Algemeen

Waarom investeren in onderwijs hard nodig is

Investeren in onderwijs is goed voor de maatschappelijke ontwikkeling en helpt de economische groei. Toch staat onderwijs laag op het prioriteitenlijstje van Rutte-III. Onverstandig, laat Onderwijsblad-hoofdredacteur Robert Sikkes zien.

Tekst Robert Sikkes - Redactie Onderwijsblad - - 6 Minuten om te lezen

investeer-in-onderwijs

Beeld: Typetank

Iedere dag zijn meer dan 400 duizend mensen aan het werk in het onderwijs: van basisschool tot aan universiteit. Ze zetten zich in voor kinderen en jongeren. Met groot succes: het opleidingsniveau stijgt voortdurend. Dat is goed voor de maatschappelijke ontwikkeling en helpt de groei van de economie. Iets waar het onderwijspersoneel trots op mag zijn.

‘We moeten investeren in talent, dat komt de markt ook ten goede’, zei bestuurder Ingrid de Graaf van verzekeringsreus Aegon op NPO Radio 1. Haar advies vorig najaar: ‘Een deel van het geld dat vrijkomt door het niet afschaffen van de dividendbelasting zou naar het onderwijs moeten gaan.’

Heldere taal uit ondernemershoek. Of, zoals Hans de Jong, president Philips Nederland, het zei in VO-magazine: ‘Onderwijs is de belangrijkste grondstof van ons land. Het gaat erom dat we competente, enthousiaste en onderzoekende mensen opleiden die Nederland verder kunnen helpen. Maar het gaat er ook om dat we zorgen dat jonge mensen hun talenten en potentie kunnen ontdekken.’

De onderwijskwaliteit is hoog…

Het Nederlandse onderwijs presteert internationaal gezien heel erg goed. Natuurlijk zijn er terechte zorgen over de dalende reken- en leesprestaties in internationaal vergelijkende onderzoeken als Pisa, Timss en Pirls, daarover straks meer. Maar desondanks blijft Nederland qua onderwijsniveau van vijftienjarigen voorlopig stevig in de kopgroep staan van best presterende landen.

…jongeren gaan langer naar school…

Tegelijkertijd leren jongeren vaker en langer door. Vanuit het vmbo stromen ze massaal door naar het mbo. Van havo, mbo en vwo is de doorstroom naar een studie aan hogeschool of universiteit enorm gestegen. Het totaal aantal deelnemers is sinds de eeuwwisseling met ruim 200 duizend toegenomen. Vooral in het voortgezet onderwijs, mbo en hoger onderwijs. Een proces dat al veel langer aan de gang is en met name veroorzaakt wordt doordat meisjes en masse doorstromen naar vervolgonderwijs. De laatste jaren weten bovendien steeds meer jongeren met een migratieachtergrond de moeizame weg omhoog in het Nederlandse onderwijsbestel te vinden. Het budget stijgt echter lang niet altijd met die groei mee.

….waardoor het opleidingsniveau stijgt…

Die hogere deelname laat zijn sporen na in het opleidingsniveau van de Nederlandse bevolking: dat stijgt al decennialang en die stijging zet door. Het percentage lager opgeleiden is sinds 2000 met 11 procentpunt afgenomen. Het middelbaar niveau (einddiploma vo of mbo) is stabiel en het percentage hoger opgeleiden is 10 procentpunt toegenomen.
Het hoge opleidingsniveau is goed voor economische groei en ook bepalend voor een goed vestigingsklimaat voor buitenlandse bedrijven.

…maar het lerarentekort zet de kwaliteit nu onder druk…

Bij het laatste Pisa-onderzoek scoorde Nederland fors lager bij science; ook lezen en wiskunde gingen licht achteruit. Een dalende trend. Volgens de Oeso -uitvoerder van het Pisa-onderzoek- heeft dat sterk te maken met een hoog percentage onbevoegde docenten. Zeker op achterstandsscholen ligt dat percentage onbevoegden hoog. Een rechtstreeks gevolg van het lerarentekort.
Dat lerarentekort in het basis-, voortgezet- en middelbaar beroepsonderwijs hangt samen met het relatief lage salaris, zegt de Oeso in Education at a glance 2017. ‘Lerarensalarissen zijn laag in vergelijking met andere hoger opgeleiden. Dat is het kernprobleem om jongeren voor de klas te krijgen.’

Leraren basisonderwijs verdienen 27 procent minder dan hoger opgeleiden met een vergelijkbare baan. In het voortgezet onderwijs is dat 8 procent. In beide gevallen is de salariskloof met de arbeidsmarkt groter dan gemiddeld in de Oeso-landen en flink groter dan in de Europese Unie.

