Empathisch zijn valt best te leren
Werken aan de sociale en emotionele vaardigheden van leerlingen is waardevol voor leerlingen. Het verhoogt ook het werkplezier van leraren. “Ik vermoed dat deze manier van lesgeven starters kan behouden voor het onderwijs.”
Tekst Michiel van Nieuwstadt - Redactie Onderwijsblad - - 13 Minuten om te lezen

Wiskundedocent Bart Niemeijer ziet dat leerlingen intrinsiek gemotiveerd zijn om te werken aan hun emotionele vaardigheden. Beeld Fred van Diem
Sla je boek open en begin op pagina 30.’ Met zo’n clichématige openingszin zou Bart Niemeijer een les dus nooit beginnen. Wat heb je gedaan van het weekend? Hebben jullie zin in school vandaag? En: Hoe voelen jullie je? Dat soort startvragen hoor je wel in de lessen van Niemeijer, docent wiskunde en onderwijs & onderzoek aan het Praedinius Gymnasium in Groningen. Toen hij in 2017 begon als docent, merkte Niemeijer dat het bij hem past om te vragen naar de emoties en leefwereld van zijn leerlingen. De vragen zijn een aanknopingspunt om aandacht te besteden aan sociale en emotionele vaardigheden van leerlingen, een gewoonte die ervoor zorgt dat hij nog altijd plezier heeft in zijn vak.
Scholen bepalen zelf of ze werken aan sociale en emotionele vaardigheden
Neem empathie. Daaraan werken met leerlingen gaat volgens Niemeijer het best als de situatie erom vraagt. Een verhaal dat een leerling vertelt over haar weekend kan een aanleiding zijn, maar ook een ruzie op school, herinnert hij zich van een vorig schooljaar: “Een leerling met autistische eigenschappen werd uitgescholden door een extraverte leerling. Na schooltijd zette ik de twee bij elkaar en liet ze vertellen wat ze voelden. De autistische leerling voelde zich gekwetst en zei: ‘Hij haat mij.’ De extraverte leerling antwoordde: ‘Als jij dat zo voelt, dan zal ik mijn gedrag veranderen.’ Van tevoren dacht ik: dit wordt een lang gesprek, maar de kwestie was in 3 minuten opgelost doordat ik deze twee leerlingen vroeg om zich in te leven in elkaars situatie.”
Voldoening
Niemeijer staat niet alleen in zijn pedagogische lesfilosofie. Leraren halen gemiddeld genomen meer voldoening uit het werken aan de sociale en emotionele ontwikkeling van hun leerlingen dan aan het overdragen van kennis en (andere) vaardigheden, zo bleek in 2024 uit onderzoek van het Onderwijsblad onder 800 leraren.

Ter introductie van het werken aan kernkwaliteiten gebruikt leerkracht Harriet van Schoonhoven een spel dat kinderen vertrouwd maakt met sociale en emotionele vaardigheden zoals nieuwsgierig, creatief en inlevend. Foto Fred van Diem
Ook voor leerlingen is het ontwikkelen van sociale en emotionele vaardigheden belangrijk. Structurele aandacht hiervoor leidt volgens wetenschappelijk onderzoek tot meer kansengelijkheid en een toename van 11 procent in leerprestaties. Dat concludeerde een coalitie van 29 belangenorganisaties en 16 wetenschappers in 2024 uit een meta-analyse van de Amerikaanse emeritus hoogleraar Joseph Durlak uit 2011. De specialisten riepen het kabinet op om sociale en emotionele vaardigheden in het curriculum een aparte en verplichte plaats te geven, maar toenmalig onderwijsminister Mariëlle Paul ging er niet in mee. Basisvaardigheden gaan voor, vindt de inmiddels demissionair staatssecretaris van onderwijs, want op een school die basisvaardigheden vooropstelt, zouden die sociale en emotionele vaardigheden wel volgen, als vanzelf.
Neem sociale vaardigheden serieus
Met het weglaten van sociale en emotionele vaardigheden uit het verplichte curriculum kiest Nederland een andere weg dan landen als Schotland, IJsland en Finland.
Zelfs de OESO, toch vooral bekend om de nadruk op basisvaardigheden die wordt gelegd in de vierjaarlijkse PISA-onderzoeken, kiest voor een andere route dan Nederland. Om ervoor te zorgen dat sociale en emotionele vaardigheden serieus worden genomen, werkt een denktank van de organisatie voor economische samenwerking van vooral rijke landen sinds 2019 aan concretere definities en betere meetmethoden (zie kader ‘OESO wil sociale en emotionele vaardigheden meten’).
