Algemeen

Mbo-docent Paula van Manen: 'Alles werd op z'n kop gezet'

De rigoureuze invoering van een gepersonaliseerd onderwijsconcept op een mbo-school voor pedagogische opleidingen stelt het team op de proef. Docent annex ‘leercoach’ Paula van Manen schreef er een boek over: een persoonlijke vertelling vol wonderlijke anekdotes.

Tekst Arno Kersten - Redactie Onderwijsblad - - 7 Minuten om te lezen

van-manen_1200

Beeld: Fred van Diem

Het begon allemaal met een inspiratiebijeenkomst. Tussen dozen met pizza’s hoorden de teamleden, verantwoordelijk voor de pedagogische opleidingen op een groot roc, de manager die avond voor het eerst vertellen over haar zoektocht naar een nieuw onderwijsconcept. Na afloop van een brainstormsessie hingen de muren vol mindmap-vellen met ideeën en gedachten. Die bijeenkomst in het voorjaar van 2016 vormde achteraf gezien het startschot voor een rigoureuze verandering van het onderwijs.

Mbo-docent Paula van Manen beschrijft in haar boek ‘Wanneer krijgen we weer les?’ hoe de invoering van een onderwijsvernieuwing het team en de studenten op de proef stelt. Iets meer dan een jaar na de pizza-sessie is het zover. De eerste- en tweedejaarsgroepen krijgen niet langer klassikaal les, maar ‘gepersonaliseerd onderwijs’. Flexibel leren, meer maatwerk, zo luiden de slogans.

Ik ben zeker geen tegenstander van onderwijsvernieuwingen. Maar als je een ander concept gaat invoeren, moet je daar goed over nadenken.

Er zijn dan nog veel vragen over de uitwerking van het concept en de praktische invoering. Een ding is duidelijk: alles wordt anders. Studenten werken zelfstandiger, bepalen hun eigen studietempo, pendelen tussen verschillende lokalen en delen zelf hun pauzetijden in. Docenten heten opeens leercoach en lokalen worden leerpleinen. Elke dag begint en eindigt met een ‘Hoe sta jij erbij?’-rondje: iedereen geeft met een emoticon z’n gemoedstoestand aan. De vernieuwing lijkt geïnspireerd door het hippe, maar ook bekritiseerde Zweedse ‘maatwerk’-concept Kunskapsskolan, al wordt die naam in het boek niet genoemd.

“Ik ben zeker geen tegenstander van onderwijsvernieuwingen”, vertelt Van Manen. “Maar als je een ander concept gaat invoeren, moet je daar goed over nadenken.” Van haar studie onderwijskunde, lang geleden, herinnert ze zich de voorwaarden voor een geslaagde onderwijsvernieuwing nog goed. “Voldoende draagvlak creëren, je team meenemen in het besluit. Een gedegen voorbereiding met een volledig uitgewerkt implementatieplan en daar voldoende tijd voor nemen. Een geleidelijke invoering, in eerste instantie met een beperkte groep studenten. Aan geen van de voorwaarden is bij ons voldaan. Alles werd op z’n kop gezet. Vierhonderd studenten kregen er tegelijk mee te maken. Je kunt wel nagaan dat dat de nodige problemen met zich meebrengt.”

Didactiek

In haar boek beschrijft Van Manen hoe docenten grip proberen te krijgen op het nieuwe onderwijs. Ze lopen steeds tegen nieuwe problemen en hindernissen aan. Zo moeten ze voor studenten tientallen leerdoelen en subleerdoelen aftekenen, maar is niet duidelijk hoe ze die moeten beoordelen. Als die doelen zijn gehaald mogen studenten hun examen aanvragen. Maar sommige collega’s laten studenten hun examen al aanvragen terwijl er nog leerdoelen openstaan. “En dan komen studenten verhaal halen, logisch: waarom mag ik nog niet starten met mijn examens en mogen studenten bij een ander dat wel? Leg dat dan maar eens uit.”

Met de invoering van gepersonaliseerd onderwijs is ook haar eigen functie veranderd. Docenten van de praktijkgerichte vakken gaan voortaan als leercoach door het leven. “Als docent was ik vooral met kennisoverdracht bezig en met didactiek. Als coach ben ik nu veel meer aan het begeleiden. Ik heb gewoon een andere baan gekregen. Op zo’n verandering moet je je personeel heel goed voorbereiden.”

Als docent was ik vooral met kennisoverdracht bezig en met didactiek. Als coach ben ik nu veel meer aan het begeleiden. Ik heb gewoon een andere baan gekregen.

Het boek beslaat een periode van drie schooljaren: het voorbereidingsjaar, het eerste jaar na invoering en het tweede. Na de strubbelingen in het eerste invoeringsjaar worden er in de zomer van 2018 een aantal aanpassingen doorgevoerd. Zo moet er meer ruimte komen voor workshops, die een verdieping vormen van het onderwijsaanbod. Docenten – pardon: leercoaches – zouden die op basis van hun eigen expertise aanbieden, maar dat komt mede door tijdgebrek onvoldoende van de grond. Op nieuwe leerpleinen werken meerdere groepen tegelijkertijd aan verschillende opdrachten, wat met veel studenten wel rumoerig is. Een onderdeel waarbij studenten op een creatieve manier leerdoelen kunnen halen, met een poster, vlog of fotoserie, verdwijnt nu juist uit beeld.

