Weg naar leraarschap is voor vluchteling zwaar
De komst van statushouders met lesbevoegdheid kan tekorten in het onderwijs terugdringen. Maar makkelijk is het niet om als ex-vluchteling voor de klas terecht te komen. “Je moet ontzettend gedreven zijn.”
Tekst Rianne van der Molen - - 8 Minuten om te lezen
                            
                            Gülşah Özbek vluchtte vier jaar geleden uit Turkije en werkt nu op het Minkema College in Woerden. “Als je hoop in je hart hebt, worden moeilijkheden makkelijker.” Foto Fred van Diem
Enthousiast zit Nabil Nabo (40) in 2016 tegenover zijn contactpersoon bij de gemeente Soest. Hij is anderhalf jaar in Nederland en vertelt dat hij het liefst weer Engels wil geven op een middelbare school, net zoals hij in Syrië deed. “Daarop zei zij: nou, je moet wel een beetje realistisch zijn, Nabil. Ga gewoon in een winkel werken of in een fabriek.”
Hij zegt het nu grijnzend, achter een kopje koffie in het Amsterdamse Volkshotel, maar schrok er destijds behoorlijk van. “Want weet je wat het is? Ik wil gewoon lesgeven, daar houd ik van. Ik wil niet zomaar iets doen om geld te verdienen, ik wil mijn talenten inzetten. Ok, dacht ik na dat gesprek, dan ga ik het zelf wel uitvogelen.”
Trajecten zoals Statushouders voor de Klas en Docentvluchteling voor de Klas bestaan dan nog niet, dus Nabo moet het zelf doen. Pas een paar jaar later starten deze organisaties om nieuwkomers te helpen het grote lerarentekort te verminderen.
Ik wil gewoon lesgeven, daar houd ik van
Vanaf 2022 leiden ze enkel statushouders op die les kunnen geven in tekortvakken, legt Marike Richters van Statushouders voor de Klas uit. Alleen mensen met een lesbevoegdheid die hier erkend is, kunnen beginnen. Want wie hier met een buitenlandse opleiding les wil geven, moet eerst erkenning van de lesbevoegdheid aanvragen bij DUO. “Vooral wiskundeleraren, docenten scheikunde en natuurkunde volgen ons traject. En in mindere mate ook leraren Duits en Frans. We hebben er bewust voor gekozen om alleen de tekortvakken aan te bieden, zodat de kans groter is dat ze na de opleiding daadwerkelijk een baan vinden.”
Van Ter Apel naar de klas
De Turkse Gülşah Özbek (40) is een van de statushouders die via de organisatie het traject volgde aan de Hogeschool Utrecht. Vier jaar geleden vluchtte ze uit Turkije, nadat de situatie daar hopeloos voor haar en haar man was geworden. De regering van Erdoğan gebruikte de mislukte coup van 2016 om een klopjacht te beginnen tegen mensen die het niet met hen eens waren. Duizenden mensen werden opgepakt. “We hebben moeilijke jaren doorgemaakt en omdat de situatie met de dag moeilijker en onveiliger werd, besloten we te vluchten”, vertelt Özbek. “Omdat onze diploma’s in Nederland waarschijnlijk erkend zouden worden, kozen we voor Nederland.”
Voor leerlingen kan een accent in het Nederlands lastig zijn, dus ik moet blijven oefenen
Als gezin met twee kinderen zitten ze maar kort in Ter Apel. Hoewel Özbek dat omschrijft als een zware tijd - vanwege de kleine ruimte die ze moesten delen met tientallen mensen uit andere culturen - lukte het haar om te kijken naar de toekomst. “Ik wist dat we daarna vrij zouden zijn. Echt vrij. En als je hoop in je hart hebt, worden moeilijkheden makkelijker.” In Turkije had ze die hoop niet. “In Ter Apel kon ik mezelf steeds weer vertellen dat het maar tijdelijk was. Ook wilde ik mijn leven opbouwen. Ik begon met Nederlands leren, zodat ik weer aan het werk kon, op mijn eigen benen kon staan en volledig in de samenleving kon integreren.”
Nabil Nabo staat voor de klas op het Bindelmeer College in Amsterdam. “In Syrië lag de focus echt op het lesgeven, dat was rustiger.” Beeld Fred van Diem
Niet verplicht
Via een contact bij het AZC hoort ze over Statushouders voor de Klas. “Ik wist dat het niet verplicht was, maar het leek me meteen een goed idee. Mijn bevoegdheid is al geldig, maar met dit traject maak je een brug naar het Nederlandse onderwijs.”
Dat is precies de kern van het programma, volgens Richters. De docenten leren het Nederlandse onderwijssysteem kennen en krijgen les in pedagogiek, vakdidactiek, interculturaliteit en digitale vaardigheden. Harde eis om mee te mogen doen aan de opleiding is dat hun taalniveau minimaal B1 is. “Tijdens het traject gaan ze van B1 naar B2. Dat is meteen de grootste hobbel. Het is een hele grote stap om te maken en niet iedereen lukt dat. Sommige mensen moeten daardoor afhaken.”
Niet iedereen wordt ook daadwerkelijk docent. Sommige statushouders gaan volgens Richters liever eerst aan de slag als onderwijsassistent. Özbek niet. Vanaf het moment dat ze in Nederland is, werkt ze keihard aan haar terugkeer voor de klas. Na twee jaar bereikte zij niveau B1, kwalificeerde zij zich voor Statushouders voor de Klas en haalde haar staatsexamen B2. Daarna kon ze bij het Minkema College in Woerden aan de slag. “Een hele fijne school.”