Werken met kernkwaliteiten leidt tot ‘gouden gesprekken
Ook het eindadvies Op weg naar eigentijds onderwijs dat een wetenschappelijke curriculumcommissie begin dit jaar publiceerde heeft voor sociale en emotionele vaardigheden geen gedetailleerde aandacht. Pedagogische doelen als socialisatie en persoonsvorming worden zogenaamd gelijkgesteld met kwalificatie (het verwerven van kennis en vaardigheden), maar niet nader ingevuld.
“Teleurstellend”, vindt gedragsspecialist Kees van Overveld, die wijst op een vergelijkbaar tekort in twee nieuwe onderwijswetten: “De wet Burgerschap eist aandacht voor sociale en maatschappelijke vaardigheden, maar de emotionele component wordt daarin veronachtzaamd. Dat is doodzonde, want kinderen hebben die vaardigheden keihard nodig.” In de wet Veiligheid op school signaleert Van Overveld een vergelijkbaar probleem. “Scholen moeten de mate van welbevinden van hun leerlingen weliswaar meten, maar er is geen verplichting om de emotionele competenties structureel te verbeteren.”
De juiste woorden vinden
Scholen bepalen in Nederland zelf of, en op welke manier, ze werken aan sociale en emotionele vaardigheden. Harriet van Schoonhoven, leerkracht in de middenbouw op de Ichthusschool in Schoonhoven doet dat structureel met een aanpak gebaseerd op twintig zogenoemde kernkwaliteiten, uitgedacht door docent Peter Ruit en opleidingsmanager Lennart Visser. “Ter introductie gebruik ik een spel”, zegt Van Schoonhoven. “Dat is een stapel met zestig kaartjes waar de kernkwaliteiten op staan. Een kind neemt een kaartje van de stapel en leest een woord voor, zoals: nieuwsgierig, creatief, leergierig, wijs, moedig of volhardend of inlevend.”

Nadat kinderen de juiste woorden hebben geleerd, koppelt Harriet van Schoonhoven complimenten aan specifieke situaties. “Je hebt vanochtend jouw kernkwaliteit behulpzaam ingezet, want je hebt je zusje geholpen om haar jas aan te trekken.” Beeld Fred van Diem
‘Kennen jullie dat woord’, vraagt ze de kinderen. “Als voor iedereen duidelijk is wat een woord betekent, creatief bijvoorbeeld, dan mag een leerling zeggen of ze vindt dat het kaartje bij haar past. Als dat zo is, dan mag ze het houden. Zo niet, dan vraag ik de klas: ‘Is er iemand die zichzelf wel creatief vindt.’ Zo ja, dan mogen een ander kind of meerdere kinderen dat kaartje hebben.”
Van Schoonhoven besteedt met haar klas een paar weken lang meerdere lessen aan het spel. Leerlingen leggen zo een basis die hen helpt om de juiste woorden te vinden om over sociale en emotionele vaardigheden te spreken: “Dat levert heel veel op. Kinderen maken een top-3 van kernkwaliteiten die ze voor zichzelf opschrijven in een map. Ze leggen daarbij ook uit wanneer ze deze kernkwaliteiten inzetten.”
Dat we allemaal weten hoe belangrijk deze vaardigheden zijn, is niet genoeg
In de loop van het schooljaar vraagt Van Schoonhoven kinderen regelmatig welke kernkwaliteiten ze op een bepaald moment hebben ingezet. “Op het begin komen ze met voor de hand liggende voorbeelden, zoals ‘Ik was creatief toen we handvaardigheid deden’. Later leren ze zo’n eigenschap ook te koppelen aan minder voor de hand liggende situaties: Je was creatief toen je een rekensom eerst niet wist op te lossen en een andere manier vond. Of: Je was creatief toen je besloot een zomerjas aan te doen terwijl het winter was.”
Dit jaar werkt Van Schoonhoven veel met meer- en hoogbegaafden en ook voor hen is de werkwijze volgens haar heel geschikt. “Het is mooi om te zien als een kind dat zijn hele leven alleen maar hoort dat het knap en slim is, ontdekt dat het ook andere eigenschappen heeft.”
Kinderen bloeien op van complimenten
Net als bij Niemeijer komen de sociale en emotionele vaardigheden bij Van Schoonhoven ook aan bod als het moment erom vraagt. “Doordat ze de juiste woorden hebben leren kennen, kun je leerlingen een compliment geven, bijvoorbeeld als ze net 5 minuten op school zijn: ‘Je hebt vanochtend jouw kernkwaliteit behulpzaam ingezet, want je hebt je zusje geholpen om haar jas aan te trekken.’ Een compliment werkt veel krachtiger als je het kunt koppelen aan een specifieke situatie. Kinderen voelen zich dan gezien.”