Het gevolg van de veranderingen is dat studenten nog nauwelijks achter hun laptop zijn weg te slaan, signaleert Van Manen. De ‘gepersonaliseerde’ beroepsopleiding is een vorm van laptoponderwijs geworden. En wat haar nog het meest zorgen baart: veel studenten lopen vertraging op. Met name de studenten die in hun eerste jaar nog klassikaal onderwijs kregen, laten van zich horen. “We willen weer gewoon les”, klinkt de oproep.
“Het zou heel verstandig zijn geweest om het eerste jaar grondig te evalueren en van daaruit verbeteringen door te voeren”, zegt Van Manen. “Dat is niet wat ik heb zien gebeuren. Sommige dingen werden overboord gegooid en nieuwe dingen werden ingevoerd, opnieuw zonder goede voorbereiding. Er zijn ook mooie kanten aan het onderwijs. Maar ik zie helaas genoeg studenten die dreigen te verzuipen.”

Er zijn ook mooie kanten aan het onderwijs. Maar ik zie helaas genoeg studenten die dreigen te verzuipen.

Intussen moeten de medewerkers, zo’n vijftig in getal, bij de start van het tweede jaar genoegen nemen met een nogal krappe personeelsruime. Het team ondergaat alle veranderingen gelaten. Frustratie wordt vaak niet hardop uitgesproken. Wanneer de manager die de onderwijsvernieuwing invoerde al snel naar een nieuwe uitdaging vertrekt, blijven medewerkers in verbazing achter. “Ik vond het vreemd dat zij zo snel vertrok. Pas een paar weken later, toen ik collega’s een-op-een peilde, bleek dat ik helemaal niet alleen stond met mijn gedachten.” Deels is dat misschien de cultuur in het team, denkt ze. Maar er is ook een praktische verklaring. “De tijd ontbreekt om je er heel druk om te maken. De werkdruk is enorm hoog. Iedereen wordt in beslag genomen door de waan van de dag.”

Kinderboeken

Van Manen (51), geboren en getogen in Zoetermeer, werkt inmiddels ruim twintig jaar in het mbo op roc’s in verschillende delen van het land. Ze stapelde een schoolcarrière: mavo, mbo, hbo en universiteit, waar ze orthopedagogiek en onderwijskunde studeerde. In 1989, na de overstap van mbo naar hbo, richtte ze een speciale studentencommissie op die overbodige overlappingen aankaartte en hbo-opleidingen wist te bewegen om vrijstellingen in te voeren.

Niet lang daarna vocht ze tegen de “asociale” eigen bijdrage die haar hogeschool bovenop het collegegeld vroeg voor allerlei basis-voorzieningen. Op het schild gehesen door de Landelijke Studentenvakbond stapte ze naar de rechter. Ze kreeg nul op het rekest en ging vervolgens in hoger beroep tot aan de Hoge Raad – ook tevergeefs. Van Manen belandde in de schijnwerpers van landelijke media. “Ik doe dit niet voor mezelf. Ook door andere hogescholen worden nog steeds eigen bijdragen verplicht gesteld”, motiveerde ze in 1992 haar strijdlust in Trouw.

Vanuit diezelfde motivatie besloot Van Manen, die eerder een serie kinderboeken schreef over de belevenissen van een jonge turnster, ongeveer een jaar geleden dat ze haar ervaringen met de onderwijsvernieuwing wilde opschrijven. “De invoering van een nieuw onderwijsconcept is razendinteressant om mee te maken”, aldus de onderwijskundige. Het resultaat ligt sinds oktober in de winkel: een persoonlijke vertelling vol wonderlijke anekdotes. “Is het een objectief boek? Nee, dat is het nooit als je een ervaringsboek schrijft. Het is mijn waarheid, zoals die heb beleefd. Van verschillende collega’s die mijn boek gelezen hebben, krijg ik terug dat ze het herkenbaar vinden. Vooral van de mensen die het hele proces vanaf het begin hebben meegemaakt.”

Dit belang overstijgt het belang van één school. Het is een maatschappelijk relevant onderwerp.

Haar teammanager, de sectordirecteur en een bestuurslid lichtte ze naar eigen zeggen vorig najaar in over haar plannen. De tekst heeft niemand vooraf ingezien. Van Manen heeft er bewust voor gekozen de naam en plaats van de instelling niet te noemen – de school is bij de redactie bekend. Het gaat om de casus, zegt ze. Ze wil de school ook geen slechte publiciteit bezorgen. Toch houdt ze er rekening mee dat niet iedereen op school haar het boek in dank zal afnemen.

“Dat heb ik ingecalculeerd. Dit belang overstijgt het belang van één school. Het is een maatschappelijk relevant onderwerp. Ik hoop dat andere scholen lessen kunnen trekken uit mijn ervaringen en er hun voordeel mee doen. En wat voor mij persoonlijk een grote drijfveer is: ik hoop de situatie voor studenten te verbeteren.”