Ruim baan voor de zij-instromer
Wie vanuit een ander beroep leraar wil worden, wacht een pittig traject. Alleen al een school vinden, is vaak een drempel. Dat moet anders, vindt de AOb die de overheid oproept 182 miljoen te investeren in zij-instromers.
Tekst Daniëlla van 't Erve en Rob Voorwinden - Redactie Onderwijsblad - - 11 Minuten om te lezen
Bart Luttikhuis: “Ik weet niet of het me gelukt was op een school waar minder aandacht voor zij-instromers is.” Beeld: Typetank
Gezien het grote lerarentekort en vooral het gebrek aan meesters dacht Bart Luttikhuis dat hij als zij-instromer met open armen zou worden ontvangen. Na jarenlang als historicus bij Universiteit Leiden te hebben gewerkt, was hij toe aan een nieuwe uitdaging. Het werk en de sfeer op de basisschool van zijn kinderen spraken hem aan, een dagje meelopen op een andere school smaakte naar meer: hij besloot de sprong te wagen. Hij meldde zich bij schoolbesturen in zijn woonplaats Utrecht. “Bij de een zat het zij-instroomklasje al vol, maar als ik alvast met de pabo zou beginnen, dan maakte ik volgend jaar vast meer kans. Van een ander bestuur heb ik nooit meer iets gehoord en bij de derde mocht ik terugkomen als ik het assessment had behaald, daarna zouden zij de kosten vergoeden. Nog los van het risico van 2000 euro als ik het niet haal, gaf het mij weinig vertrouwen in de rest van het traject.”
Een warm welkom kreeg hij wel in Hilversum, bij Alberdingk Thijm Scholen waar zijn zus met veel plezier op een middelbare school werkt. “Het bestuur heeft veel ervaring met begeleiding en het eerste gesprek voelde al meteen goed. Ik mocht eerst een oriëntatiecursus doen waarin ik op meerdere basisscholen meedraaide. Vervolgens kreeg ik intensieve begeleiding bij het doorlopen van het assessment en daarna meteen een baan. Het eerste jaar stond ik veelal boventallig op de groep, dus samen met een collega.”
Meer lucht, tijd en ruimte
Dat is precies zoals de AOb het graag ziet. Het zij-instroomtraject is op dit moment namelijk meer een hindernisbaan dan een rode loper. Om dat te veranderen draagt de AOb in het actieplan ‘Tijd voor de zij-instromer’ een aantal oplossingen aan. In de eerste plaats moeten zij-instromers net als Luttikhuis voortaan minimaal een half jaar ‘bovenformatief’ worden aangenomen. AOb-voorzitter Coba van der Veer: “Dat betekent dat zij als éxtra leraar aan de slag gaan, zodat ze niet direct de hele tijd voor de klas hoeven te staan. Dit geeft de zij-instromer meer lucht, tijd en ruimte om het beroep te leren en zich het vak eigen te maken.”
In vergelijking met hun vorige baan gaan zij-instromers er soms honderden euro’s per maand op achteruit.
Verder zouden zij-instromers vanaf de eerste dag een volledige aanstelling moeten krijgen, waarin zij kunnen werken én hun opleiding tot leraar kunnen volgen. “Op dit moment worden zij-instromers vaak niet aangenomen voor de volledige tijd die ze in het opleidingstraject steken”, zegt Van der Veer. “Daarom krijgen ze een deel van de tijd niet betaald en gaat hun inkomen er, in vergelijking met hun vorige baan, soms honderden euro’s per maand op achteruit.”
Dat moet anders: “Zij-instromers moeten een salaris ontvangen voor alle dagen: werkdagen en opleidingsdagen. De meeste zij-instromers nemen jaren aan ervaring mee uit een eerder beroep en zijn daarmee van grote waarde voor het onderwijs. Die waarde moet je verzilveren.”