Het werken met kernkwaliteiten leidt volgens Van Schoonhoven tot ‘gouden gesprekken’. “Een kind vertelde me dat ze nooit aan plusopdrachten durfde te beginnen, omdat ze bang was dat ze verdrietig zou worden als het niet zou lukken. Later zei ze me: ‘Nu snap ik dat je dapper bent als je iets probeert dat de eerste keer niet lukt.’ Het werkt heel krachtig als een kind vanuit dat soort innerlijke motivatie met kernkwaliteiten aan de slag gaat.”
Volgens Peter Ruit is het belangrijk dat leerlingen ervan overtuigd raken dat ze kernkwaliteiten kunnen ontwikkelen, welke ze ook kiezen. Het idee dat leerlingen groeien door zich te focussen op de ontwikkeling van hun sterke eigenschappen ontleent hij aan het begrip positivisme zoals dat wordt gebruikt door de Amerikaanse psycholoog Martin Seligman.

Bart Niemeijer: “Voor mijzelf geldt dat ik misschien niet eens meer voor de klas had gestaan als ik geen aandacht had kunnen besteden aan de relatie met mijn leerlingen.” Beeld Fred van Diem
Ook Niemeijer is bekend met het werk van Seligman. “In zijn boek <I>Learned Optimism<P> legt Seligsman uit dat optimisme een vaardigheid is waar zijn leerlingen aan kunnen werken. Hij koppelt optimisme en pessimisme aan de dialoog die je met jezelf voert in je hoofd.”
Die gedachtegang veranderen, lijkt niet zo makkelijk en is ook een doelstelling van de cognitieve therapie. Niemeijer: “Ik ben geen therapeut, maar ik kan de gedachtegang van leerlingen in een-op-een gesprekken wel uitdagen zoals dat ook gebeurt in de cognitieve therapie. Als een leerling zegt dat het hem nooit zal lukken om vrienden te maken, kan je daar een ander denkpatroon tegenover zetten.”
Van ouders hoor ik dat ze het heel fijn vinden dat hun kinderen op deze manier gezien worden
Van Schoonhoven heeft gezien hoe kinderen opbloeien als ze in oudergesprekken een compliment krijgen voor bepaalde karaktereigenschappen, zeker als een leerkracht de situaties waarin zij ze heeft ingezet expliciet weet te benoemen. “Dat is zoveel mooier dan een algemeen zinnetje onderaan het rapport: veel succes in groep 6. Ook van ouders hoor ik dat ze het heel fijn vinden dat hun kinderen op deze manier gezien worden. Het gaat in een oudergesprek dan niet meer alleen over cijfers, maar over het hele kind.”
Ieder kind wil slagen
Uit onderzoek blijkt dat leerlingen intrinsiek gemotiveerd zijn om te werken aan hun emotionele vaardigheden. Niemeijer ziet dat in de praktijk: “De vaardigheden die ze leren bij een vak als wiskunde zijn voor lang niet alle leerlingen relevant”, zegt hij. “Veel leerlingen hebben die vaardigheden later in hun leven niet meer nodig. Daarentegen zijn pubers van nature bezig om zichzelf te ontdekken. Dat maakt het werken aan kernkwaliteiten voor hen wel relevant en motiverend.”
In zijn boek Ieder kind wil slagen vertelt Niemeijer dat hij in zijn klassen aandacht is gaan besteden aan sociale en emotionele vaardigheden, omdat zijn gevoel hem dat ingaf. Later ontdekte hij dat er wetenschappelijke ondersteuning bestaat voor de effectiviteit van zijn werkwijze.
Het boek Emotionele intelligentie van Daniel Coleman was voor Niemeijer een eyeopener: “Coleman legt uit dat het kennen en herkennen van emoties aan de basis ligt van het aanleren van sociale en emotionele vaardigheden.”
Empathie is ook één van de vaardigheden die je als leerkracht of docent daadwerkelijk kunt verbeteren volgens het OESO-onderzoek in het kader bij dit stuk. “Als je met je leerlingen de juiste gesprekken voert, over karakters in boeken of over wat er gebeurt in de wereld, dan kan je daarmee hun inlevingsvermogen verbeteren”, meent ook Van Overveld.
Van gedachten wisselen
Van Overveld juicht het juiste moment pakken om te werken aan sociale en emotionele vaardigheden toe, maar is ervan overtuigd dat een structurele aanpak noodzakelijk is, zeker in het basisonderwijs. “Het liefst zie ik dat scholen hiervoor een methode gebruiken of dat ze een duidelijke leerlijn ontwikkelen. In het voortgezet onderwijs is dat misschien geen absolute noodzaak, maar zorg dan wel dat je binnen een onderwijsteam hierover regelmatig van gedachten wisselt.”
