Algemeen

Terug voor de klas

Ze deden de lerarenopleiding, stonden voor de klas, stopten - en keerden na jaren weer terug. We vroegen herintreders hoe dat is. “Kinderen veranderen niet.”

Tekst Lisanne van Sadelhoff - redactie Onderwijsblad - - 6 Minuten om te lezen

website-heidy-brouwer-herintreder

Beeld: Renate Beense

Kan ik het nog wel? Dat was wat Heidy Bouwer (60) zich afvroeg toen ze een tijdje thuiszat, uitgeblust - een burn-out, zei de bedrijfsarts. Ook niet zo gek: twintig jaar lang was ze teamleider in de bovenbouw, een “fantastische baan”, maar ook zwaar.

“Zo’n baan gaat goed, tot er iets in je privéleven gebeurt”, vertelt ze. “Toen mijn broer plots overleed lukte het me niet meer. De functie vroeg dingen van me die ik niet meer op kon brengen. Weer een grote verandering doorvoeren waarvan ik wist: dit vinden docenten niet fijn. Ik ben erg voor vernieuwingen, maar de verantwoordelijkheid woog te zwaar.”

Ze besloot: ik wil niet meer terug naar mijn managementfunctie. Maar wat dan wel? Terug naar de klas? “Iets nieuws, maar ook iets ouds”, zegt ze. “Ik had twintig jaar geen eigen klassen gehad, geen methodes ontwikkeld, geen toetsen nagekeken. Maar het lonkte. Ik miste die kinderen.”

Het was meteen geweldig. Ik pakte het zo weer op

Dat merkte Lisette de Bakker-Maljaars (39) ook, in de periode nadat ze het lesgeven vaarwel zegde. Dat was overigens niet haar eigen keuze: “Ik studeerde dertien jaar geleden af in een tijd dat de banen niet voor het oprapen lagen.” Ze startte toen op haar oude lio-basisschool, in Zeeuws-Vlaanderen, waar ze ook vandaan komt. “Maar we hadden te kampen met leegloop, er waren niet genoeg leerlingen, dus de jonge docenten kwamen amper aan de bak. Ik kreeg geen contract.”

Ze kreeg invalbanen in het speciaal onderwijs, ving gaten door verlof en ziekte op. Leuk, maar ook: onrustig. Onzeker. Niemand die haar doorbetaalde in de zomer. In 2013 kwam er een nieuwe baan op haar pad, als secretaresse bij een timmerbedrijf. “Totaal anders, van een lerarenkamer met vooral vrouwen zat ik ineens tussen de timmermannen.” Dat deed ze zeven jaar met plezier, maar: “Mijn hart lag gewoon bij die kinderen. Ik was nooit weggegaan als de omstandigheden goed waren geweest.”

Digitalisering

Door het huidige lerarentekort kwam er ineens wel een mogelijkheid voor een vast contract. Dat heeft De Bakker-Maljaars nu op basisschool St. Williebrordus in Hulst, als kleuterjuf in groep 1/2. “Het was meteen geweldig. Ik pakte het zo weer op. Een methode is een methode, een kind is een kind, een klas is een klas. Alleen: alles is digitaal. Ook het leven van de kinderen - ineens gaat het over Instagram, Tiktok.”

“Ja, die digitalisering, dat is wel wat”, verzucht Bouwer. Het schoolbord, leerlingevaluaties, de absentie: allemaal in de ether. “Toen ik herintrad, besefte ik pas wat een enorme digitalisering we hebben ondergaan. Ik zat echt met mijn tong uit de mond powerpointjes te maken en te prutsen hoe ik die in Classroom geplopt kreeg.”

Ooit stond Bouwer als docent aan de wieg van de invoering van de tweede fase, waarin onder andere vakkenpakketten werden veranderd in profielen. “Kinderen moesten stevigere vakkenpakketten kiezen, de vakken werden zwaarder, er kwam tegelijkertijd meer verbreding, vakken als ckv kwamen erbij”, weet ze nog.

De kinderen zijn veel mondiger geworden, kunnen beter samenwerken, complexere opdrachten uitvoeren

Ze ziet nu, twintig jaar later, dat leerlingen daar de vruchten van plukken. “Ik denk dat het ervoor heeft gezorgd dat het onderwijs wat activerender is geworden. Het onderwijs is erop vooruitgegaan. De kinderen zijn veel mondiger geworden, kunnen beter samenwerken, complexere opdrachten uitvoeren.” Neem nou de profielwerkstukken: Bouwer jureerde bij wedstrijden voor het beste profielwerkstuk. “Ik stond te kijken van het hoge niveau.”

