Salariskloof met markt blijft groot De salariskloof tussen primair en voortgezet onderwijs loopt aan het einde van de loopbaan op tot 38 procent, signaleert de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (Oeso) in het vandaag verschenen rapport Education at a Glance 2018. Verder laat het rapport zien dat het belang van ouderbijdragen steeds groter wordt, ten opzichte van de overheidsinvesteringen. 11 september 2018 • TEKST Robert Sikkes - Redactie Onderwijsblad De Oeso, de organisatie die rijke industrielanden met elkaar vergelijkt, waarschuwt dit jaar in Education at a Glance voor de matige aandacht voor gebrekkige investeringen in het voorschoolse- en kleuteronderwijs. Juist voor achterstandsgroepen is die eerste periode in het onderwijs belangrijk om hun talenten te ontwikkelen, benadrukt het rapport. Carrièreperspectief In het landenrapport van Nederland signaleert de Oeso dat docenten voortgezet onderwijs veel betere carrièreperspectieven hebben, zonder daar verder een oordeel over te geven. Bij de start verdient een leraar voortgezet onderwijs 6 procent meer dan zijn collega in het basisonderwijs, een klein verschil. Maar het maximaal te bereiken salaris in het voortgezet onderwijs ligt 38 procent hoger. Het laat de salariskloof in carrièremogelijkheden tussen beide sectoren goed zien. Verder ziet de Oeso wereldwijd dat de lerarensalarissen in zijn algemeenheid een stijgende trend vertonen en weer op het niveau van voor de economische crisis liggen. Nederlandse leraren worden absoluut gezien wel goed betaald ten opzichte van hun collega’s in andere landen. Dat voordeel is weg, wanneer de lerarensalarissen worden vergeleken met andere hoger opgeleiden. De Oeso ziet dan dat het salaris van een leerkracht primair onderwijs in 2016 fors achterblijft, namelijk 27 procent. In de bovenbouw van het voortgezet onderwijs is dat 8 procent. Salarisachterstand ten opzichte van andere hoger opgeleiden Leraar primair onderwijs Nederland – 27 procent Oeso-gemiddelde – 14 procent EU-gemiddelde – 12 procent Leraar voortgezet onderwijs Nederland – 8 procent Oeso-gemiddelde – 4 procent EU-gemiddelde 0 procent Bron: EAG 2018 Ouderbijdragen In totaal geeft Nederland 5,4 procent van de economische welvaart (het bruto binnenlands product) uit aan onderwijs. Dat ligt boven het gemiddelde van 5,1 procent in de Oeso-landen. Dat verschil zit vooral in de bijdragen van ouders en studieleningen. De overheid betaalt in de Oeso-landen gemiddeld bijna net zo veel als in Nederland, maar in Nederland betalen ouders en studenten meer. Een trend die tussen 2010 en 2015 ook in Duitsland, Frankrijk, Zweden en Canada zichtbaar was. In die jaren zijn de privébijdragen van ouders in het po, vo en mbo in Nederland zo’n 6 procent gestegen en de overheidsbijdragen zijn met 4 procent gedaald. Overheid en ouderbijdragen in po, vo en mbo Overheid Ouders Nederland 87 procent 13 procent Oeso-gemiddeld 90 procent 9 procent EU-gemiddeld 92 procent 8 procent Bron: EAG 2018
‘Weinig inspraak bij verdeling extra geld voortgezet onderwijs’ 13 apr Leraren en ondersteuners zijn veel te weinig betrokken geweest bij de inzet van 150 miljoen euro in het jaar 2019. “Bij de inzet van de... LEES VERDER
Minder zij-instromers door corona 12 apr Het aantal zij-instromers in het primair onderwijs neemt af. In Amsterdam wordt de doelstelling van 160 zij-instromers 'in het beroep' dit jaar waarschijnlijk niet gehaald. LEES VERDER
De brugklas wordt steeds smaller 12 apr In de grote steden worden leerlingen steeds vroeger voorgesorteerd voor één onderwijssoort. En dat gaat ten koste van kinderen uit kansarme milieus. De gemeente Amsterdam... LEES VERDER
Groeifonds: miljarden voor onderzoek, onderwijs moet zich nog bewijzen 12 apr Met de miljarden van het Nationaal Groeifonds wil het kabinet allerlei wetenschappelijk onderzoek aanzwengelen. Het onderwijs daarentegen komt er in de eerste ronde bekaaid vanaf. LEES VERDER