PO

Voor vaste onderzoeksbanen is meer geld nodig

De carrièreperspectieven van jonge wetenschappers zijn belabberd vanwege herhaaldelijk tijdelijke aanstellingen, zware onderlinge concurrentie en prestatiedruk. De nieuwe cao bepaalt dat onderzoek naar de verbetering van carrièrekansen nodig is.

Tekst Maaike Lange - - 4 Minuten om te lezen

onderzoek

Beeld: Pixabay

Ruim 40 procent van het wetenschappelijke personeel in Nederland werkt op tijdelijke contracten en gemiddeld werken wetenschappers zo’n tien tot vijftien uur onbetaald per week over. Promovendi en postdocs doen dat om de concurrentie te overtroeven of op zijn minst te evenaren: de druk om te presteren is onverminderd hoog. Ook universitair docenten zonder onderzoeksaanstelling voelen de noodzaak om onderzoeksprestaties te leveren, omdat ze, menen ze, anders geen enkel uitzicht hebben op een volgend contract.

Deze gegevens verzamelde de actiegroep WO in Actie, ondersteund door AOb en FNV, dit voorjaar. De actiegroep riep universiteitsmedewerkers op aangifte te doen bij de Arbeidsinspectie van structureel overwerk. Binnen twee weken al stond de teller op ruim zevenhonderd meldingen.

Signaal

Volgens onderzoeker en actielid Willemien Sanders is structureel overwerk een signaal dat de lastige carrièreperspectieven van veel wetenschappers aantoont. “Niet iedereen die gepromoveerd is, hoeft verder als onderzoeker”, zegt Sanders. Er zijn er genoeg die een mooie baan vinden en carrière maken in het bedrijfsleven, bij maatschappelijke organisaties of in de politiek. “Maar wil je als promovendus of postdoc verder binnen de wetenschap, dan is er nauwelijks ruimte.”

Volgens AOb-sectorbestuurder Donald Pechler is het daarom belangrijk dat in de nieuwe cao is opgenomen dat de carrièreperspectieven van jonge wetenschappers en junior-docenten verder onder de loep genomen moeten worden. “We weten al langer dat de druk op jonge onderzoekers hoog is en dat de carrièrekansen klein zijn. We wilden het punt niet laten ondersneeuwen door de coronacrisis.”

Het marktdenken maakt in toenemende mate de dienst uit in de onderzoekswereld. De trend is om het onderzoek te betalen, maar niet de onderzoeker

Dat bevestigt ook AOb-hoofdbestuurder Marijtje Jongsma, die zich bezighoudt met het wetenschappelijk onderwijs. “Het marktdenken maakt in toenemende mate de dienst uit in de onderzoekswereld. De trend is om het onderzoek te betalen, maar niet de onderzoeker.” Door het te ver doorgevoerde marktdenken is een wildgroei aan korte projecten en korte aanstellingen ontstaan. “Met academische nomaden als gevolg”, ziet Jongsma. “Met name docenten trekken van universiteit naar universiteit waarbij ervaring en continuïteit verloren gaan.”

Daarnaast heeft de dalende kans op het verkrijgen van onderzoeksgeld geleid tot hyperconcurrentie onder wetenschappers: allemaal proberen ze een beurs te bemachtigen. “Als je mij vraagt wat er moet gebeuren voor de volgende cao, dan zeg ik: we willen meer structurele middelen om vaste aanstellingen te creëren, waarbij sprake is van zowel onderwijstaken als onderzoek.”

Als je mij vraagt wat er moet gebeuren voor de volgende cao, dan zeg ik: we willen meer structurele middelen om vaste aanstellingen te creëren, waarbij sprake is van zowel onderwijstaken als onderzoek.

Wat volgens Jongsma meegenomen moet worden is het besef dat de vele tijdelijke aanstellingen en de hypercompetitie hebben geleid tot een onveilig sociaal werkklimaat, hetgeen negatieve invloed heeft op de kwaliteit van het universitair onderwijs en onderzoek.

Seizoenswerk

Eén van die onderzoekers die het ene contract aan het andere knoopt, is filosoof Carlo Ierna. Hij promoveerde tien jaar geleden en had sinds 2016 twaalf tijdelijke contracten aan vijf universiteiten. “Zodra mijn vak weer op het rooster staat, word ik gebeld. Ik doe eigenlijk een soort van seizoenswerk.” Hij nam de tijdelijke onderwijsbanen aan in het besef dat hij al het onderzoek in zijn eigen tijd moest doen. “Als je geen onderzoek doet en niet publiceert, maak je geen enkele kans meer op een onderzoeksbeurs.”

Sinds vorig jaar heeft Ierna een vast onderwijscontract aan de VU van 0,23 fte en werkt hij mee aan een onderzoek op het gebied van kunstmatige intelligentie aan de Radboud Universiteit. “Maar daar kan ik dus nooit een hypotheek op krijgen. Ons inkomen wordt te laag ingeschat. Mijn vrouw heeft er na haar promotie voor gekozen om coach en counselor van academici te worden. Ze is zzp’er, maar ik word door banken ook als zzp’er behandeld.”

Willemien Sanders vindt het ongehoord dat wetenschappers die goed werk leveren en steeds weer worden teruggevraagd door de universiteiten, zo lang moeten wachten op een vaste aanstelling. Ook zij heeft als onderzoeker meerdere korte aanstellingen tegelijkertijd. “Jonge onderzoekers doen het onderzoek er zo’n beetje in hun vrije tijd bij, maar er is geen enkel bewijs dat dat ook echt je kans op een betere carrière vergroot. Daarbij kunnen ze niet eens altijd hun eigen voorkeur kwijt in het onderzoek. Waar blijft dan de wetenschappelijke vrijheid?”

Dit artikel komt uit de bijlage 'Mijn cao wo' die met het juli-nummer van het Onderwijsblad wordt meegestuurd. AOb-leden ontvangen het blad elke maand op de mat.