Taboe op niet-lezende leerkracht is onterecht
Leerkrachten die niet van lezen houden, durven dat zelden hardop te zeggen. Toch kunnen ook zij goed leesonderwijs geven. En lezen is niet de enige weg naar kennis.
Tekst Michiel van Nieuwstadt - Redactie Onderwijsblad - - 10 Minuten om te lezen
Leerkracht Melissa van der Meer doet tijdens het zelfstandig lezen soms alsof ze leest. “Ik kijk dan bijvoorbeeld over de rand heen om te zien wat er in mijn klas gebeurt.” Foto Fred van Diem
Gezellig wegkruipen in een boek, samen met je klas tijdens het zelfstandig lezen. Zo geef je als leerkracht het goede voorbeeld. Ook Melissa van der Meer, juf in een combinatiegroep 6/7 in Rotterdam, pakt er graag een boek bij als haar leerlingen kriskras door de klas liggen te lezen, sommigen op hun buik wiebelend met de onderbenen omhoog, anderen comfortabel onderuit op een zitzak. Maar juf Melissa doet soms wel alsof: “Je kunt prima een boek voor je neus hebben, zonder erin te lezen. Ik kijk dan bijvoorbeeld over de rand heen om te zien wat er in mijn klas gebeurt.”
Van der Meer is een leerkracht die niet van lezen houdt. Dat is niet gek en het is ook niet zeldzaam, maar het is wel een taboe in het onderwijs.
Op de pabo komen studenten er rond voor uit dat ze niet van lezen houden
Onderzoek onder 422 leerkrachten in opdracht van de Stichting Lezen wees in 2019 uit dat een derde van hen in de vrije tijd nooit kinderboeken leest. Een substantieel deel van alle geënquêteerden las bovendien zelden of nooit boeken voor volwassenen (13 procent), kranten (20 procent) of tijdschriften (15 procent). “Op de pabo komen studenten er rond voor uit dat ze niet van lezen houden”, zegt lerarenopleider Erna van Koeven (Hogeschool Windesheim). “Studenten durven zoiets wel te zeggen. Maar als ze stage gaan lopen, of voor jonge leraren die net beginnen met werken, ligt dat misschien anders.”
Prachtige voorbeelden
Eerder dit jaar publiceerde Van Koeven met twee collega’s De wereld in kinderboeken. Dat boek, bedoeld om leerkrachten te helpen bij het gebruik van kinderboeken bij andere vakken, staat bol van de prachtige voorbeelden en liefde voor het lezen. In de inleiding spreken de auteurs leraren die deze liefde niet delen moed in. ‘Met dit boek willen we laten zien dat je als niet-lezende leraar niet iemand hoeft te worden die je niet bent. Dat je gewoon kunt vertellen dat lezen niet je grootste hobby is.’
Toch heeft Van Koeven geen namen paraat van studenten die een journalist willen vertellen dat ze niet van lezen houden. “Ik weet niet of pabo-studenten zich graag willen profileren als niet-lezers. Dat is jammer, want ik vind wel dat je als leraar hier eerlijk voor uit zou moeten kunnen komen.”
Zorgen dat boeken in de klas beschikbaar zijn, dat kinderen leestijd krijgen, dagelijks voorlezen, een gezellige leeshoek inrichten, het kan allemaal zonder dat je zelf van lezen houdt. Foto Fred van Diem
Leraren die niet van lezen houden, krijgen er van langs in de media. Ze moeten maar een ander beroep kiezen, schreef kinderboekenauteur Paul van Loon. Het opnemen voor de niet-lezende leraar, is best spannend, vertelt Van Koeven: “Ik wil niet de indruk wekken dat lezen niet belangrijk is, dat is het absoluut wel. Maar als liefhebbers van literatuur leven we met zijn allen in een bubbel. Veel leraren delen die liefde voor het lezen nu eenmaal niet. Als je nooit luistert naar de Grote Vriendelijke Podcast en nooit in een boekhandel komt, voel je je misschien overweldigd door alle boekpropaganda.”
Op de pabo letten we er ook op dat kennisoverdracht niet alleen gebeurt via lezen
Melissa van der Meer gelooft in elk geval niet dat ze onderdoet voor een lezende leraar. “Er is zoveel meer dat je als leerkracht moet kunnen dan alleen de juiste boeken aanreiken. Een boek meer of minder zal het verschil in het leven van kinderen niet maken.”
