Kinderboekenschrijvers, bezoek eens een pabo
Leerkrachten krijgen het verwijt dat zij te weinig kennis hebben van goede kinderboeken. Die kritiek is ondoordacht, schrijft docent Annina Fritzen. Kinderboekenschrijvers en uitgevers zouden zich moeten verdiepen in pedagogiek en de praktijk op de pabo’s.
Tekst Annina Fritzen - - 5 Minuten om te lezen

Typetank
Onder de geërfde boeken die ik vroeger las was een Pixi-boekje met de titel ‘Häschen Prosit wird durch Schaden klug’. Daarin probeert een klein haasje te vliegen als een vogel, te klimmen als een eekhoorn; valt op z’n neus en het boek sluit af met de moraal: nu wist haasje dat-ie niet kon pikken als een kip, zwemmen als een vis enzovoort.
Over dat soort misbruik van kinderliteratuur om kinderen een lesje te leren hoor ik vaak de uitspraak: ‘alweer zo’n pedagogisch kinderboek’. Jawel: kinderboeken met een opgestoken wijsvinger zijn verleden tijd.
Pedagogisch gezien is zo’n boekje waardeloos. Het speelt met denkconcepten die in de loop van het leven in onze rechterhersenhelft ontstaan zoals ‘in het leven voorzichtig zijn’ of ‘in het algemeen weten wat je kan’. Concepten kleuters weinig mee kunnen. Het leerresultaat van zo’n boekje is gelijk nul; dus, pedagogisch is het niet.
Hardcore uitbarstingen
Ik volg nu een aantal jaren met grote interesse lezingen, blogs, interviews en podcasts uit het literaire vak. Dat leerkrachten te weinig moderne kinderboeken kennen was voor mij een intrigerende stelling.
Terwijl ik de iets meer hardcore uitbarstingen bleef volgen, zoals ‘kies een ander beroep als je niet leest’ dacht ik, nog steeds overtuigd van de strijd voor literaire kennis: iemand gaat het nog andersom formuleren. Wacht geduldig! Anna Woltz heeft toch geformuleerd hoe leerkrachten en kinderboekenmakers blijk geven van dezelfde minachting, die te maken heeft met de minachting van vrouwen? Edward van de Vendel stelde toch dat je zowel kinderliteratuur als pedagogiek of mét ziel en vrijgeest kan aanpakken, óf bureaucratisch na concept?
Emancipatie
Hoe langer ik wachtte, hoe vaker ik boeken tegenkwam waar ik dacht: een tikje meer kennis van moderne pedagogiek had geen kwaad gekund. Bijvoorbeeld verhalen waarin jongeren zo ongelooflijk hard van binnen lijken te zijn. Of Annie Schmidt-lezingen die, anders dan bij Anna Woltz en Edward van de Vendel, polariseren. Paul Biegel beschreef dat lesmateriaal niet de realiteit als geheel kan weergeven. Dat kinderen eigenlijk les moesten krijgen van advocaten en vuilnisophalers om een echt beeld van het leven te krijgen. Het is een idee waarover serieus gediscussieerd wordt in het pedagogisch vak. Daar wist Paul Biegel kennelijk niets van, want hij wuifde zijn voorstel zelf weer weg met de woorden: ‘allemaal idiotie’.
Hij trok de conclusie: alleen kinderliteratuur kan de eenzijdige wereldconcepten doorbreken, ‘kinderboekenschrijvers, wees niet pedagogisch.’ Die woorden getuigen van een negatieve opvatting over pedagogiek. Natuurlijk genieten we dankzij auteurs als Annie M.G. Schmidt en Astrid Lindgren allang van literaire vrijheid in kinderboeken, die geen opvoedmiddel meer zijn. Toch geloof ik dat kinderboekenschrijvers hun voordeel kunnen doen met inzichten uit de pedagogiek en de maatschappijkritische vragen die daarin aan de orde zijn gesteld. Ook pedagogen strijden tegen vooroordelen over kinderen.
