Algemeen

“Kwetsbare kinderen hebben meeste last van tekorten”

“Vooral zwakke kinderen zijn de dupe van de lerarentekorten”, zegt AOb-voorzitter Liesbeth Verheggen. “Het tekort zorgt bovendien voor een vervangingsramp: er zijn straks bijna geen mensen meer beschikbaar om de groepen van zieke collega’s over te nemen.”

Tekst robert sikkes - redactie onderwijsblad - - 4 Minuten om te lezen

kind-voor-bord

Bron: Pixabay

De grootste last van het lerarentekort in het primair onderwijs komt weliswaar iets later, maar de piek ligt tien procent hoger dan verwacht. In het voortgezet onderwijs vallen de problemen iets mee doordat het leerlingenaantal daalt, maar de tekorten blijven groot bij de exacte vakken en talen.

In de arbeidsmarktbrief aan de Tweede Kamer maakt het ministerie van Onderwijs duidelijk dat het tekort één van de prioriteiten van de komende jaren is. Tegelijkertijd presenteert het ministerie cijfers die duidelijk maken dat de ernst van het lerarentekort enigszins opschuift, maar zeker in het primair onderwijs uiteindelijk hard oploopt.

Voor basis- en speciaal onderwijs wordt bij gelijkblijvende omstandigheden over vijf jaar (2022) een tekort voorzien van 4.100 fulltime banen. Dat was eerder 4.000 in 2020. Die vertraging wordt toegeschreven aan een combinatie van factoren. Jonge leraren kunnen nu vaste banen krijgen en blijven in het onderwijs, ouderen werken langer door en deeltijders breiden hun baan uit. Toch lijkt dat allemaal niet genoeg: over tien jaar heeft het primair onderwijs 11.000 fulltimers tekort. Weliswaar twee jaar later dan voorzien, maar ook tien procent méér.

Onbevoegden

In het voortgezet onderwijs valt het lerarentekort de komende jaren iets mee: geen 800 fulltimers in 2020, maar 700 in 2022. Over tien jaar blijft het tekort stabiel op 1.200. Kanttekening daarbij is dat het tekort verhuld wordt doordat 5 procent van de vakken wordt gegeven door onbevoegden. Voor het voortgezet onderwijs is het grootste probleem dat de tekorten zich concentreren op bepaalde vakken, zoals de exacte en de talen. Vooral het vmbo worstelt met het vinden van docenten exacte en technische vakken. Op havo en vwo schommelt het aantal onbevoegden rond de 3 procent, terwijl dat in het vmbo meer dan tweemaal zo groot is en boven de 7 procent ligt.

De kinderen die het meeste baat hebben bij goed onderwijs, zijn in tijden van lerarentekorten de dupe.

“Het tekort aan leraren zal zich vooral voordoen bij scholen met de meest kwetsbare leerlingen”, zegt Liesbeth Verheggen. “We zien dat nu al. Uit onze eigen enquêtes blijkt dat het speciaal onderwijs de allergrootste moeite heeft om vacatures op te vullen. Uit het verleden weten we dat achterstandsscholen bij oplopende tekorten niemand konden krijgen. Uit deze cijfers van het ministerie blijkt opnieuw dat vooral in het vmbo de meeste onbevoegde docenten voor de klas staan. Zo zie je dat tekorten de ongelijkheid vergroten. De kinderen die het meeste baat hebben bij goed onderwijs, zijn in tijden van lerarentekorten de dupe.”

Volgens Verheggen zou het ministerie voor het voortgezet onderwijs moeten leren van het verleden. “Bij krimp in het basisonderwijs liep de werkloosheid onder jonge docenten op. En nu begint in het voortgezet onderwijs de krimp en worden de jongeren die we straks zo hard nodig hebben als eerste op straat gezet of zijn zij kansloos als ze een baan zoeken. Terwijl wij die jongeren over een paar jaar hard nodig hebben. Om die periode te overbruggen zouden scholen extra financiële ruimte moeten krijgen om extra afgestudeerden aan te stellen.”

Scenario’s

Omdat de tekorten hardnekkig zijn, heeft het ministerie gekeken of het mogelijk is om het onderwijs ‘anders te organiseren’ zodat er mínder leraren nodig zijn. Daarbij wordt gekeken naar scholen die een ander onderwijsconcept hebben, bijvoorbeeld met meer ict-toepassingen, het werken met meerdere mensen in grotere groepen of de inzet van assistenten en ouders. Hoewel die onderwijsmodellen nooit zijn opgezet om met minder leraren te werken maar om beter onderwijs te geven met dezelfde middelen, verwacht het ministerie daar veel van. Daarom heeft het ministerie scenario’s laten maken of een school met 5 tot 15 procent minder leraren toe zou kunnen. Als de helft van alle scholen dat maximaal zou doen, verdwijnt het tekort voor 2022 als sneeuw voor de zon. ‘Een onrealistisch scenario’, stellen de onderzoekers zelf ook, maar mildere varianten heeft het ministerie wel als serieuze mogelijkheid in de arbeidsmarktbrief opgenomen.

“Wat ons betreft is deze koers sowieso onrealistisch”, zegt Liesbeth Verheggen. “Uit alle wetenschappelijk onderzoek blijkt dat leerlingen het meeste baat hebben bij lessen in kleine groepen door een goed opgeleide leraar. Natuurlijk kunnen assistenten of anderen de werkdruk verlichten. Maar voor goed onderwijs hebben we eerder méér leraren nodig dan minder. Dat vraagt om maatregelen om de salarissen concurrerend te maken en de werkdruk te verlagen.”