Volgens Van Overveld wordt het werken aan sociale en emotionele vaardigheden na klas 2, 3 van de middelbare school ingewikkelder. Niemeijer, vorig jaar nog mentor van een brugklas, ziet ook dat leerlingen in de 5e klassikaal minder makkelijk over hun gevoelens praten. “Al wil dat niet zeggen dat ze dergelijke gesprekken niet nodig hebben. Dan kies ik dus vaker voor een aanpak een-op-een.”
Niemeijer durft zich kwetsbaar op te stellen door leerlingen over hun gevoelens te laten praten en dat zelf ook te doen. “Natuurlijk heb ik ook wel eens meegemaakt dat leerlingen dachten: het is lekker kletsen met deze docent. Zo hoeven we geen wiskunde te doen. Als zoiets je als beginnend leraar overkomt, dan kan de twijfel toeslaan, maar ik had in die tijd gelukkig een naaste collega en vriendin die me aanmoedigde om op deze manier te blijven werken.”
Niemeijer kiest ervoor om aan sociale en emotionele vaardigheden te werken, zelfs als dat ten koste gaat van de tijd die hij aan wiskunde besteedt, maar ziet ook dat niet elke docent zo sterk in zijn schoenen staat. “Voor mijzelf geldt dat ik misschien niet eens meer voor de klas had gestaan als ik geen aandacht had kunnen besteden aan de relatie met mijn leerlingen. Ik vermoed dat deze manier van lesgeven starters kan behouden voor het onderwijs, zoals dat ook met mijzelf is gebeurd. Zo bezien levert deze werkwijze een bijdrage aan een oplossing van het lerarentekort.”
OESO wil sociale en emotionele vaardigheden meten
Het onderwijs van nu mag zich niet langer beperken tot feitenkennis en lees- of rekenvaardigheden. Dat is althans de visie van de OESO, de organisatie die toch vooral bekend is van het <AA>pisa<ZZ>-onderzoek met veel aandacht voor lezen, wiskunde en natuurwetenschappen.
Om ervoor te zorgen dat het onderwijs sociale en emotionele vaardigheden serieus gaat nemen, wil de OESO ze meetbaar maken. ‘Dat we allemaal weten hoe belangrijk deze vaardigheden zijn, is niet genoeg’, zei OESO-onderwijsdirecteur Andreas Schleicher in november 2021 op een congres. ‘We moeten de middelen hebben om ze te meten, om ze waar te nemen, want je zult nooit in staat zijn om datgene te verbeteren wat je niet kan zien.’
Dat meten ligt niet voor de hand. “Als je leraren een kind beoordelen op sociale en emotionele vaardigheden dan geven ze hun eigen mening”, zegt gedragsspecialist Van Overveld. Ook voor wetenschappers is het meten van deze vaardigheden niet vanzelfsprekend. Het is een probleem dat in het multidisciplinaire onderzoek naar sociale en emotionele vaardigheden vaak verschillende termen gebruikt worden voor begrippen die sterk op elkaar lijken, of dezelfde termen voor begrippen die anders zijn gedefinieerd, zo schrijft de <AA>oeso<ZZ> in een analyse van 23 november 2023. Jingle-jangle fallacy is de Engelse term voor dit soort misvattingen.
Veruit de meest geciteerde overzichtsstudie naar het belang van sociale en emotionele vaardigheden is een meta-analyse van Joseph Durlak, tot voor kort hoogleraar aan de universiteit van Chicago. Het is ook de studie waar de pleitbezorgers van de opname van sociale en emotionele vaardigheden in het Nederlandse curriculum zich op baseren.
Volgens de OESO is het voor leraren een probleem dat deze en andere meta-analyses de sociale en emotionele vaardigheden op een hoop bij elkaar vegen in veralgemeniseerde containerbegrippen zoals gedragsproblemen, emotionele competenties en emotionele problemen.
De OESO heeft programma’s ter verbetering van sociale en emotionele vaardigheden opnieuw gerangschikt naar hun effect op maar liefst 23 concrete vaardigheden die wél meetbaar zouden zijn. Zo is bijvoorbeeld het meten van de empathie van vijfjarigen volgens Schleicher ‘eigenlijk heel eenvoudig. Je leest ze een verhaal voor en je kijkt hoe ze reageren. Dat werkt bijna net zo betrouwbaar als het meten van prestaties van leerlingen in de natuurwetenschappen.’
Veel van de 23 sociale en emotionele vaardigheden zijn volgens de OESO niet alleen meetbaar, maar bovendien leerbaar. Dat geldt bijvoorbeeld voor zelfbeheersing, assertiviteit, empathie, samenwerken en omgaan met stress. “Het zou mooi zijn als je dit soort begrippen voor leraren kunt operationaliseren”, zegt Van Overveld. “Want daar gaat het nu nog mis.”
Samen bereiken we meer! Sluit je aan bij de AOb
{einde kopij}