PO
VO
MBO

Passie voor het leraarschap is van alle tijden

Deze oud-docenten en leraren lopen al veertig, vijftig of zestig jaar mee voor de klas en waren al die tijd lid van de AOb. Veel is er veranderd, maar hun liefde voor het vak is gebleven.

Tekst Jocelyn Vreugdenhil en redactie Onderwijsblad / Beeld Fred van Diem - - 5 Minuten om te lezen

marg-cornelissen-foto-fred-van-diem-01

Margje Cornelissen-Meelker (62) is 40 jaar lid van de AOb:

‘Wie weet pak ik nog een jaartje mee’

“Ik zie mezelf nog staan op mijn allereerste werkdag. Na allerlei stages had ik voor het eerst mijn eigen lokaal, als invaljuf, maar dat maakte voor het gevoel niets uit. Ik klapte de ramen open en was me heel bewust van het feit dat ik het vanaf nu allemaal zelf ging doen. Dat het mijn klas was met mijn leerlingen.

Dat ik juf wilde worden, was voor mij altijd duidelijk. Mijn moeder, tante en opa werkten in het onderwijs. Mijn eigen drie kinderen hebben dat heel bewust niet gedaan, dus zo logisch was het ook weer niet, dat je het doorgeeft aan de volgende generatie. Omdat ik uit een echt rood nest kom, was mijn lidmaatschap van de vakbond een vanzelfsprekendheid. In mijn beleving ben ik zelfs nog studentlid geweest terwijl ik aan de pedagogische academie studeerde.

Geen baan te vinden

Ik begon te werken in een tijd, begin jaren tachtig, dat er absoluut geen baan te vinden was. Via gesprokkelde uren als vaste invalkracht op montessorischolen in Amsterdam werd mij na een jaar een vast contract aangeboden in Alkmaar. Na tien jaar montessorionderwijs startte ik op een reguliere basisschool in Wormer, de plek waar ik met mijn gezin woonde. Daar heb ik ruim tien jaar met een vaste collega een duobaan had.

Het is zon gaaf vak

We deden samen groep 3 en pasten perfect bij elkaar. Zij: creatief, impulsief en rommelig. Ik: ook creatief, maar gestructureerd, opgeruimd en van de vaste lijnen. Dan kwam ik de klas binnen na haar werkdag en was het een grote zooi. Daar kon ik dan totaal niet boos om worden omdat ze een prachtige bordtekening had achtergelaten op het krijtbord, die paste bij het thema waar we mee bezig waren. Ik kon zo genieten van haar creaties: themahoeken, knutselwerken, bord- en raamtekeningen.

Een fantastische periode om op terug te kijken. Ik sta al jaren niet meer voor de klas, ik ben voor de AOb gaan werken. Maar wie weet dat ik in de toekomst nog een jaartje meepak. Het is zo’n gaaf vak.”

Arnold Moerman (76) is 50 jaar lid van de AOb.

‘Dat de school afbrandde was verschrikkelijk’

Moerman: “Omdat ik geen meetkunde- en algebravakken had gehad op de mulo, maar handelsvakken, kon ik niet naar de kweekschool. Daarom startte ik begin jaren tachtig met een kantoorbaan in een conservenfabriek, maar in mijn achterhoofd bleef de wens hangen om onderwijzer te worden. Ik had een Ciske de rat-idee bij het leraar-zijn. Dan zou ik kinderen die het thuis niet fijn hadden extra helpen. Na mijn wiskunde te hebben opgehaald met privélessen van een oud-leraar, mocht ik alsnog naar de avondkweekschool en haalde ik binnen vijf jaar, naast mijn werk, alsnog mijn diploma.

Ik had een Ciske de rat-idee bij het leraar-zijn

Ik startte in 1972 op een basisschool in IJmuiden, waar ik tot 2005 gewerkt heb, en kreeg de eerste klas. In het nieuwe schooljaar werd dat klas 6. Mijn hele carrière is dat mijn lievelingsklas gebleven, vooral de schoolreizen waren hoogtepunten. Het Ciske de rat-effect is zeker opgetreden. Soms in heftige vorm, met kinderen die een agressieve vader thuis hadden en met een blauw oog op school kwamen. Maar ook in lichtere vormen, bij leerlingen die niet gezien werden, maar wel degelijk iets in huis hadden.

Niet in beweging te krijgen

Zo had ik ooit een jongen in groep 8 die alleen maar voor zich uit zat te staren en niet in beweging te krijgen was, wat ik ook probeerde. Hij ging naar de lts en kwam jaren later bij me langs met een hts-diploma en werd uiteindelijk directeur van een groot bedrijf. We hebben altijd contact gehouden.

Het naarste wat me overkomen is in mijn carrière, is dat de school in IJmuiden in juni 1982 afbrandde na brandstichting. We waren met een aantal collega’s naar het concert van Simon & Garfunkel geweest en laat thuisgekomen. Rond drie uur in de ochtend stond mijn buurman voor de deur: ‘Als je de school nog wilt zien, moet je snel zijn!’ Die nacht is alles verbrand, verschrikkelijk. Het duurde jaren voordat we weer een nieuw gebouw hadden.”

Leendert de Jong (84) is 60 jaar lid van AOb.

‘Ik zou het daltononderwijs wel eventjes toepassen’

Leendert de Jong: “Als ik terugkijk op mijn carrière voel ik een groot geluk. Ik heb weinig gepland, veel is op mijn pad gekomen. Dan zei iemand ‘Daar zoeken ze nog een muziekleraar’ of: ‘Je moet die even bellen’. En dan kwam er altijd iets moois uit. Voor mijn allereerste baan kwam ik vanuit Apeldoorn in Noord-Holland terecht. Het was 1960, ik was klaar met de kweekschool en er was een groot lerarentekort, vergelijkbaar met de situatie van nu.

Ik solliciteerde bij een lagere school in Alkmaar en werd aangenomen. Het was een heerlijke volksschool met spontane kinderen. Er waren in die tijd nog van die vaststaande houten schoolbanken met een inktpotje in het midden. Tijdens mijn studie had ik een werkstuk gemaakt over daltononderwijs en ik dacht dat wel even toe te passen. Dat deed ik in mijn tweede jaar toen we losse tafeltjes kregen. Het hoofd van de school vond het prima dat ik de tafels in groepjes van vier zette, maar dat werkte totaal niet. Het werd een grote chaos. Na een halfjaar stond alles weer twee aan twee in een rij.

Wat mij betreft wordt er nu te weinig gezongen in de klassen

Als onderwijzer, zo heette dat toen nog, gaf ik al muziekles en zong veel met de kinderen. Volksliedjes zoals Drie ganzen in ’t haverstro en Dona Nobis Pacem stonden op het repertoire. Heerlijke nummers om als canon te zingen. Wat mij betreft wordt er nu te weinig gezongen in de klassen, het helpt om te ontspannen en de dag goed te beginnen. Uiteindelijk heb ik me in de avonduren omgeschoold tot leraar schoolmuziek en ben ik overgestapt naar het voortgezet onderwijs.

Ondeugend jongetje

Bij verschillende scholen in de buurt, van Alkmaar tot Sint Pancras, heb ik met veel plezier gewerkt. Soms kom ik nog oud-leerlingen tegen bij de bakker of zie ik een bekende naam in de krant staan, van een zestiger waarvan ik weet dat het ooit een ondeugend jongetje was.”