...de overheid bezuinigt al decennia op onderwijssalarissen…

We weten eigenlijk ook wel hoe dat komt: voortdurend knijpen kabinetten van wisselende politieke kleur de onderwijssalarissen af. De afspraak die twintig jaar geleden werd gemaakt, luidt dat de loonontwikkeling in de marktsector een-op-een wordt doorbetaald aan het onderwijs. Maar kabinetten van alle kleur draaiden de afgelopen decennia al te graag aan de geldkraan voor de onderwijssalarissen, als ze geld tekortkomen of andere keuzes maken, zoals belastingen voor bedrijven verlagen.
De Evaluatie referentiemodel van het ministerie van Binnenlandse Zaken laat zien dat er elfmaal is gekort door de loonontwikkeling in de markt niet te volgen. Negentienmaal door het schrappen van de incidentele loonstijging, compensatie voor bonussen, extra periodieken of schaarste in de markt. Het resultaat is dat de lonen in het onderwijs 18 procent zijn achtergebleven bij die van de markt. Omgerekend een min van 4,7 miljard euro voor het onderwijs.

…werkdruk verergert onaantrekkelijkheid…

Bovendien is de werkdruk hoog. Leraren in Nederland geven meer uren les per week dan in de meeste Oeso-landen én de klassen zijn hier groter. In het hoger onderwijs zitten de collegezalen overvol. Ten opzichte van andere beroepen, is het onderwijs volgens TNO-onderzoek naar de arbeidsomstandigheden Nederlands kampioen werkdruk. Het percentage burn-outklachten is 22 procent, meer dan één op de vijf werknemers zit tegen een burn-out aan. En na een daling is dat sinds 2015 in twee jaar tijd flink opgelopen.

…terwijl we wisten dat tekort eraan kwam…

Dat de salarissen laag waren, de werkdruk hoog en lerarentekorten op de loer lagen, wisten we al jarenlang. In 2007 schreef Alexander Rinnooy Kan in het rapport Leerkracht!: ‘Nederland staat aan de vooravond van een dramatisch kwantitatief tekort aan kwalitatief goede leraren.’ Oplossing nummer één in het rapport: een betere beloning. Want: ‘De beloningsverschillen van leraren ten opzichte van hoogopgeleide werknemers in andere sectoren moeten worden ingelopen.’
Het daarna in 2008 afgesloten convenant Leerkracht -een investering van ruim 1 miljard- maakte daar een begin mee. Dat was met de direct daaropvolgende economische crisis in 2009 meteen voorbij. Met een jarenlange nullijn zette achtereenvolgende kabinetten de salarissen van al het onderwijspersoneel weer in de achteruit. De plusjes die er sindsdien zijn geweest zijn onvoldoende om die salarisachterstand weer in te lopen. Of om de gestegen kosten van leermiddelen, verwarming of gebouwen op te vangen. Laat staan om het onderwijs te innoveren en bij de tijd te houden.
Nu, tien jaar na het convenant Leerkracht ziet de balans van plus en min er beroerd uit. De salarisachterstand bestaat nog steeds, de voorspelde tekorten ontregelen het onderwijs. Het aantal deelnemers aan het onderwijs groeit, het opleidingsniveau stijgt. Maar het budget stijgt niet mee. Hoe komt dat toch?

…het kabinet noemt onderwijs Hollebolle-Gijs…

Rutte-III straalt uit dat onderwijs ‘nu wel genoeg heeft gehad’. Minister-president Mark Rutte zelf zette voor de verkiezingen in 2017 de toon. In een interview met Schooljournaal van CNV Onderwijs was hij als lijsttrekker klip-en-klaar over de koers van de VVD. ‘Er zijn geen miljarden extra nodig. Er gaat in Nederland meer dan 30 miljard euro naar onderwijs en al het extra geld dat er in het verleden is bijgekomen heeft het aantal klachten niet doen afnemen.’

Oftewel: meer geld, maar niet meer kwaliteit. Daarmee zette Rutte een harde lijn uit, die hij aan de onderhandelingstafel niet helemaal heeft volgehouden. Voor onderwijspersoneel en scholen komt er in de loop der jaren nu bijna 900 miljoen extra bij. Net iets minder dan een miljard. Vooral in het basis- en speciaal onderwijs, 450 miljoen om de werkdruk te verlagen. Na de eerste acties in het primair onderwijs en vervolgens politieke druk van coalitiepartner PvdA werd al in Rutte-II 270 miljoen vrijgemaakt voor de salarissen van leraren basisonderwijs.

..maar investeringen blijven nodig.

Alles bij elkaar zien we na een kleine opleving - het convenant Leerkracht- een gestaag dalende bereidheid van verschillende kabinetten om te investeren in onderwijs. Ondanks wat reparaties -het Herfstakkoord uit 2013, de 270 miljoen euro voor salarissen in het basisonderwijs van Rutte-II en de werkdrukmiddelen van Rutte-III- geeft Nederland de afgelopen tien jaar steeds minder uit aan onderwijs. Relatief en absoluut. Alleen met een deugdelijk investeringsplan valt dat te veranderen.