Gezellige plek
Veel elementen van goed leesonderwijs kan een leraar zonder liefde voor boeken best in de praktijk brengen. Van der Meer werkt op De Piloot, een school voor speciaal onderwijs in Rotterdam-Oost. Nadat haar veertien leerlingen met taxibusjes zijn gearriveerd druppelen ze tussen 8.15 uur en 8.45 uur de klas binnen. “Ze mogen direct een boekje pakken en krijgen de tijd om te lezen. Tien minuten is niet genoeg, want je hebt tijd nodig om in een boek te komen. Als je een boekje op groep 5-niveau niet aankan, geeft dat helemaal niks. Dan lezen we samen en zoeken we de moeilijke woorden op. Ik heb een krat met elke twee maanden wisselende boeken staan van de Bibliotheek Rotterdam. En stripboeken mogen de kinderen ook pakken, want ook met Donald Duckies kan je leeskilometers maken.”
Zorgen dat boeken in de klas beschikbaar zijn, dat kinderen leestijd krijgen, dagelijks voorlezen, een gezellige leeshoek inrichten, het kan allemaal zonder dat je zelf van lezen houdt. Maar hoe zit het dan met het vinden van de juiste boeken? ‘De wereld in kinderboeken’ matcht kinderboeken met zaakvakken. Dat helpt, maar hoe vind je zonder veel boekenkennis het ultieme boek, dat precies past bij een leerling, waardoor ze ontdekt dat boeken wél iets voor haar kunnen betekenen?
Melissa van der Meer hield een kras op haar ziel over aan het Nederlandse leesonderwijs. “Als ik moest voorlezen in de klas werd ik kleinerend toegesproken.” Beeld Fred van Diem
Melissa van der Meer doet voor actuele boekenkennis een beroep op haar leerlingen: “Ik maak tijdens het lezen vaak een rondje door de klas en vraag kinderen waar hun boek over gaat. Als ze enthousiast zijn over een boek mogen ze het promoten. Vaak lees ik er dan zelf een hoofdstuk uit voor. Daarna vraag ik wie het boek ook zou willen lezen en dan gaat zo’n boek de groep rond. Dit jaar zijn De Griezelbus van Paul van Loon en Gangsterschool van Kate Wiseman populair.”
Daarnaast bezoekt Van der Meer regelmatig de schoolbibliotheek. “Daar staan zoveel boeken. Ik ken de helft niet. Ze mogen daar elke week een boek uitkiezen en dat bewaren ze in hun laatje.”
Als liefhebbers van literatuur leven we met zijn allen in een bubbel
Volgens Van Koeven is het belangrijk dat leerkrachten hun leerlingen ‘zien’ en weten welk boek bij hen past. Van der Meer erkent dat volmondig. “Gelukkig heb ik hulp van de bieb-juf. En als een leerling van paarden houdt, dan gaan we samen in de bibliotheek op zoek naar boeken met paarden. Die kunnen we aan de plaatjes best herkennen.”
Diep leren
De auteurs van ‘De wereld in kinderboeken’ stellen niet het belang van lezen ter discussie, integendeel. Ze leggen zelfs een directe link tussen kennisverwerving en ‘diep leren’, een variant van kennisverwerving die verder gaat dan de oppervlakkige reproductie van feiten.
Toch is niet iedereen ervan overtuigd dat lezen de enige manier is om kennis te verwerven. In een interview met de Volkskrant betoogde emeritus hoogleraar Wijnand Mijnhardt eerder dit jaar dat er met de focus op lezen als belangrijkste manier van kennisoverdracht in het onderwijs ook iets verloren is gegaan. Als historicus voert hij die verandering terug op de Verlichting en later het verdwijnen van het aanschouwelijk onderwijs. ‘Jarenlang hebben we de klassieke kennisoverdracht, via het gesproken woord en beeld, afgedaan als iets ouderwets, als een rem op de vooruitgang’, zei Mijnhardt in de Volkskrant. ‘Dat is een grof schandaal.’
Bij mij op school is het leesplezier vroeger om zeep geholpen
“Er zijn zo heel veel bronnen van kennis”, vertelt Mijnhardt in een toelichting aan de telefoon. “Niet alleen tekst, maar ook het gesproken woord. Zoals podcasts of filmpjes. Podcasts zijn tegenwoordig een enorme concurrent van boeken en geschreven verhalen. En mijn kleinkinderen lezen nooit een handleiding. Als ze iets willen weten, gebruiken ze een filmpje op Youtube. Niks mis mee, als de bron betrouwbaar is.”
