Technasia vragen veel van technisch ondersteuners
Technisch onderwijsassistenten helpen op Technasia bij grote projecten. Het werk is leuk, maar wordt financieel ondergewaardeerd, zeggen deze toa’s.
Tekst Marianne Lucieer - redactie Onderwijsblad - - 6 Minuten om te lezen

“Als toa’s op het technasium zijn we halve docenten”, zegt Koen Vos van rsg ‘t Rijks in Bergen op Zoom. Beeld: Rob Niemantsverdriet.
“Als ik kijk naar collega’s die bij ons op school werken voor biologie, natuurkunde en scheikunde, dan zie ik een groot verschil met anderen”, zegt Koen Vos (34), sinds vijftien jaar toa op het technasium van rsg ‘t Rijks in Bergen op Zoom. “Deze collega’s in de binask-vakken werken meer op afroep. Ze zorgen dat een practicum klaarstaat en assisteren daarbij. Als toa’s op het technasium zijn we halve docenten. Ik ben veel meer onderdeel van de lessen en bij nagenoeg alle lessen aanwezig, ben erbij als leerlingen vooronderzoek doen in het lokaal voor het vak o&o (onderzoek en ontwerpen, red.), kijk met ze mee, beantwoord vragen als ze bijvoorbeeld vastlopen. Een enkele keer geef ik ook een les over een teken- of programmeerprogramma. En heel soms vang ik een les op als de docent niet kan.”
Verschillende petten
Luc Hanique (58), die sinds drie jaar met veel plezier als toa werkt op het technasium van het Ichthus Lyceum in Driehuis, herkent dat toa’s op het technasium veel verschillende petten hebben. “Ik ben gastheer, leermeester, veiligheidsinspecteur, praatpaal en coach tegelijk. Toen ik hier begon, had ik het idee dat mijn werk meer ondersteunend en dienend zou zijn, maar ik heb een soort vooruitgeschoven rol waarin ik heel nauw contact heb met de leerlingen én de docenten. Leerlingen komen naar mij toe met vragen, ideeën of voor een praatje, en ik motiveer ze door ze te complimenteren of bij te sturen als ik zie dat het nodig is. In het contact met docenten ben ik betrokken bij de inhoud van de lessen, de planning, en overleg ik hoe het met het team en de leerlingen gaat. Je geeft toch samen de lessen, waarbij de docent het theoretische deel doet en cijfers geeft, en ik het praktische deel doe en verantwoordelijk ben voor de veiligheid.” (Artikel loopt door onder foto.)

Liesbeth Huls-Rozenboom is toa natuurkunde en technasium aan het Groene Hart Lyceum in Alphen aan den Rijn. “Bij ons op school krijgen we gelukkig goed betaald.” Beeld: Rob Niemantsverdriet.
Er is een ‘onbalans’ tussen de taken van de toa op het technasium - en ook verschillende binask-toa’s - en de beloning, vindt Liesbeth Huls-Rozenboom (50), toa natuurkunde en technasium aan het Groene Hart Lyceum in Alphen aan den Rijn. “Bij ons op school krijgen we gelukkig goed betaald. Maar op veel scholen worden de toa’s ondergewaardeerd, alsof ze nog alleen de klassieke toa-taken hebben. Toa’s komen binnen met een goede opleiding en hebben veel verantwoordelijkheden. Ook bij ons op school is er niet altijd een docent aanwezig, bijvoorbeeld als bovenbouwers zelfstandig in het o&o-lokaal werken. Dan ben je als toa het eerste aanspreekpunt als ze ergens niet uitkomen of vragen hebben, degene die ingrijpt als ze zich zo misdragen dat anderen er last van hebben en degene die moet zorgen dat het in elk geval veilig blijft met alle apparatuur die er staat. Ik vind schaal 6 voor al die verantwoordelijkheden erg laag.”
