Algemeen

Kamer moet nu afspraken maken over basiszorg passend onderwijs

De AOb hoopt dat het vandaag verschenen rapport van de Onderwijsraad over passend onderwijs de politiek onmiddellijk tot actie dwingt. Basiszorg vastleggen in de wet waarmee op landelijk niveau wordt afgesproken aan welke voorwaarden iedere schoollocatie moet voldoen, is een belangrijk begin.

Tekst Karen Hagen - Redactie Onderwijsblad - - 3 Minuten om te lezen

'We zijn nu vier jaar aan het werk met deze stelselwijziging en het is echt de hoogste tijd dat de weeffouten uit het systeem worden gesneden. De regels moeten scherper om ongelijke kansen voor kinderen te voorkomen', aldus AOb-voorzitter Liesbeth Verheggen.

Regionale verschillen

De Onderwijsraad constateert grote problemen met het systeem: door forse regionale verschillen is niet goed te zeggen hoe het er landelijk voor staat met passend onderwijs. Ook is er een serieus risico dat de verschillen in het zorgaanbod groot zijn en snel groter worden.

'Logisch dus dat het draagvlak onder onderwijspersoneel voor passend onderwijs beperkt is: de kwaliteit van ons onderwijs staat onder druk en de werkdruk neemt toe,' stelt Verheggen. 'Klassen zijn door oplopende personeelstekorten voller en door passend onderwijs diverser, terwijl de specialisten die vroeger op school rondliepen zijn verdwenen naar een samenwerkingsverband. Je zou zeggen: het bestaat niet. Maar helaas.'

Regel basiszorg in de wet

De AOb heeft vanaf het ontstaan van het idee voor passend onderwijs gelobbyd voor basiszorg. 'De meeste zorgvragen waarmee we in het onderwijs worden geconfronteerd zijn redelijk algemeen. Het is dus niet meer dan logisch dat je bij wet vastlegt dat elke school de kennis in huis moet hebben om te kunnen omgaan met dyslexie, of met mildere varianten in het autismespectrum,' zegt Verheggen. 'Samenwerkingsverbanden kunnen zich dan concentreren op de verdeling van leerlingen met aan de complexere zorgvragen. Passend onderwijs is dan meteen een stuk overzichtelijker.'

Alleen: toen de stelselwijziging in 2012 werd beklonken, vond de Kamer dat het rijk daar geen rol in had. 'Met alle gevolgen van dien. De voortgangsrapportages van het ministerie en dit advies van de Onderwijsraad moeten de politiek Den Haag toch echt tot actie bewegen. We hebben het over een doorn in het oog van het onderwijspersoneel. Maar belangrijker nog: het gaat hier om gelijke kansen voor kinderen. Ik snap dat er verkiezingen aankomen, maar bij dit soort zaken hoop ik toch op Kamerbrede consensus en moet je geen jaar gaan zitten wachten.'

Uit de analyse van de Onderwijsraad blijkt ook dat de ontstane situatie slecht is voor ieder kind.

'Bij discussies over passend onderwijs gaat het meestal over zorgleerlingen, maar uitgangspunt is dat het systeem gelijke kansen biedt voor iedereen. Omdat schoolbesturen vastlopen op de vraag welke scholier op welke school extra zorg krijgt, is er nu zo veel gedoe dat de lopende discussie volledig voorbijgaat aan de noden van scholieren zonder zorgvraag. Door de grotere groepen en de komst van complexe klasgenootjes hebben leraren voor hen vaak ook al minder tijd.'

Verheggen benadrukt dat basiszorg een eerste stap is. 'Heldere afspraken scheppen voor scholieren, ouders en personeel meer duidelijkheid. Me dunkt dat we daar nu niet meer eindeloos over moeten debatteren. Maar met landelijke afspraken over hoe we met passend onderwijs omgaan alleen zijn we er niet. De veel te hoge werkdruk op bijna alle scholen staat goed onderwijs in de weg. Om de werkdruk te beteugelen en het onderwijs aantrekkelijker te maken als arbeidsmarkt is een mega-investering nodig. Niet voor niets stelden we vorige week dat er minimaal anderhalf miljard euro per jaar bij moet.