Algemeen

Zes schoolvakken mogen vernieuwd

Het vernieuwen van het curriculum in het primair en voortgezet onderwijs gaat door voor zes schoolvakken. Het gaat om de vakken Nederlands, Engels, rekenen en wiskunde, burgerschap, techniek en digitale kennis. Een meerderheid van de Tweede Kamer roept de regering op hiermee aan de slag te gaan.

Tekst Karen Hagen - Redactie Onderwijsblad - - 2 Minuten om te lezen

Dat blijkt uit de stemmingen op moties die tijdens het debat over het curriculum werden ingediend op 20 april 2017. Het CDA, D66, VVD en Groenlinks dienden een gezamenlijke motie in waarin ze de regering oproepen om met betrokkenen uit het onderwijs, zoals leraren, ouders en schoolbesturen, te beginnen met het vernieuwen van de zes schoolvakken. In 2018 moeten er nieuwe kerndoelen en referentieniveaus liggen waarover de Kamer een besluit neemt.

Zelf aangeven

Het gaat alleen om deze zes vakken, maar als vakverenigingen of het onderwijs zelf aangeven dat ze een vak willen vernieuwen dan moet dat kunnen. ‘Ik kan met deze motie goed uit de voeten’, zei demissionair staatsecretaris Sander Dekker tijdens het debat. Hij denkt dat ook bij andere vakken de noodzaak tot vernieuwing nodig is en wordt gevoeld.

Het curriculum is een belangrijk onderwerp voor Dekker. Volgens het Algemeen Dagblad heeft de staatssecretaris onderhandeld met de vier partijen die ook bezig zijn om een nieuw kabinet te formeren. De curriculumherziening Onderwijs 2032 die Dekker in gang probeerde te zetten is fel bekritiseerd. Dit voorstel om zes schoolvakken te vernieuwen is een afgezwakte versie van het allereerste voorstel van de commissie-Schnabel, die door het ministerie van Onderwijs is ingesteld. De bestaande schoolvakken gingen in dat plan op de schop en werden gebundeld in drie domeinen.

Draagvlak

Leraren vonden dat ze bij die plannen niet werden betrokken en vervolgens kreeg de Onderwijscoöperatie de tijd om over de vernieuwingen na te denken. Nu is er een breed overleg met bonden, schoolbesturen en ouders die over de vernieuwingen nadenken en deze verder gaan uitwerken.

AOb-voorzitter Liesbeth Verheggen vindt dan ook dat het initiatief nu ligt bij ouders, leraren, schoolbesturen, studentenorganisaties, en dat de Kamer haar mening pas kan geven als er als er concrete eindtermen en doelen zijn. ‘Dat de Kamer er nu al over debatteert, vind ik getuigen van wantrouwen in het hele onderwijsveld’, zei Verheggen in een opinieblog van de Volkskrant.