Over een kam
“Dat gevoel van onbalans herken ik heel sterk”, vertelt Ytze Wijma (28). Hij werkte vier jaar als toa op het technasium, maar laat zich nu omscholen tot docent. Wijma ziet wel verschillen tussen de toa’s binask en de toa’s op het technasium. “We worden makkelijk over een kam geschoren, ook door schoolleidingen. Terwijl er, zoals anderen ook aangeven, echt wezenlijke verschillen. Ik ben bijvoorbeeld ook meer bezig met de sociaal-emotionele ontwikkeling van leerlingen. Hoe gaat de samenwerking in de groepjes waarin ze bij o&o werken? Is er iemand die niet meekomt, hoe krijgen we die er dan toch weer bij? Hartstikke leuk om te doen, ik heb een zwak voor de underdog, maar het vraagt naast praktische vaardigheden ook didactische en pedagogische kennis.”
In gesprekken met mede-toa’s heeft Wijma het er soms over dat ze op het technasium een andere functietitel zouden moeten hebben, instructeur bijvoorbeeld: “Dan is voor iedereen duidelijk dat het een ander vak is, dat anders beloond zou moeten worden.”
Ik zie mezelf meer als instructeur dan als een klassieke toa
Ook Vos pleit voor een dergelijke titel voor het werk van de toa op het technasium. “Bij ons op school gaat het heel netjes, moet ik zeggen. Toen ik voor de vakantie twee uurtjes moest overnemen van een docent die was uitgevallen, zag ik later op mijn loonstrook dat ik die uren ook als docent betaald had gekregen. Ik klaag ook niet over mijn inkomen, ik krijg nu na 15 jaar hetzelfde betaald als een beginnend docent. Maar dan zit ik wel aan mijn max. Op vmbo en mbo heb je een instructeur: een praktijkdocent die in een werkplaats staat om leerlingen bijvoorbeeld te leren lassen. Zo zie ik mezelf meer dan als een klassieke toa. Instructeurs zitten in een loonschaal hoger.”
Schaal 6 is ‘erg laag’
De AOb is het ermee eens dat schaal 6 ‘erg laag’ is voor een toa op het technasium, vertelt bestuurder Kim van Strien bij monde van een woordvoerder. Van Strien werkte jarenlang op een middelbare school die ook een technasium heeft, en ziet ook dat het werk van een toa’s daar ‘echt anders is’. “Maar de eindverantwoordelijkheid voor de les moet echt liggen bij de docenten. Gebeurt dat niet, dan gaat er iets fout en moet daar een gesprek over worden gevoerd. Een toa is geen bevoegde docent en dat mag ook niet van diegene verwacht worden.”
Als er geen docent is, of die ergens anders mee bezig is, dan moet ik toch pedagogisch aan de slag
Huls-Rozenboom: “Ik ga leerlingen er bijvoorbeeld niet op aanspreken als ze herhaaldelijk niet met hun werk bezig zijn. Dan moeten ze aan het eind van de periode keihard werken; dat doen ze maar één keer. Maar waar het bijvoorbeeld om veiligheid gaat, dan moet ik wel ingrijpen. Propjes gooien is bijvoorbeeld levensgevaarlijk als er hete vloeistoffen in de ruimte staan. Als er geen docent is, of die ergens anders mee bezig is, dan moet ik toch pedagogisch aan de slag.”
Ook Vos probeert niet te veel ‘de docent te zijn’. “Als leerlingen naar mij toe komen met vakinhoudelijke vragen, dan zeg ik met een knipoog: ‘Dat moet je aan je docent vragen, daar krijg ik 1000 euro te weinig voor betaald.’ Maar dat moet je ook durven, en het is moeilijk om nee te zeggen tegen bijvoorbeeld het overnemen van lessen, als je weet dat de school daarmee een probleem heeft. De één is daar beter in dan de ander.”
Van Strien wijst erop dat de AOb begin dit jaar in gesprek met onderwijsondersteunend personeel - onder wie toa’s - functieprofielen heeft gemaakt waarin duidelijk staat wat de verantwoordelijkheden per betalingsniveau moeten zijn. Voor toa’s staat daarin dat ze in schaal 5, 6, 7 of 8 vallen. “Voor toa’s op het technasium is schaal 7 of in uitzonderlijke gevallen schaal 8 in onze ogen passend.”