Algemeen

Nederland kan wel een Pisa-schok gebruiken

Dinsdag aanstaande verschijnen de nieuwe Pisa-resultaten. De soms terechte kritiek op het internationale onderwijsonderzoek mag voor Nederland geen excuus zijn om tegenvallende resultaten te negeren.

Tekst Michiel van Nieuwstadt - Redactie Onderwijsblad - - 7 Minuten om te lezen

dyslexia-3014152_1920

Beeld: Pixabay

De komende week verschijnen er vast weer alarmerende krantenkoppen over ‘Pisa’: het driejaarlijkse onderzoek naar schoolprestaties van vijftienjarigen wereldwijd. De scores in ’s werelds invloedrijkste leerlingenpeiling leiden al bijna twintig jaar tot commotie. Als altijd zullen de makers van de Oeso, een samenwerkingsorganisatie van 36 relatief rijke landen, het belang van de ranglijstjes nuanceren. Een halfslachtig ritueel, want schrik aanjagen en daarmee verandering in onderwijssystemen afdwingen was van meet af aan het bestaansrecht van Pisa.

De ontstaansgeschiedenis van het internationaal vergelijkend onderzoek voert terug naar de jaren tachtig. De Amerikaanse president Ronald Reagan en de Franse oud-presidentskandidaat Jean-Pierre Chevènement wilden toen met feiten aantonen dat de onderwijssystemen in hun land op de schop moesten. Reagan bokste op tegen de macht van de Amerikaanse staten, Chevènement tegen het elitaire Franse onderwijssysteem. Beide politici waren op zoek naar cijfers die collega-politici zouden overtuigen van de gebreken in bestaande onderwijssystemen. Zo legt onderwijsonderzoeker Lucy Crehan het uit in haar boek Cleverlands.

Leesvaardigheid is de belangrijkste vaardigheid van de 21ste eeuw

Het optuigen van een internationaal systeem van vergelijkbare testen nam heel wat jaren in beslag, maar niet lang na de eeuwwisseling waren de eerste resultaten dan toch daar. In Duitsland resulteerde de eerste rapportage in een ‘Pisa-schok’, want onverwachts scoorden de Duitsers op lezen, wiskunde en natuurkunde beneden het gemiddelde van de toenmalige 31 Oeso-landen. Het Duitse onderwijssysteem ging op de schop en de onderwijsbestedingen van de federale overheid verdubbelden.

Effect

In Nederland is iets dergelijks nooit gebeurd. Een schokeffect zoals in Duitsland? “Nee dat hebben we hier nooit gehad”, zegt Maarten Wolbers, adviseur voor de nieuwe Nederlandse Pisa-reportage en als hoogleraar aan de Radboud Universiteit Nijmegen gespecialiseerd in onderzoek naar gelijke onderwijskansen. “Er wordt in rapporten eindeloos naar de Pisa-resultaten verwezen, maar het heeft niet geleid tot concrete maatregelen. Ik verwacht niet dat dat dit naar aanleiding van Pisa 2018 wel zal gebeuren.”

De toetsscores in Nederland hollen achteruit

Aan de cijfers ligt het niet. De Nederlandse Pisa-resultaten vertonen al jaren een dalende trend.*Zorgen over Pisa-resultaten Onderwijs is geen wedstrijd. Een land kan toevallig één of twee plaatsjes dalen op een Pisa-ranglijst, maar dat zegt niet alles. Al was het alleen maar, omdat er steeds meer landen meedoen. Dus wat zijn ze nu eigenlijk waard, die scores en ranglijstjes? Pisa-adviseur en hoogleraar Maarten Wolbers heeft ook bezwaren. “Als je de brief van Sander Dekker naar aanleiding van Pisa 2015 nog eens terugleest, dan zie je dat de toenmalige staatssecretaris nogal de nadruk legt op die ranglijstjes.” In de Nederlandse rapportage Pisa 2018 zullen de hitparadelijstjes met stijgingen en dalingen achterwege blijven, vertelt Wolbers. Toch is de Nederlandse daling in scores en ranglijsten wel degelijk reëel. De absolute daling in de Nederlandse scores op het terrein van natuurwetenschappen in de laatste Pisa-onderzoeken is zo groot dat toeval statistisch gezien onwaarschijnlijk is, zo concludeert het Cito in een rapport dat inzoomt op de Nederlandse resultaten van Pisa-2015. Zorgelijk is dat Nederland niet alleen daalt op de Oeso-ranglijsten, maar ook op de ranglijsten met landen in de Europese Unie, lijstjes die niet vertroebeld worden door nieuwkomers. Ook in deze lijst ging Nederland tussen 2003 en 2015 achteruit van plaats 2 naar plaats 6 (natuurwetenschappen) en van plaats 4 naar 9 (leesvaardigheid). Alleen in de wiskunde handhaafde Nederland zich op plaats 2. Ook de achterblijvende scores van etnische en sociale groepen en het toenemende percentage laaggeletterden zijn substantieel. De recente toename in het percentage laaggeletterden, tussen 2012 en 2015, is het grootst: van 14 naar 18. Vijftienjarigen die thuis Nederlands spreken, autochtone leerlingen en kinderen van ouders met een hoger opleidingsniveau presteren beter op de Pisa-tests dan andere leerlingen. Dat prestatieverschil geldt voor alle drie de domeinen die Pisa meet: bij de natuurwetenschappen, de leesvaardigheid en de wiskunde zijn de verschillen zo groot dat ze statistisch niet op toeval kunnen berusten. Met de resultaten van Pisa 2015 is veel te weinig gebeurd, vindt Kees Vernooy, lector emeritus leesonderwijs. Vernooy herinnert zich dat er in Duitsland rond 2000 borden stonden langs de snelwegen: ‘De leesvaardigheid moet omhoog’. “Zoiets zie ik onze onderwijsminister Arie Slob nog niet doen. Overheden en besturen zouden hun verantwoordelijkheid moeten nemen, maar dat gebeurt niet. Mij verbaast het dat er zo langzamerhand geen paniek ontstaat. Dat vijftienjarigen niet goed kunnen lezen, wordt in andere landen als een enorm probleem gezien.”

