Algemeen

SER waarschuwt voor mismatch tussen mbo en bedrijfsleven

De Sociaal Economische Raad (SER) maakt zich zorgen over het middelbaar beroepsonderwijs (mbo). De ontwikkelingen in het bedrijfsleven gaan zo snel dat de opleidingen flexibeler moeten worden dan ze nu zijn.

Tekst Joëlle Poortvliet - Redactie Onderwijsblad - - 3 Minuten om te lezen

techniek020031-2

Foto: TechniekBeeldbank.nu

Dat stelt de SER in een advies aan de regering dat vandaag werd gepubliceerd. Vooral mbo niveau 2-studenten die naar school gaan en daarnaast stages volgen (bol) moeten bredere vaardigheden aanleren. Denk aan sociaal-communicatieve vaardigheden en het zogenaamde leren leren. Deze groep studenten komt na de opleiding namelijk moeilijker aan werk. Ook is ze vaker werkloos of krijgt ze (langdurig) flexibele contracten.

SER-voorzitter Mariëtte Hamer noemt allochtone jongeren als voorbeeld. Zij zouden nog vaak kiezen voor administratieve opleidingen. “Maar dat werk is nu juist aan het verdwijnen. Wij zouden graag willen dat veel eerder met jongeren wordt gesproken over welke beroepen in ontwikkeling zijn. Waar is werk? En hoe ziet zo'n beroep eruit? Want vaak hebben jongeren daar een heel verkeerd beeld bij en daarom kiezen ze het dan niet." Aldus Hamer in het het NOS Radio 1 Journaal van 17 november.

Docent op stage

Om studenten beter voor te bereiden op een vervolgopleiding in het hoger beroepsonderwijs, zouden mbo-docenten stages moeten gaan lopen op het hbo. De doorstroom van mbo naar hbo is met 5 procent te summier, aldus de SER. Andersom moeten ook hbo-docenten hun licht opsteken in het mbo om hun onderwijs beter te laten aansluiten.

Overigens doen mbo-studenten die bij een leerbedrijf werken en tegelijk voor een klein deel naar school gaan (bbl) het veel beter op de arbeidsmarkt. Alleen neemt het aantal bbl-studenten al een tijdje af. Vorig jaar deed de SER nog aanbevelingen om meer studenten enthousiast te krijgen voor dit type onderwijs.

Nogal breed advies

De makke met dit jongste advies van de SER is dat het nogal breed is. Het gaat om de totale mbo-sector: alle vier de niveaus, twee soorten leerwegen (bol en bbl) en ook nog eens overal in Nederland. Darnaast komen uiteenlopende thema’s aan bod. De arbeidsmarktkansen en studiekeuzes, maar ook de werkdruk onder docenten, discriminatie van allochtone studenten en kwetsbare jongeren in de entree-opleiding.

“Er bestaat niet zoiets als ‘het mbo’. Dat maakt het ook lastig scherp krijgen wat de SER precies adviseert”, reageert Tamar van Gelder, AOb-bestuurder voor het mbo. Dat er allerlei conclusies te trekken uit het advies bleek uit de eerste berichten in de media. NOS kopte vanochtend bijvoorbeeld: 'SER bezorgd over mbo, kans op werk neemt af'. Dagblad Trouw interviewde Mariëtte Hamer onder de kop: 'Blijf nieuwe dingen leren, ook na diploma'. En het AD schreef dat de SER vooral oproept dat bedrijven zich met het mbo moeten bemoeien.

De Raad toont zich in het advies inderdaad fan van ‘hybride onderwijs’, een verzamelnaam voor mengvormen van onderwijs en bedrijfsleven. In de praktijk kunnen dat bedrijfjes op de school zijn die echte opdrachten uit het werkveld halen, tot aan studenten die werken in bedrijven als ‘collega in opleiding’. AOb-bestuurder Van Gelder vindt hybride onderwijs een goed idee, maar benadrukt dat het team de inhoudelijke keuzes moet maken. “Zij weten de papieren werkelijkheid – de kwalificaties bijvoorbeeld – het best te vertalen naar onderwijs: naar wat moet er gebeuren binnen de lestijd? Maar dan moeten zij daar wel de tijd en ruimte voor krijgen.”

Urennorm afschaffen

Opvallend is dat de SER ook suggereert de urennorm af te schaffen. In plaats daarvan moet een wettelijke eis komen dat de mbo-opleiding ‘leidt tot economische zelfstandigheid’. Voormalig onderwijsminister Marja van Bijsterveldt bedacht dat mbo-studenten duizend uur les krijgen in plaats van 850 uur. In 2014 is deze nieuwe norm ingevoerd. Van Gelder van de AOb sprak er deze week nog over met mbo-docenten: “Je kunt van de urennorm afwijken als je daar goeie redenen voor aanvoert. Maar in de praktijk krijgen docenten dat niet voor elkaar, ze krijgen het vertrouwen niet. Het bestuur is toch geneigd te denken: doe maar gewoon die 1000 uren, dan zitten we safe.”

Tot slot hamert de SER op het ‘leven lang leren’. Door automatisering, robotisering en andere technologische ontwikkelingen zijn mbo-ers niet klaar als hun studie is afgerond. Bekostigde mbo-instellingen moeten daarom samenwerken met niet bekostigde organisaties, aldus de SER. Denk aan bedrijven die bijvoorbeeld cursussen geven aan werknemers. Van Gelder: “We moeten in ieder geval voorkomen dat niet bekostigd onderwijs gefinancierd gaat worden met publieke gelden. Maar ik vrees wel dat dit een diffuse markt gaat worden.”

Het volledige SER-rapport is hier te downloaden.