Enorme drive
Özbek geniet inmiddels enorm van haar baan in Woerden, het contact met de kinderen en het overdragen van kennis. Toch verloopt niet alles even soepel. Zo kreeg ze onlangs een klacht: een ouder mailde dat zijn zoon haar niet kon verstaan. “Lastig natuurlijk, want ik doe mijn best. Maar meteen daarna dacht ik: oké, dit kan gebeuren. Voor leerlingen kan een accent in het Nederlands lastig zijn, dus ik moet blijven oefenen en laten zien hoeveel passie ik voor het onderwijs heb.” Door haar werk in de praktijk voegt ze iedere dag iets toe aan haar Nederlands. “Ik ben dankbaar dat ik de kans krijg om mijn beroep in een andere taal uit te oefenen. Daar blijf ik keihard voor werken.”
Aan de hand van plaatjes vertel ik over mijn vlucht naar Nederland op een gammel bootje
Bij vrijwel iedere statushouder ziet Richters dit soort hobbels. De enige manier om die te overwinnen, is het hebben van een enorme drive zoals ze ziet bij Özbek. “Je moet dit echt graag willen, want de weg is niet gemakkelijk. De mensen die ik zie zijn ontzettende doorzetters.” Voor Nabo geldt dat ook. Hoe hij precies docent moet worden? Hij heeft in 2016 geen flauw idee. Na zijn onprettige ervaring bij de gemeente, verwacht hij van die kant bovendien weinig hulp. Dus schrijft hij zich in voor de pre-master English Language aan de Universiteit van Amsterdam en doet daarna een master Linguistics. “Terwijl ik daarmee bezig was, kwam ik erachter dat ik nog een aparte opleiding moest doen om echt docent te kunnen worden. Dat wist ik niet! Het was een heel lange weg.”
Als alle opleidingen zijn afgerond en hij ook nog een baan vindt op de Amsterdamse middelbare school Lumion, moet hij wennen. Onderwijzen hier is echt anders dan in Syrië, vindt hij. “Het is veel zwaarder. Je moet veel voorbereiden, nakijken, rapporten schrijven, trainingen doen en vergaderen met het team. En dan verwacht iedereen dat je als docent ook extra taken oppakt. In Syrië lag de focus echt op het lesgeven, dat was rustiger.”
Meerwaarde van cultuurverschillen
Van de 45 kandidaten die sinds 2022 in de onderwijsregio Midden Nederland deelnamen aan Statushouders voor de Klas voor het vo en mbo hebben er 34 een baan gevonden voor minimaal 2 dagen per week als assistent of docent. Richters vertelt dat kandidaten vrij vaak ontdekken dat ze hier een andere status hebben dan in het thuisland. “Ook is het Nederlandse onderwijs minder hiërarchisch en worden praatjes met collega's op prijs gesteld.”
Nabo is vooral verrast door de manier waarop Nederlanders met elkaar omgaan. “In Syrië hebben alle leerlingen en hun ouders respect voor de docenten. Een leraar spreek je niet tegen. Kinderen hier zijn hier niet respectloos, maar ze communiceren veel directer.”
Het was hard werken, dat laat ik ze zien
Daar moet hij even aan wennen. Tegelijk ziet hij al snel zijn eigen meerwaarde in het team, inmiddels bij het Bindelmeer College in Amsterdam. “Kijk, ik begrijp de cultuur van migranten. Weet wat het is om niet in Nederland geboren te zijn, of tussen twee culturen te leven. Bovendien spreek ik Arabisch, wat op sommige momenten echt goed werkt.” Juist dat is volgens Richters een van de grote waarden voor scholen die ex-vluchtelingen aannemen. “De cultuurverschillen en de ervaring die deze docenten meenemen zijn een toevoeging aan het personeelsbestand.”
De kracht van openheid
Langzaam leert Nabo ook dat de Nederlandse openheid en directheid veel kan brengen. Eerst schrok hij zich kapot toen een meisje aan het begin van het schooljaar vroeg of hij een vluchteling was. “Ik antwoordde iets van: het gaat niet over wat ik ben, het gaat over de lessen. Pas later realiseerde ik me hoe belangrijk die relatie tussen docent en leerlingen is, dat heb ik echt moeten leren.”
Vanaf dat moment besluit hij aan het begin van het schooljaar een PowerPointpresentatie te geven met zijn eigen verhaal. “Aan de hand van plaatjes vertel ik over mijn vlucht naar Nederland op een gammel bootje en hoe moeilijk ik het eerst hier vond.” Daarnaast stipt hij aan wat hij allemaal gedaan heeft om de taal te leren en de Nederlandse cultuur te begrijpen. “Het was hard werken, dat laat ik ze zien. Waardoor zij snappen waarom ik steeds herhaal dat ze hun best moeten doen als ze ergens willen komen. Door zelf open te zijn, durven de kinderen ook open te zijn naar mij.”
Hij denkt even aan het meisje dat begin vorig jaar bij hem in de klas kwam en openlijk verzuchtte dat ze Engels echt niet snapte. Samen met haar ging Nabo aan de slag. “Stukje voor stukje legde ik uit hoe de taal werkte. En weet je wat er gebeurde? Aan het einde van het jaar had ze het hoogste cijfer van de klas voor haar mondeling. Dat is toch geweldig?”
Nu Özbek de taal steeds beter beheerst, merkt ze dat er meer ruimte komt voor de relatie met haar leerlingen. Wel wil ze daar nog meer stappen in zetten. “Ik wil mezelf blijven ontwikkelen en verbeteren, net zoals ik hen vraag om te doen. Voor mij is integreren niet alleen de taal leren, maar vooral actief bijdragen aan de maatschappij. In het onderwijs kan ik iedere dag laten zien dat doorzettingsvermogen deuren kan openen.”