Reacties

De Pisa-rapporten brengen in Nederland heus wel iets teweeg. Heel wat onderwijsexperts, leraren en beleidsmakers reisden in het afgelopen decennium naar gidsland Finland: aanvoerder van vele Pisa-lijstjes. En de slechte Pisa-resultaten op het gebied van gelijke kansen zijn geciteerd in tal van rapporten, zoals die van de Onderwijsinspectie. “Voor de ministeries en de inspectie is Pisa de belangrijkste thermometer voor onze onderwijsresultaten”, zegt Wolbers. “Zeker nu andere onderzoeken, waarin vaste groepen leerlingen langdurig werden gevolgd, zijn afgeschaft.”

Het probleem is in Nederland ook niet dat reacties helemaal uitblijven, vindt Wolbers, soms wordt er juist te snel gereageerd. Niet lang na de bekendmaking in 2016, van de verontrustende resultaten uit Pisa 2015 en het nieuwe jaarverslag van de inspectie, kwam toenmalig onderwijsminister Jet Bussemaker met haar actieplan voor gelijke kansen. Wolbers: “Dat plan kwam er toch vooral, omdat we vlak voor de verkiezingen zaten, in het laatste jaar van haar ministerschap. De PvdA moest laten zien dat er iets gebeurde. Aan dat plan wordt veel geld besteed en het is maar de vraag of dat uiteindelijk wat oplevert. Scholen die subsidie wilden moesten snel met plannen voor dit programma op de proppen komen en hadden daardoor geen tijd om goed na te denken over het doel van die plannen.” En Wolbers ziet meer voorbeelden van te snelle reacties: “We voeren taal- en rekentoetsen in en schaffen die een paar jaar later weer af.”

Kritiek

De inhoudelijke kritiek van onderwijsexperts, ook in Nederland, op internationale vergelijkingen zoals Pisa, is mogelijk een excuus voor gebrek aan doordachte daadkracht. De belangrijkste kritiekpunten op Pisa staan helder verwoord in het boek The Global Education Race uit 2017, geschreven door drie gerenommeerde onderwijswetenschappers.

Allereerst lopen de conclusies van internationale vergelijkingen soms flink uiteen. Internationale tests zoals Timss (kennis van exacte vakken op de basisschool) en Pirls (leesprestaties op de basisschool) wijzen soms in een andere richting dan Pisa. Maar Vernooy ziet de Pisa-trends ook opduiken in ander internationaal vergelijkend onderzoek, in elk geval op zijn vakgebied: de leesvaardigheid. “De reacties op Pisa zijn soms badinerend”, zegt hij. “Ach die lijstjes, zeggen mensen dan, maar intussen zakken we steeds verder terug. Dat is niet in het belang van de samenleving en zeker niet in het belang van onze leerlingen.”

Ach die lijstjes, zeggen mensen dan, maar intussen zakken we steeds verder terug

Een ander punt van kritiek op Pisa is dat het focust op een beperkt arsenaal aan vaardigheden. Kunsten, sociale vaardigheden en burgerschap hebben geen plek in de tests terwijl deze en andere vaardigheden volgens sommigen in deze 21ste eeuw toch echt heel belangrijk zijn.
Zelf claimen de onderzoekers niettemin dat ze meten of onze jeugd klaar is voor de toekomst. Pisa meet of studenten kennis toepassen op ‘echte situaties’ en ‘in hoeverre ze zijn uitgerust om ten volle te participeren in de maatschappij’. “Onzin natuurlijk”, zegt Wolbers. “Dat kan je allemaal niet zo maar aan Pisa afmeten.”

Beter en eerlijker

De kritiek op Pisa mag soms hout snijden, maar de tests bagatelliseren lijkt niet verstandig. Wetenschappelijk onderzoek heeft aangetoond dat jonge mensen in diverse landen in de problemen raken zonder een basisniveau van rekenen en schrijven.
“Als je het mij vraagt is leesvaardigheid de belangrijkste vaardigheid van de 21ste eeuw”, zegt Vernooy. Tijdens presentaties vertelt hij graag over het bezoek aan een Toyota-garage van enkele jaren geleden. “De eigenaar zei: Het eerste dat wij toetsen in de sollicitatieprocedure is de leesvaardigheid, want monteurs zullen zich hun hele leven moeten bijscholen. Kinderen die niet kunnen lezen hebben een enorm groot risico dat ze uitvallen op de arbeidsmarkt.”
Zelfs de auteurs van The Global Education Race zijn ondanks hun kritische boek nog best enthousiast. ‘Pisa is misschien een van de beste inspanningen die ooit is gedaan om onderwijsuitkomsten accuraat te meten. Het geeft onderwijsministers, activisten, onderwijzers en ouders data over gelijkheid die onderwijssystemen beter en eerlijker kan maken.’