{Tekst loopt door onder afbeelding}
Bart Luttikhuis: ‘Ik heb nu meerdere keren per dag het gevoel: jeetje wat een leuk werk heb ik’. Beeld: Typetank
Een flinke stap terug
Luttikhuis kreeg de opleidingsdag niet betaald en leverde qua salaris ook flink in. “Over het salaris heb ik nog wel onderhandeld. Met twaalf jaar werkervaring aan de universiteit, waar ik ook lesgaf, vond ik dat ik recht had op meer dan vier treden in LB. We zijn vrij snel in het midden uitgekomen. Dat was nog een flinke stap achteruit, maar dat had ik ook wel ingecalculeerd. Omdat mijn vrouw een redelijk salaris heeft en de hypotheek niet meer al te hoog stond, kon het.”
Dit traject zou ook mogelijk moeten zijn als je er alleen voor staat
Dat geldt ook voor Michelle de Boer, die als projectmanager bij Universiteit Twente werkte. In februari startte ze als zij-instromer op basisschool de Paulus in Enschede. “Ik ben fors teruggegaan in salaris, maar ben tevreden over mijn inschaling. Het eerste jaar krijg ik als leerkrachtondersteuner bovenin die schaal betaald en daarna in LB, ook in het tweede gedeelte ervan. Ik heb geluk dat mijn man een goede baan heeft, waardoor we het een tijd met minder salaris kunnen redden. Voor mijzelf is geld geen doorslaggevende reden om deze stap te zetten, de intrinsieke motivatie is belangrijker. Tegelijkertijd vind ik dat dit traject ook mogelijk moet zijn als je er alleen voor staat.”
Ook al krijgt ze in tegenstelling tot Luttikhuis de opleidingsdag wel doorbetaald, er gaat alsnog veel meer tijd inzitten dan gedacht. De Boer: “Lessen voorbereiden, studeren, opdrachten maken, het kost me geregeld mijn avonden en een dag in het weekend. Ik doe het graag, maar dat vraagt dus wel heel veel van je.” Luttikhuis: “Alle vrije tijd stak ik erin. Pas na drie jaar - toen ik de opleiding had afgerond – kon ik voor het eerst genieten van die lange zomervakantie waar iedereen het over had.”
Scheve ogen
Zij-instromers kunnen voor scheve ogen bij het team zorgen. Zeker in het voortgezet onderwijs waar voor tekortvakken als wiskunde soms onbevoegden direct in schaal LC terechtkomen. Zittende collega’s worden gepasseerd voor die schaal en draaien vervolgens wel op voor de begeleiding van de nieuwe garde. ‘Gezien de krapte op de arbeidsmarkt zijn zij-instromers zeer welkom natuurlijk’, schrijft een vmbo-docent die in dertig jaar op dezelfde school telkens naast LC greep, in een mail aan het Onderwijsblad. ‘Maar als deze zij-instromers dan zó broodnodig waren om de school draaiende te houden, had het bestuur andere financiële middelen moeten aanwenden. Niet het functiebouwwerk gebruiken, dat bedoeld is om langjarige betrouwbare inzet, ervaring en kennis van docenten te belonen’,
Het Onderwijsblad schreef al eerder over misstanden in de procedures om een schaal hoger te komen. “We begrijpen hoe onrechtvaardig dit voelt”, zegt voorzitter Van der Veer. “Tegelijkertijd is het goed om te kijken hoe we de stap voor zij-instromers financieel aantrekkelijk kunnen maken. Dat helpt het lerarentekort te verminderen en daar hebben uiteindelijk alle collega’s in de school profijt van.”
Het plan van de AOb vergt een extra overheidsinvestering van 182 miljoen euro per jaar. Daarmee kunnen 2.500 zij-instromers volwaardig worden opgeleid en ingezet in het onderwijs. Van der Veer: “De maatschappelijke opbrengsten van deze investering zijn enorm. Lagere uitval van de zij-instromers, minder dure inhuur van externen en hogere onderwijskwaliteit. Deze investering verdient zich binnen een jaar terug.”
