“Asis… Aaaasis? Aááááááásis!” lachte de meneer, die ik nog nooit had gezien, toen ik mij aan hem voorstelde. Ik was uitgenodigd om vanuit de hogeschool advies te geven over een miljoenenaanvraag die was ingediend bij de gemeente Amsterdam.
Ik weet niet waar ik de tegenwoordigheid van geest haalde, maar ik zei tegen de meneer: “Niet doen. In mijn jeugd heb ik die naampesterijen al eens ondergaan, dus niet doen.”
“Ok.” bracht de meneer slechts uit na zijn operette, liep weg en nam in het zaaltje plaats aan het andere einde van de ovalentafel. Tijdens het plenaire voorstelrondje vertelde de meneer dat hij lid was van een van de directies van de gemeente.
Gênant, dacht ik. Dat in een stad met honderdtachtig nationaliteiten, dat betekent dus honderden talen en culturen en dan nog denken dat je zo veel ruimte kunt innemen én een ander belachelijk denkt te mogen maken.
Het deed me denken aan hoe mijn tienervrienden in het zogenaamde humanistische Haarlem helemaal dubbel lagen om de totaal racistische sketch van de groep Vliegende Panters, waarin een Dikkie Dik met niet-Nederlands-accent een autoradio steelt, of zo. Mijn vrienden ergerden zich dat ik ze verweet te lachen om racisme.
Een paar dagen later ging ik naar een conferentie van programmamanagers van Centres of Expertise uit heel het land. We zaten in een bijzaaltje van een restaurant en na enkele minuten daalde het besef in dat ik praktisch de enige kleurling was, samen met iemand die was afgebeeld in de powerpointpresentatie.
Ik werd gerepresenteerd door een stockfoto. Natuurlijk, het is allemaal niet zo bedoeld. Het was nog vroeg en daarom had de meneer van de gemeente de mentaliteit van wat-de-boer-niet-kent-krijgt-ie-zijn-bek-niet-uit nog niet uitgezet. En dat een land dat inmiddels uit zo veel kleuren bestaat, in managers-land plots een gebroken prisma blijkt, is natuurlijk ook niet zo bedoeld, maar een kwestie van tijd; over een paar jaar is het allemaal anders. Echt waar beloofd.
Toch wil ik niet enkel met de vinger wijzen, maar ook de hand in eigen boezem steken. Want zoals ik door een stockfoto werd gerepresenteerd, zo laten Nederlandse acteurs, met wortels buiten dit land, zich voor de meest racistische klussen gewillig inhuren. Zo is de titel van de serie Mocro Maffia, de inhoud en talloze spin-offs daarvan niets anders dan onversneden racisme. Ook de Oscarinzending Instinct van Halina Reijn is een pervers discriminatoir product en nog veel meer films en series. Dus tja, hoe wil je het dagelijkse beeld veranderen als de zogenaamde cultuurdragers een totaal verkeerde voorstelling van zaken geven.
Ooit was de soapachtige ziekenhuisserie Hartslag op televisie. Daar speelde de arts Samir in. Het ging er niet over dat hij een maatschappelijk probleem was maar over zijn persoonlijke sores. Meer dan twintig jaar later is dat nu verfrissend en verademend.