Maar, wat haar ook opviel: de examens zijn vrijwel hetzelfde als toen ze voor de eerste keer als docent werkte. “Heel traditioneel, dat mag wat mij betreft wel anders. En ik vind ook nog steeds dat er te veel klassikaal gebeurt in scholen.”

 

Nick van Deursen was op z’n 26ste al adjunct-directeur. Maar hij miste de kinderen. “Ik denk dat je als leraar meer kan betekenen.” Beeld: Renate Beense

Daar is Nick van Deursen (37) het wel mee eens. Piepjong was-ie, 26, toen hij de klas verruilde voor de functie van adjunct-directeur op zijn basisschool in Overschie, Rotterdam. Hij wilde carrière maken, had een doel voor ogen en ging naar eigen zeggen als een speer. “Ik vond het heel tof, ik weet nog dat ik tijdens mijn voetbaltrainingen door teamgenoten met ‘directeur’ werd aangesproken, voor de gein, maar wel met een serieuze ondertoon, want de rest was ‘gewoon’ werknemer.”

Ik ging voor hogerop, maar niet voor geluk

Daar is Van Deursen inmiddels van teruggekomen. “Ik ging voor hogerop, maar niet voor geluk. Pas toen mijn vrouw zwanger was van onze tweeling, een pittige zwangerschap volgde en mijn vrouw niet veel later een burn-out kreeg, werd ik wakker. Is dit nu wat ik wil? Dagelijks 250 mails beantwoorden, amper een klaslokaal zien en weinig thuis zijn?”

Veel lol

Van Deursen ging na tien jaar manager te zijn geweest terug die klas in, in groep 7 en 8 op basisschool de Rozenhorst in Rozenburg. Terug naar de modder, met z’n poten erin. “Die kinderen zijn hetzelfde gebleven. Sommigen zijn boefjes, je zit toch in Rotterdam, maar ik had meteen weer zo veel lol met ze.”

Waar hij wel tegenaan liep - “en nu klink ik heel oud” - was de vele administratieve rompslomp die erbij was gekomen. “In mijn eerste lesgeeffase moest ik vooral zorgen dat die kinderen het leuk en goed hadden, dat ze stappen konden maken naar de middelbare school; voorbereiden op het ‘echte’ leven."

"Nu ben ik vooral bezig met dingen in systemen zetten. Alles evalueren. En ondertussen zie ik steeds meer kinderen weinig zelfvertrouwen hebben. Velen kunnen zich emotioneel niet goed uiten, zijn fysiek en mentaal zwak. Dan denk ik: laat me daar op focussen, laat me in gesprek gaan met Pietje waarom hij te laat was, in plaats van eerst in een systeem opschrijven dat Pietje tien minuten te laat was.”

Voor zijn gevoel staan er nu meer ‘moetjes’ op het lesprogramma dan toen hij net begon. “Ik wil best het lijdend voorwerp uitleggen, maar hebben ze dat nodig als ze de grote boze buitenwereld in gaan?”

Pas toen ik voor de klas stond, besefte ik hoe ik de kinderen had gemist

Van Deursen denkt van niet. En dan zou je kunnen zeggen: moet hij dan niet weer leidinggeven? “Heb ik over nagedacht, maar ik denk juist dat je als leraar meer kan betekenen. Ik kon als leidinggevende ook niet meer opboksen tegen al die protocollen, beslisbomen. Maar als leraar sta je dicht op die kinderen. Je kan er echt voor ze zijn. Pas toen ik voor de klas stond, besefte ik hoe ik ze had gemist. Het is in de klas gezelliger dan op zo’n kantoor.”

Fluitend

“Kinderen veranderen niet”, zegt De Bakker-Maljaars. “En je onderwijshart ook niet. Als lesgeven iets natuurlijks voor je is, en als je even de ruimte krijgt goed ingewerkt te worden, kom je er zo weer in.”

Bouwer beaamt dat. “Ik had niet verwacht dat ik het weer zo leuk zou vinden.” Ze kon zelfs lachen om alle docentenvalkuilen waar ze weer met open ogen intrapte. “Toen ik de eerste toets die ik had nagekeken wilde bespreken, zei ik: Ik heb het lang niet gedaan, dus misschien ben ik te streng geweest. Nou: ze hebben de hele les alles gedaan om de normering op te krikken. Maar dat was alleen de eerste paar weken. Nu voel ik aan alles: ik kan het nog.”

 

Dit artikel komt uit het Onderwijsblad van maart. Wil je op de hoogte blijven van alles wat er in het onderwijs speelt? Word lid van de AOb en ontvang elke maand het Onderwijsblad.

WORD LID