Ondersteuner is beroep met diverse gezichten
Onderwijsondersteuners werken in een enorme diversiteit aan banen. Omdat we 20 november de dag van de OOP’er vieren, portretteert het Onderwijsblad drie ondersteuners in onverwachte rollen.
Tekst Tekst Marianne Lucieer - Onderwijsblad - - 7 Minuten om te lezen
Lesgeven is niets voor mij, ontdekte Anneke Adolphs (49) toen ze de pabo deed. Ze volgde de opleiding tot gz-psycholoog en ging met jongeren werken in de psychiatrie, maar ze miste de dagelijkse schoolomgeving. Nu werkt ze als gz-psycholoog en zorgcoördin
‘Klassen zijn mij te druk’
“Toen ik in de psychiatrie werkte en gesprekken had met orthopedagogen van school, was ik jaloers. Zij zagen de kinderen in hun dagelijkse omgeving, zoals ze echt zijn. Ik vond klassen te druk, had ik gemerkt tijdens de pabo, maar een schoolomgeving wel heel leuk. Dus toen de vacature kwam voor psycholoog/zorgcoördinator op het Trinitas Gymnasium Almere, ben ik ervoor gegaan. 8 jaar geleden is dat. Sindsdien werk ik hier 2,5 dag per week, met veel plezier.
Doordat ik in de psychiatrie heb gewerkt, zie ik sneller of er meer aan de hand is. Bij een dromerige leerling met concentratieproblemen kan ook sprake zijn van ADHD. En bij kinderen die veel praten maar niet goed zijn in het aangaan van vriendschappen, van autisme.
Doordat ik in de psychiatrie heb gewerkt, zie ik sneller of er meer aan de hand is
Mijn werk is heel divers. Omdat ik zowel zorgcoördinator als gz-psycholoog ben, bestaat het enerzijds uit het analyseren van verzuim, bespreken van gedrag in het zorgadviesteamoverleg en het organiseren en coördineren van ondersteuning die een leerling nodig heeft om beter te functioneren. Anderzijds, als gz-psycholoog, kijk ik inhoudelijker: waar komt gedrag vandaan en welke zorg is nodig?
Mensen denken dat er op het gymnasium weinig psychische problemen zijn, maar ik zeg weleens dat ik op school meer psychiatrie zie dan in de psychiatrie zelf. In de psychiatrie komen mensen die hulp vragen voor een probleem, weten dat ze een probleem hebben, leerlingen op school weten vaak vaak nog niet dat er een probleem is en worden daarom nog niet behandeld. Daardoor kunnen de problemen lastiger en ernstiger zijn.
Meestal ontstaat het contact doordat een mentor naar mij toekomt met zorgen over een leerling. Ook heb ik in het eerste jaar contact met de leerlingen van wie op de basisschool al is geconstateerd dat er extra ondersteuning nodig is. Op andere momenten zie ik bijvoorbeeld in een dossier dat iemands cijfers verslechteren, of ik zie iets in een vragenlijst over hun psychische gezondheid, dan neem ik na overleg met de mentor contact op. Maar het komt helaas niet vaak voor dat een leerling zelf bij mij binnenloopt - bijvoorbeeld als het bijna toetsweek is en ze extra tijd willen voor hun proefwerken.
Leerlingen behandelen doe ik niet, daarvoor verwijs ik door. Eén keer heb ik een uitzondering gemaakt, voor een leerling met selectief mutisme. Hij kon niet praten bij anderen dan zijn ouders en goede vrienden. Toen was het juist handig dat ik hem op school behandelde, omdat we dan steeds een korte oefening konden doen, en hij gelijk leerde dat hij op school kon praten. Dat was interessant, maar hele dagen behandelen zou ik niet willen. Ik vind mijn werk nu juist afwisselend en leuk.”
‘We begeleiden ook de ouders’
“Ik vind het mooi om iets te doen voor kinderen die net wat meer nodig hebben”, zegt Isabel Dorenbosch (38). Ze werkt drie dagen per week als logopedist bij Auris Florant in Tilburg, een school voor speciaal onderwijs.
“Toen ik ging studeren, koos ik voor de opleiding Communicatie en daarna Media en Informatie Management. Maar bij allebei ging er geen vuurtje branden. Ik stapte over naar de andere kant van communicatie: logopedie. En toen dacht ik: dit past echt bij mij.
Sindsdien heb ik een aantal jaar in een kinderrevalidatiecentrum gewerkt. Totdat ik ging verhuizen en een nieuwe baan zocht. Nu werk ik met kleuters op een school voor kinderen met een taalontwikkelingsstoornis of het vermoeden daarvan. Dat ik iets kan doen voor kinderen die net wat meer nodig hebben, vind ik mooi. Daarnaast houd ik van de schoolsetting. De lijntjes zijn hier heel kort: we hebben leerkrachten, psychologen, onderwijsondersteuners, logopedisten; en het belangrijkste doel van ons allemaal is het helpen van de kinderen. Ik voel me dan ook echt onderdeel van het proces, zo zijn we als logopedisten betrokken bij de beslissing of een kind nog bij ons op de juiste plek zit, of beter af is op het regulier onderwijs en bij de vraag of een kind extra ondersteuning nodig heeft.
