VO

Idee: Nieuwe methode Frans zet ballast overboord

Waarom moet ik Franse woorden leren die ik daarna nooit meer gebruik? Voor docent Frans Mijntje van Haaren was deze vraag aanleiding om zelf een methode te ontwikkelen. “Er zit veel ballast in bestaande methodes.”

Tekst redactie Onderwijsblad en Rineke Wisman - - 4 Minuten om te lezen

docent-frans-angeliek-de-jonge-2

Beeld: Angeliek de Jonge

Het begon allemaal met ‘le charmeur de serpents’ dat in het rijtje te leren woorden stond. Slangenbezweerder. ‘Maar dan weet ik nog niet wat het betekent’, zei een leerling. Via Google zocht docent Frans Mijntje van Haaren bij het d’Oultremontcollege in Drunen er een plaatje bij van een markt in Marrakech. Probleem opgelost, maar de leerling was niet blij met het antwoord. ‘Waarom moet ik dat leren? Dat woord heb ik nooit meer in mijn leven nodig.’

Dit artikel komt uit het Onderwijsblad. Wil je op de hoogte blijven van alles wat er in het onderwijs speelt? Word lid van de AOb en ontvang elke maand het Onderwijsblad.

Check alle voordelen van het lidmaatschap

Eerst reageerde Van Haaren afhoudend: “Het staat in de methode, dus je moet het gewoon leren.” Maar na de les dacht ze: waar slaat het eigenlijk op? De kiem was gelegd voor de ontwikkeling van een eigen leermethode Frans waarbij niet alleen het thema leidend is voor de woordenlijst, maar ook de meest gebruikte woorden. “Het is te simpel voor woorden”, aldus Van Haaren.

“In veel methodes zit ballast en onlogica”, vindt zij. Ballast is het woord ‘slangenbezweerder’, onlogisch is de keuze om het onregelmatige werkwoord ‘recevoir’ in het begin van de methode te stoppen. In de methode van Van Haaren leren scholieren twaalfhonderd woorden in drie delen van vierhonderd per keer. Werkwoorden zoals hebben, zijn, doen, maken, kunnen en willen staan in de top-tien en worden als eerste behandeld. Het moeilijk te vervoegen werkwoord ‘recevoir’ komt pas in het derde deel aan bod.

Aanmoediging

Op nummer 1 in de lijst staan de lidwoorden, gevolgd door de persoonlijk voornaamwoorden. Voor leerlingen hangen die woorden aanvankelijk als los zand aan elkaar, maar dat verbetert door aan te sluiten bij de kennis die al bij de kinderen aanwezig is. “Die kennis is groter dan je denkt en aanmoediging daarin bevordert het plezier in het leren van de taal. Een kind dat zegt ‘Je vouloir une coca’ probeert zichzelf verstaanbaar te maken. Het klopt niet, maar je begrijpt het wel. Door de nadruk te leggen op wat er goed is, krijgen leerlingen meer zelfvertrouwen. ‘Jeetje juf, ik begrijp al zoveel van de taal’, hoor ik vaak.”

Docent Frans Mijntje van Haaren: “Ik zag de leerlingen wegkwijnen in de les.”

Spreekvaardigheid staat centraal in het begin. “Ik vind dat je de leerlingen heel veel moet laten praten.” Het lokaal is opgesierd met veelgebruikte zinnen: ‘Mag ik wat vragen?’ ‘Mag ik even naar het toilet?’ Van Haaren laat ook veel native speakers horen. “Als Brabantse dame spreek ik best goed Frans, maar een echte Française spreekt het veel beter dan ik.”

Afhaakmoment

Hoe je woorden moet uitspreken vermelden de werkboeken ook: quelque chose klinkt als kelkuh sjooz. ‘Kei-fijn’, vinden leerlingen. Nu weet mijn moeder ook hoe ze het uit moet spreken als ze me overhoort. Grammatica komt terloops aan bod, anders vormt die vaak een afhaakmoment. “Het blokkeert de spreekvaardigheid. Denk maar aan de rijtjes die je uit je hoofd moest leren voor de naamvallen bij Duits. In plaats van spreken, ga je daardoor te veel nadenken. Wat moet ik nu zeggen?”

Over de mogelijke werkzaamheid van haar ideeën vond ze bevestiging in een wetenschappelijke theorie, maar het idee ontstond uit frustratie: “Ik zag de leerlingen wegkwijnen in de les. Ze stelden geen vragen, het huiswerk werd slecht gemaakt, het vak werd steeds minder gekozen. Soms dacht ik: wat ben ik hier aan het doen?”

Mijntje van Haaren zat al twintig jaar in het vak en het aantal leerlingen dat Frans koos daalde. Ze vroeg de directie om ruimte om haar vak te ontwikkelen; het leuker te maken. “Ik kreeg het vertrouwen. Vanaf dat moment bestelden we geen methode meer en ben ik eigen materiaal gaan maken en verzamelen. De afgelopen vijf jaar werkte ik met kopieën, online en zelfgemaakte old school readers. In de coronatijd ben ik op zoek gegaan naar een uitgever.”

Drukwerk

Het amateuristische papierwerk is nu vormgegeven in drukwerk: Formidable! “De inhoud is hetzelfde, maar het ziet er nu prachtig uit. Toen ik de eerste exemplaren binnenkreeg, was dat wel even een momentje hoor. En dat ik de methode onlangs mocht presenteren aan collega’s op het congres Frans was ook geweldig.”

Haar missie slaagde: het vak Frans wordt op haar school weer meer gekozen en het aantal kandidaten voor Frans op een hoger niveau steeg van 15 in 2017 naar 27 in 2022. En de slangenbezweerder? Dat woord staat op plaats 33 duizend. “Dat leren leerlingen maar als ze er ooit eens een tegen komen.”

Ben jij met iets bijzonders bezig? Of ken je een leraar/ondersteuner met een goed onderwijs-idee? Stuur dan een mail naar de redactie van het Onderwijsblad.