{Tekst loopt door onder afbeelding}
Goede begeleiding
Het zij-instroomtraject zelf verschilt per school en soms per zij-instromer: van direct zelfstandig voor de klas en nauwelijks begeleiding tot intensieve begeleiding en pas na een jaar een eigen klas. De geïnterviewden noemen het traject van leren en werken zwaar en ervaren goede begeleiding als noodzakelijk. Beiden wisselden van groep vanwege de dynamiek in de klas. “Er was een hoop onrust in de klas, er werd gepest en er waren kinderen met problemen waar ik niet op voorbereid was”, herinnert Luttikhuis zich. “Het lesgeven ging steeds stroever en ik werd steeds onzekerder. Gelukkig mocht ik overstappen op de parallelgroep 6. Ik geef niet zo snel op, maar ik weet niet of het me gelukt was op een school waar minder aandacht voor zij-instromers is. Van mijn collega’s en de schoolopleider die in het begin iedere week kwam observeren, heb ik het vak vooral geleerd.”
Ik word heel blij als ik het kwartje zie vallen
“Het is belangrijk dat een school goed kijkt welke groep bij jouw ontwikkeling past”, vult De Boer aan, die net de overstap naar een andere, rustigere groep 8 maakte. “Elke beginner verdient een veilige plek om te leren, om fouten te mogen maken. Ik heb het nu heel erg naar mijn zin. In het thematisch onderwijs kan ik weer veel creativiteit kwijt die ik in mijn vorige baan miste. En de toegevoegde waarde vind ik waardevol: ik word heel blij als ik het kwartje zie vallen. Kinderen zijn over het algemeen ook heel vrolijk, dat werkt aanstekelijk.”
{Tekst loopt door onder kader}
Oriëntatietraject helpt goede keuze te maken
Alberdingk Thijm Scholen met 20 basisscholen en 8 middelbare scholen in het Gooi, neemt jaarlijks zo’n 30 zij-instromers aan, gelijk verdeeld over po en vo. “Daarvan rondt het overgrote deel het traject succesvol af”, vertelt HR-adviseur Michelle Hol. “En als mensen het niet halen, gaat het meestal om redenen in persoonlijke omstandigheden zoals verhuizen of ziekte.”
De organisatie biedt twee keer per jaar een uitgebreid oriëntatietraject aan met een cursus van vijf avonden over de basisbeginselen van lesgeven, vier dagen stage en gesprekken met collega’s. Hol: “Dit geeft ruimte om te kijken of zij-instroom écht iets voor je is, en geeft ons de tijd om te kijken of we het in je zien en of je bij de organisatie past. Dit wordt heel positief ontvangen, ook door mensen die besluiten niet verder te gaan.”
Zij-instromers krijgen een eigen coach, goede begeleiding op de werkvloer, ze staan deels bovenformatief en worden ingeschaald naar werkervaring in LB. De opleidingsdag krijgen ze niet betaald. Dat zal anders worden als daar vanuit de overheid financiering voor komt, waar de AOb voor pleit. Volgens Hol zal dit nog meer mensen helpen de stap naar het onderwijs te zetten.
Luttikhuis rondde drie jaar geleden het traject met succes af. Het centrale aanmeldpunt voor mensen die leraar willen worden, waar hij net als de AOb voor pleit, is er inmiddels in Utrecht, maar in veel andere regio’s nog niet. Ook zouden schoolbesturen een voorbeeld kunnen nemen aan de manier waarop Alberdingk Thijm Scholen in zij-instromers investeert, stelt Luttikhuis; zie hiervoor ook het kader hierboven over het oriëntatietraject. Sinds twee jaar werkt hij op een basisschool in zijn eigen woonplaats. “Dat vonden ze jammer, maar ook niet verrassend. Ze voelen een soort morele verantwoordelijkheid om mensen goed op te leiden voor het onderwijs, dus niet alleen voor hun eigen scholen.”