Dat ik iets kan doen voor kinderen die net wat meer nodig hebben, vind ik mooi
Ik werk in de behandelkamer, waar we één op één aan de slag gaan met kinderen, maar ook in de klas, waar we bijvoorbeeld in groepjes klanklesjes doen. Of ik bevorder de communicatie als ze met een opdracht bezig zijn, kinderen met taal- en spraakstoornissen vinden het vaak moeilijk om die gaande te houden.
Naast het werk als logopedist heb ik me verdiept in prikkelverwerkingsproblemen. Die breng ik in kaart, waarna ik met leerkrachten overleg wat een kind nodig heeft om informatie beter op te nemen. Het paramedische stukje van logopedie is dat. Het kan dan zijn dat ik adviseer om een hulpmiddel in te zetten, zoals een drukvest of wiebelkussen, maar soms wordt een kind bijvoorbeeld overvraagd. Ook dan kijk ik wat er nodig is.
Vorige week was er een meisje bij mij in de behandelkamer dat nog nooit de R had kunnen maken. Dat is één van de laatste klanken die kinderen leren, omdat hij zo lastig is. Tijdens het oefenen lukte het haar ineens. Ze was helemaal aan het glunderen, dan ben ik ook zo blij. Dat zijn de momenten dat ik denk: wat fijn om dit te kunnen doen.
We begeleiden ook de ouders, zodat ze thuis aan de taalontwikkeling van hun kind kunnen werken. Soms komen ouders naderhand naar mij toe en zeggen ze ‘Ik zie nu wat mijn kind wil als het speelt’, of ‘Ik heb voor het eerst een kort gesprekje kunnen voeren met mijn kind’. Dat is zo waardevol.”
‘De waanzin van de dag vind ik leuk’
Het laatste jaar voor zijn pensioen besteedt Arie Bontam (66) met veel plezier als ict-ondersteuner op het Fortes Lyceum in Gorinchem. “Ik word hier geleefd door de waanzin van de dag, dat vind ik heel leuk.”
“Het grootste deel van mijn carrière werkte ik als detaché in het bedrijfsleven, maar de laatste jaren had ik meer behoefte aan regelmaat. Die vind je niet als je gedetacheerd bent. Eerder gaf ik ook al eens computerles aan ouderen, ik vind het leuk om mensen te helpen. Zo ben ik in het onderwijs terechtgekomen.
In eerste instantie werkte ik op een school in Amersfoort, ook heel leuk, maar met alle files een uur van mijn huis. Nu hoef ik maar 20 minuten te reizen. Ik werk alleen, maar omdat de scholengemeenschap meer ict-ondersteuners heeft, is het heel makkelijk om elkaar te bellen en even te sparren over een probleem. Dat doe ik graag.
Je moet ook je grenzen kunnen bewaken
Mijn werk bestaat uit het helpen van collega’s en leerlingen met alles wat met ict te maken heeft: van problemen met een telefoon tot een digibord of laptop. De hele dag door lopen mensen mijn kantoortje binnen omdat er iets kapot is of ze iets niet snappen. Dat ik dan kan helpen, vind ik heel leuk. En in 99 procent van de gevallen zijn ze ook dankbaar, niemand kan meer zonder techniek dus het kan wel even paniek zijn als iets niet werkt zoals ze willen. Als iemand blij weggaat, voelt dat als de kers op de taart van mijn werk.
Vanmorgen kwam bijvoorbeeld de directiesecretaresse mijn kantoor binnen: ze had een probleem met Word. Dan loop ik mee en los ik het op, zodat zij weer verder kan met haar werk. In deze functie moet je wel behulpzaam zijn ja, maar dat is juist waar ik van geniet. Ict’ers hebben de naam introvert te zijn en vooral met techniek bezig te willen zijn, daar heb ik ook weleens een handje van, maar in dit vak is het ook belangrijk om sociaal te zijn. Ik geniet van die combinatie.
Het werk is ook heel divers. Naast dat ik mensen help met acute computerproblemen en apparatuur terug stuur naar de leverantier als die gerepareerd moet worden, volg ik cursussen om up-to-date te blijven in de ict-wereld en houd ik me bezig met de periodieke vervanging van hardware.
Het kan weleens hectisch zijn, als er meerdere problemen tegelijk zijn. Dan moet je rustig blijven en van een afstandje bekijken wat prioriteit heeft. Ik ben vrij rustig, dat helpt op zo’n moment. En je moet ook je grenzen kunnen bewaken: als iemand belt terwijl ik vrij ben en wat anders doe, dan neem ik niet altijd op. Als ik dat wel zou doen, dan zou ik het niet volhouden. En zó belangrijk is technologie nu ook weer niet.”