voor het platteland en onze boeren blijft onverminderd hoog, maar klinkt minder polemisch door.’

Lestaak

Opmerkelijk is dat BBB geen enkele aanpak ontvouwt voor het lerarentekort, een probleem dat sinds de vorige verkiezingen alleen maar groter is geworden. Andere partijen doen dat wel, maar borduren vooral voort op de weg die de Tweede Kamer de afgelopen twee jaar al is ingeslagen: parttime leraren verleiden meer uren voor de klas te gaan, regionale samenwerking aanmoedigen, betere begeleiding voor starters en zij-instromers.

Wat het onderwijs zonder twijfel een stuk aantrekkelijker zou maken, is een lang gekoesterde wens voor veel leraren: kleinere klassen. Een paar partijen streven naar een concrete maximale groepsgrootte van 23 (SP) of 21 (Partij voor de Dieren), terwijl D66 daar nu juist vanaf is gestapt. Bij de vorige verkiezingen wilde de partij nog toewerken naar klassen van 23 leerlingen en een vermindering van de lestaak naar 20 uur. In het nieuwe programma staat er alleen nog: ‘Op langere termijn zetten we in op kleinere klassen.’

Er zijn simpelweg te weinig leraren om deze voorstellen op korte termijn door te voeren

De reden, zo blijkt bij navraag aan een woordvoerder, is pragmatisch: het lerarentekort is voorlopig te groot om de klassen te verkleinen. De partij wil eerst op andere manieren leraren werven en behouden. ‘Voor de lange termijn is vermindering van de lestaak iets waar wij nog steeds positief in staan. Maar als we de lestaak nu zouden terugbrengen, zal het gigantische en urgente lerarentekort alleen nog maar acuter worden. Dit geldt ook kleinere klassen. Er zijn simpelweg te weinig leraren om deze voorstellen op korte termijn door te voeren.'

Welke partijen vinden elkaar?

Meer grip op besteding van onderwijsgeld

VVD: Beslissingen over geld dicht bij de werkvloer...minder subsidies af en oormerken in de lumpsum.

D66: Onderwijsgeld zo veel mogelijk rechtstreeks naar de scholen.

NSC: Structurele (lumpsum) bekostiging. Een norm voor de hoeveelheid onderwijsgeld aan het primaire proces, overhead maximeren.

PVV: Maximaal 20 procent van de onderwijsbegroting naar overhead
GroenLinks/PvdA: Onderwijsgeld oormerken dat is bedoeld voor onderwijzend personeel, het wegwerken van onderwijsachterstanden en zorgleerlingen. Meer structurele financiering.

SP: Lonen docenten landelijk uitbetalen. 

 

Verplichte stagevergoeding voor leerkrachten in opleiding

GroenLinks/PvdA: Minimale stagevergoeding van € 750 per maand in primair onderwijs.

VVD: Scholen gaan verplicht een stagevergoeding geven aan stagiairs.

Partij voor de Dieren: Verplichte stagevergoeding bij werkgevers van minimaal 500 euro per maand bij een voltijd stage (algemeen).

Volt: Minimale stagevergoeding van 550 euro voor fulltime stages van zowel mbo-, hbo- als wo-opleidingen.

NSC: Belastingvrije stagevergoeding bij beroepsopleidingen naar 450 euro per maand, het minimum voor een fulltimestage. Mkb'ers kunnen financiële ondersteuning aanvragen.

D66: Een minimumstagevergoeding invoeren voor rekening van werkgevers (algemeen).

 

Aanpassen artikel 23 van de Grondwet

Volt: Artikel 23 aanpassen. Stoppen met financieren van religieus onderwijs.

VVD: Artikel 23 aanpassen zodat de vrijheid van onderwijs niet het gelijkheidsbeginsel mag ondermijnen. Acceptatieplicht van leerlingen in het bijzonder onderwijs, identiteitsverklaringen afschaffen.

D66: Acceptatieplicht, scholen mogen geen leerlingen weigeren op basis van religie of andere levensbeschouwelijke grond.

GroenLinks/PvdA: Artikel 23 moderniseren. Scholen verbieden om kinderen of leraren te weigeren op basis van hun geloof of achtergrond.

Partij voor de Dieren: Artikel 23 aanpassen. Vrijheid van onderwijs mag niet misbruikt worden om te discrimineren. Geen intentieverklaringen die homoseksualiteit en genderdiversiteit afwijzen.

SP: Artikel 23 aanpassen. Elke school moet iedere leerling of docent in principe accepteren.

NSC: We hechten zeer aan artikel 23 van de Grondwet, maar de vrijheid van onderwijs mag niet worden misbruikt.