Bondgenoten achter onderwijsbezuinigingen belijden cynische politiek
De partijen die de omstreden onderwijsbezuinigingen aan een meerderheid hielpen, bewijzen het vertrouwen in de overheid een slechte dienst. Analyse van een politieke koehandel.
Tekst Arno Kersten - Redactie Onderwijsblad - - 4 Minuten om te lezen

Beeld: Typetank
Doe het niet!”, klonk het die dinsdagmiddag uit vele kelen. Duizenden medewerkers en studenten uit het Rotterdamse hoger onderwijs trokken in een lange stoet door de stad. Het was de achtste etappe in een serie estafettestakingen die universiteiten en hogescholen op de been bracht tegen de onderwijsbezuinigingen van 1,1 miljard euro, waarvan ruim een half miljard op het hoger onderwijs.
Een hele begroting van 57 miljard euro afschieten ging de ChristenUnie te ver
Ze deden het toch. Een steenworp verderop, in Den Haag, was op dat moment de Eerste Kamer bijeen. Voordat de ChristenUnie voor de onderwijsbegroting stemde, legde fractievoorzitter Tineke Huizinga een korte stemverklaring af. Haar fractie was er niet van overtuigd dat de bezuinigingen rechtmatig zijn, stelde ze. Toch zou de ChristenUnie de begroting wel steunen, voegde Huizinga eraan toe. Een hele begroting van 57 miljard euro afschieten ging haar partij te ver.
Ook het CDA stemde voor de bezuinigingen en dat kondigde fractievoorzitter Theo Rietkerk vooraf alvast aan. Zijn partij had “onvoldoende aanknopingspunten” om te oordelen dat ze onrechtmatig zijn, zo verklaarde hij. Als een rechter dat later wel zou vinden, dan zou er altijd “reparatie” achteraf gedaan kunnen worden. “We ontkennen de pijnlijke gevolgen van de politieke keuzes niet, maar die zijn in de Tweede Kamer gemaakt.”
Na een behandeling van maanden, met drie schriftelijke vragenrondes, een expertsessie, een marathondebat en een extra derde termijn over de rechtmatigheid, nam de Eerste Kamer op dinsdag 8 april rond twee uur in de middag met 47 stemmen voor en 28 tegen de omstreden OCW-begroting aan. Een reactie liet niet lang op zich wachten. See you in court, zeiden sommige universiteiten.
Betrouwbaarheid
Zelden riep een onderwijsbegroting zoveel weerstand op, zowel buiten als binnen de politieke arena. Dat begon al meteen na het verschijnen van het hoofdlijnenakkoord van PVV, VVD, NSC en BBB in mei vorig jaar, een programma dat het tanende vertrouwen in de overheid zou moeten herstellen. ‘Goed bestuur vergt ook stabiliteit en betrouwbaarheid’, zo tekende de coalitie op.
Het venijn zat verstopt in de financiële bijlage: grote bezuinigingen op onderwijs. Zo haalde de coalitie jaarlijks meer dan 200 miljoen euro weg bij de zogeheten sectorplannen, onderdeel van het bestuursakkoord dat het vorige kabinet drie jaar geleden sloot met universiteiten en hogescholen. Een langjarig investeringsplan op basis waarvan instellingen nieuwe medewerkers hadden aangesteld.
“Contractbreuk”, riepen docenten en studenten begin september tijdens de alternatieve opening van het academisch jaar. Het was de aftrap van een lange serie acties, manifestaties en stakingen in het hoger onderwijs, mede door de AOb op touw gezet (zie de tijdlijn op de voorgaande pagina’s). Nog voor Prinsjesdag trok de kersverse minister Eppo Bruins de kaalslag op de sectorplannen in. Maar in plaats daarvan schoof hij de rekening door naar de starters- en stimuleringsbeurzen. “Onder de streep moet ik de bezuingingsopdracht halen”, zo verklaarde de minister.
In ruil voor politieke steun haalde de coalitie 748 miljoen aan onderwijsbezuinigingen van tafel
Met dat adagium verdedigde Bruins zijn begroting in de Tweede Kamer, met toen nog bijna twee miljard aan bezuinigingen in alle sectoren van het onderwijs. Maar de minister werd overstemd door een koor van kritiek, waaronder de grote planbureaus en het bedrijfsleven. De massale acties (zo’n 25 duizend actievoerders demonstreerden eind november op het Malieveld) resoneerden in het parlement.
Om te voorkomen dat de begroting zou stranden in de Eerste Kamer, gooide de coalitie het op een akkoordje met vier oppositiepartijen, CDA, ChristenUnie, SGP en JA21, het zogenoemde ‘monsterverbond’. In ruil voor de politieke steun haalde de coalitie 748 miljoen aan onderwijsbezuinigingen van tafel. Er viel voor elke partij iets te vieren, maar er bleef nog altijd ruim 1,1 miljard euro aan bezuinigingen in de boeken staan. “We hebben een slechte begroting iets minder slecht gemaakt”, sprak CDA-fractieleider Henri Bontenbal.
Eindstreep
Hoeveel die handtekening zou betekenen, bleek later in de Eerste Kamer. In de chambre de reflection behoren uitvoerbaarheid en rechtmatigheid van overheidsplannen tot de belangrijkste toetssteen. JA21 verwoordde het unverfroren: de begroting verdient een “onvoldoende”, aldus Annabel Nanninga, maar de partij komt de afspraken na. Bij de drie andere bondgenoten, CDA, CU en SGP, duurde het langer voordat ze hun kaarten op tafel legden. Op die manier hielden ze zichzelf lastige vragen van het lijf.
Dat een wankele begroting toch met een ruime meerderheid over de eindstreep kwam, getuigt van cynische politiek. De bondgenoten van het monsterverbond bewijzen de politiek een slechte dienst. Want wat is een afspraak met de overheid nu nog waard, zoals senator Daan Roovers (GroenLinks-PvdA) opwierp. Een overheid die zelf niet waarmaakt wat ze wel van burgers verwacht. En daarmee schiet de coalitie - die vertrouwen en stabiliteit wilde herstellen - zichzelf in de voet.
“Ik zal hard moeten werken om het vertrouwen te herstellen”, erkende Bruins. Mede dankzij alle maatschappelijke en politieke tegengas moest de coalitie met de billen bloot. De moraal van het verhaal is daarom ook: actievoeren loont. Twee dagen nadat de Eerste Kamer voor de bezuinigingen stemde, gingen in Tilburg alweer docenten en studenten de straat op voor een volgende estafettestaking. Kort voordat dit Onderwijsblad naar de drukker ging bleek uit de Voorjaarsnota dat het kabinet nog eens zo’n 400 miljoen extra gaat bezuinigen op onderwijs. “Als maatschappij betalen we de prijs voor de bezuinigingen op onderwijs”, zei AOb-voorzitter Thijs Roovers. “Het is belangrijk om samen een vuist te maken.”