Algemeen

Oeso: Laag salaris maakt werken in onderwijs onaantrekkelijk

De lage salarissen in het onderwijs maken het moeilijk om het lerarentekort op te lossen. Zeker in Nederland. Dat is de boodschap van de Oeso in het jaarlijkse rapport Education at a glance.

Tekst Robert Sikkes - Redactie Onderwijsblad - - 3 Minuten om te lezen

‘Leraren zijn de ruggengraat van het onderwijsbestel, toch is het beroep onaantrekkelijk voor jongeren’, is de harde conclusie van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (Oeso), in het vandaag verschenen rapport Education at a glance 2017.

Hierin vergelijkt de Oeso de aangesloten landen met elkaar. De rode draad in het rapport is de lage betaling van leraren, terwijl er veel ouderen op het punt staan om met pensioen te gaan. ‘Lerarensalarissen zijn laag in vergelijking met andere hoger opgeleiden. Dat is het kernprobleem om jongeren voor de klas te krijgen’, is de hoofdboodschap van de Oeso.

Dit punt is zeker iets dat opgaat voor Nederland, waar bovengemiddeld minder wordt betaald dan in andere landen. Hoewel de absolute lonen in het onderwijs hoog liggen, verdienen Nederlandse leraren fors minder dan andere hoogopgeleiden, signaleert de Oeso. In het primair onderwijs ligt dat salarisverschil na vijftien jaar werken op 30 procent, terwijl in het voortgezet onderwijs 12 procent minder wordt verdiend.

Salariskloof leraren groter

Primair onderwijs Oeso: -15% NL: -30%
Voortgezet onderwijs Oeso: -6% NL: -12%

Bron: Education at a glance 2017, Oeso

Tel daarbij op dat het Nederlandse onderwijs gemiddeld meer is vergrijsd, zo werken er in het basis- en voortgezet onderwijs veel meer vijftigplussers dan in andere landen. In het afzonderlijke landenrapport waarschuwt de Oeso dan ook: ‘Nederland heeft een enorme uitdaging bij het vervangen van de kennis en kunde van al die leraren die de komen jaren met pensioen gaan.’

Nederland geeft van zijn welvaart – het bruto binnenlands product (bbp) – in totaal 5,4 procent uit aan het onderwijs, dat is boven het Oeso-gemiddelde van 5,2 procent. Maar dat geldt niet voor alle sectoren. Zo liggen de uitgaven voor het primair onderwijs lager, op welke manier je het ook bekijkt. Als deel van de welvaart, kosten per leerling of als percentage van de overheidsuitgaven, steeds blijft het basisonderwijs achter, terwijl de uitgaven voor het voortgezet en het hoger onderwijs elk jaar iets hoger liggen dan gemiddeld.

Nederland behoort tot de groep landen waar de klassen in het primair onderwijs tussen 2005 en 2015 voller zijn geworden. Hier steeg de groepsgrootte 6 procent, terwijl die in de hele Oeso-zone daalde met 6 procent en binnen Europa stabiel bleef. Bovendien zijn de klassen in Nederland al groter dan in vergelijkbare landen. De meest gebruikte maat daarvoor is de leerling-leraarratio, oftewel het aantal leerlingen per fulltime leraar. Die aantallen liggen bovengemiddeld ten opzichte van de Oeso-landen en nog eens een tikje hoger ten opzichte van de landen in de Europese unie.

Klassen voller

Primair onderwijs Oeso: 15 NL: 17, +13%
Voortgezet onderwijs Oeso: 14 NL: 18, +28%

Bron: Education at a glance 2017, Oeso

Daarnaast geven Nederlandse leraren fors meer lessen per jaar dan hun Oeso-collega’s. Hierdoor blijft er minder tijd over voor bijscholing of vernieuwing van het onderwijs. De vollere klassen en het hoge aantal lessen per week maken dat de werkdruk in Nederland hoog ligt. De Oeso-cijfers gaan uit van de formele cao-cijfers voor de lesweek en de werkweek van leraren, terwijl het werkdruk-onderzoek van de AOb laat zien dat er fors wordt overgewerkt in het onderwijs.

Lesuren per jaar hoger

Primair onderwijs Oeso: 794 uur NL: 930 uur, +17%
Voortgezet onderwijs Oeso: 662 uur NL: 750 uur, +13%

Bron: Education at a glance 2017, Oeso

Lovende woorden heeft de Oeso voor het Nederlandse middelbaar beroepsonderwijs. De slagingspercentages liggen fors hoger dan in andere landen en de overstap naar een baan gaat relatief soepel. Meer somber is de Oeso over het zeer lage percentage jongeren dat kiest voor een exacte studie aan een hogeschool of universiteit. Dat is slechts 18 procent, terwijl dat gemiddeld in de Oeso-landen op 28 procent ligt. Vooral jammer omdat de loopbaan-perspectieven met die studies erg goed zijn.