Leren uit experimenten en uitjes
‘Om werkelijk te kunnen innoveren is het nodig dat je teksten echt kunt doorgronden’, stellen de auteurs van ‘De wereld in kinderboeken’. Zo’n zin doet volgens Mijnhardt veel mensen tekort. “Mensen die met hun handen werken zijn vaak innovatiever en creatiever dan mensen zoals ik die hun kennis uit geschreven bronnen halen. Als het onderwijs hen niet weet te waarderen, moeten we niet verbaasd zijn dat veel kinderen hun neus ophalen voor uitvoerende en technische beroepen.”
Een boek meer of minder zal het verschil in het leven van kinderen niet maken
In het primair onderwijs is het ondenkbaar dat een leerkracht lesgeeft zonder gesproken woord en beeld te combineren. De term aanschouwelijk onderwijs is ouderwets, maar het leren uit experimenten, uitjes of met concrete materialen is bepaald niet uitgestorven, zeker niet in het traditioneel vernieuwingsonderwijs op jenaplan-, montessori-, freinet- en daltonscholen.
Toch heeft Mijnhardt wel degelijk een snaar geraakt. Van Koeven: “Ik heb sympathie voor zijn pleidooi dat er andere kennisbronnen zijn die je naast lezen kunt inzetten. Dat wordt in het onderwijs ook veel gedaan. Op de pabo letten we er ook op dat kennisoverdracht niet alleen gebeurt via lezen. Zo zijn we bijvoorbeeld een groot voorstander van luisterboeken.”
De onmisbaarheid van lezen staat voor Van Koeven als een paal boven water omdat je het zonder leesvaardigheid niet redt. Ze doelt op de maatschappelijke kwetsbaarheid van mensen die geen instructies, veiligheidsvoorschriften, e-mails of formulieren kunnen lezen.
Mijnhardt reageert verbolgen: “Je moet goed kunnen lezen om de erbarmelijk geformuleerde opgebouwde instructies en documenten te ontcijferen. Dat is de wereld op zijn kop. Ik vind dat het een taak is van de overheid om burgers op een begrijpelijke manier te informeren.” Van Koeven noemt die uitspraak op haar beurt ongenuanceerd: “Laaggeletterden hebben grote problemen met hun functioneren, zelfs als er toegankelijke taal wordt gebruikt.”
Nablijven
Melissa van der Meer hield een kras op haar ziel over aan het Nederlandse leesonderwijs. “Bij mij op school is het leesplezier vroeger om zeep geholpen. Toen ik aan het einde van groep 8 zat, was mijn leesniveau nog op het niveau van groep 4. Als ik moest voorlezen in de klas werd ik kleinerend toegesproken. ‘Stop maar’, zeiden ze dan. ‘Dit is niet goed genoeg.’ Mijn hele basisschooltijd kreeg ik dat te horen. Tot ze me in de brugklas vertelden dat ik dyslectisch was.”
De niet-lezende leraar hoeft niet iemand te worden die hij niet is
Onderzoek heeft meermaals aangetoond dat de persoonlijke leesmotivatie van de leerkracht en de kwaliteit van leesonderwijs samenhangen. Toch zijn boekfanaten niet per definitie een betere inspiratiebron voor lezen dan leraren die niet van boeken houden. ‘De kans is groot dat jij een beter rolmodel bent dan je collega’s die jou om de oren slaan met titels van zojuist verschenen kinderboeken waarvan jij nog nooit hebt gehoord’, stellen de auteurs van ‘De wereld in Kinderboeken’. ‘Juist jij kunt kinderen die niet in een leesmilieu opgroeien de wereld in helpen met boeken.’
Van der Meer beaamt: “Ik denk inderdaad dat het helpend is wanneer ik als juf zeg: Ik had ook moeite met lezen, maar ik ben toch maar mooi gekomen waar ik wilde komen. Ik heb het tot juf geschopt, ook al vond ik lezen moeilijk en heb ik er heel veel voor moeten doen.”
Als leerkracht in het cluster 4-onderwijs is Van der Meer gewend om te gaan met conflicten. Ze legt uit dat het voor leerlingen fijn kan zijn om in een boek te duiken als ze even met niemand te maken willen hebben. Daarvoor is echt lezen niet eens per se nodig. “Je kunt ook met een boek een rustig plekje op zoeken zonder echt te lezen”, vertelt Van der Meer. “Zelf zit ik ook wel eens naar de pagina’s te staren zonder dat de woorden echt bij me binnenkomen.”