Gescheiden werelden
Ik wachtte en wachtte, op de omgekeerde formulering. Toen verscheen in 2021 het spraakmakende ‘pulp-artikel’ van Marie-José Klaver en Yra van Dijk. Zij legden heel goed uit waarom de winnende boeken van de Jonge Jury-prijs, waar jongeren dus zelf boeken tippen, schadelijk kunnen zijn, terwijl ze een nationale leesbevorderingscampagne worden.
Het ging naar mijn waarneming vooral om de permanente verkrachtingen in combinatie met vrouwenbeelden en totale ontmoediging van meisjes. Over geweld en trauma in boeken heb ik het al vaker met andere leerkrachten gehad. Pedagogische vragen over het effect ervan, en of dat nou écht helpt te verwerken, lijken taboe. Ook in de kinderliteratuur die niet ‘pulp’ genoemd wordt.
Ik luisterde naar de Grote Vriendelijke Podcast waar het artikel serieus besproken werd met gelukkig veel openheid voor de sociale aspecten. En toch leek de belangrijkste perceptie van de makers: daar zie je het weer, leerkrachten moeten kennis hebben van goeie boeken.
Pedagogiek en kinderliteratuur moeten wederzijds kennis van elkaar hebben
Mijn kin klapte omlaag. He! Ho! dacht ik, maar dit is toch júllie vak, het is júllie Stichting Lezen, het zijn jullie organisaties die scholen ermee bombarderen. Maar echt? De leerkrachten zijn schuld? Heel origineel!
Voor het eerst begon ik te twijfelen of ik het vanuit het boekenvak nog te horen zou krijgen: dat pedagogiek en kinderliteratuur wederzijds kennis van elkaar moeten hebben, en dat de desinteresse misschien ook wederzijds is.
‘Ongeletterd en ontzield’
In de afgelopen jaren mochten pabo’s de kinderboekenwereld uitgebreid vertellen wat ze intussen allemaal doen voor de boekenkennis van leerkrachten. Het bleken er meer te zijn dan je dacht, de lezende leerkrachten. Dat had Sjoerd Kuyper onderschat toen hij zich in de <I>Volkskrant<P> afvroeg hoe pabo-studenten, ‘ongeletterd en ontzield’, onze kinderen nog verder moesten helpen.
Bij mij bleef nog iets anders achter behalve het feit dat de situatie scheef werd waargenomen. Het was een gedachte die steeds weer op de deur klopte. Er zijn dus toch ‘bezielde leerkrachten’, die goed lezen. Maar als je leerkracht bent, en niet leest, dan ben je dus ontzield. Omdat het omgaan met kinderen zélf geen ziel heeft.
Dat is toch een denkbeeld dat uit vrouwenhaat ontspringt en volkomen onnodig rondspookt, of vergis ik me?
Het waren de vrijgeestelijke mannen, de vrijgeestelijke wereldveroveraars die heel verstijfde denksystemen hebben opgericht, en vrouwen die ze moesten doorgeven naar kinderen.
Het pedagogisch metier als per se onbezield metier, dat de vrijen met inhoud moeten vullen, is een oud-patriarchaal haatbeeld. Misschien moet ik roepen: Leerkrachten, wees niet literair! Klinkt dat raar? Ja, toch?
Perspectief van het kind
Dus serieus: hoe pakken we het gezamenlijk aan? Wie hoge eisen uitspreekt dat leerkrachten boeken moeten kennen, die moet niet alleen maar naar de pabo’s gaan om te zien hoeveel ze intussen doen voor literaire opleiding. Die moet niet alleen maar events organiseren waar hij leerkrachten inspiratie geeft.
Die moet ook pedagogische stages op pabo’s gaan volgen, podcasts beluisteren, artikelen en boeken lezen, en events organiseren voor wederzijdse inspiratie, waarin schrijvers en leerkrachten bereid zijn van elkaar te leren, met een gelijkwaardige input van beide kanten.
Als freelancer bij het Duitse bijlesinstituut Studienkreis doceert Annina Fritzen wiskunde, Frans en soms natuurwetenschappen.