De overstap naar de Prinses Margrietschool in Utrecht was zwaarder dan Luttikhuis dacht. “Het is een school met een uitdagende populatie die weer andere vaardigheden vraagt. In het begin voelde het weer als overleven. Ik ben een stuk strenger geworden. Van nature ben ik niet zo, dus dat heb ik moeten leren. Consequent zijn is een voorwaarde om goed les te kunnen geven, kinderen te zien groeien en leuk contact te hebben. Ik heb nu meerdere keren per dag het gevoel: jeetje wat een leuk werk heb ik. Dit is wat ik zocht: de energie, het aanstaan voor de klas. Dat heb ik wel geweten: het was een pittig traject, maar meer dan de moeite waard.”
Naar aanleiding van het actieplan ‘Tijd voor de zij-instromer’ wil staatssecretaris Koen Becking met de AOb en andere partners in gesprek om de zij-instroom te bevorderen, al benadrukt hij dat investeringen aan het nieuwe kabinet zijn.
Verdwaalde zij-instromer vindt de weg
Na 25 jaar in de finance en it kiest een manager voor de overstap naar het onderwijs. Die keuze mondt uit in een kafkaëske verdwaling. Vijf jaar en duizenden euro’s verder heeft hij nog geen bevoegdheid.
“Van de gastlessen die ik gaf op een hogeschool kreeg ik zoveel energie dat ik dit wel volledig wilde gaan doen. Gezien het tekort aan leraren leek me dat een veilige overstap. Inschrijven voor de deeltijd lerarenopleiding economie bleek alleen mogelijk als je al voor de klas staat. Dat leek me een rare volgorde, maar oké, ik ging op zoek. Ik kwam bij een bureau terecht dat zowel opleiding als werk kon verzorgen - vanuit de overheid geïnitieerd, dacht ik. Eerst was ik vier maanden kwijt aan allerlei testjes en het assessment. Overal voor geslaagd: ik ben geschikt voor het onderwijs. Toen zeiden ze: we hebben alleen een baan voor je als docent Nederlands, en dat mag alleen als je Nederlands hebt gestudeerd. Nou dat is een beetje raar, want ik heb bedrijfskunde gedaan. Ik besloot zelf maar een baan als economiedocent te zoeken. De eerste beste school nam me aan, maar toen ik bij dat bureau terugkwam en enthousiast zei: ‘nu kunnen we starten met de opleiding’, kon dat helemaal niet, want die school is geen klant van ze. Dus ik nam vloekend afscheid van dat bureau dat een commerciële headhunter bleek en wilde het zij-instroomtraject via de school gaan doen.
Scholen krijgen daar subsidie voor, maar mijn school niet, want dat bleek een particuliere school. Wist ik veel. Ik mocht wel een ander traject doen om mijn pedagogisch didactisch getuigschrift te halen. Die opleiding zat alleen op dik honderd kilometer afstand, maar oké, ik ging ervoor. Toen bleek dat ik met dat getuigschrift alleen in het mbo zou kunnen werken, dacht ik: ‘dit slaat helemaal nergens meer op’. Dus toen heb ik zelf hogescholen benaderd om het zij-instroomtraject te starten. De een wees me af, bij de ander kreeg ik voor de helft vrijstelling. Ik moest alleen wel een reguliere school zoeken en dat had ook heel wat voeten in de aarde.
Nu, vijf jaar en duizenden euro’s aan inkomstenverlies en reiskosten en veel frustratie later, zit ik eindelijk in het goede traject. Ik krijg voor 0,8 betaald en sta 0,6 voor de klas. Als ik had geweten dat het zo zou gaan, was ik er nooit aan begonnen. Ik sta al drie jaar voor de klas en ondanks dat ik nauwelijks begeleiding kreeg, gaat dat hartstikke goed. Ik moet ontzettend lachen om die pubers en ik haal veel voldoening uit het lesgeven, dus ik mag hopen dat het vanaf nu ook organisatorisch voorspoedig blijft gaan.”