HBO
WO&O

Dijkgraaf: ‘Geen harde afspraken met universiteiten over vaste contracten’

Onderwijsminister Robbert Dijkgraaf maakte vorige week 300 miljoen euro vrij, onder andere om universitair docenten aan een vast contract te helpen. Harde afspraken om het hoge aandeel flexcontracten in het wetenschappelijk onderwijs – ook in andere functies - tegen te gaan, gaat hij niet maken. De AOb wil die afspraken wel.

Tekst Hoger Onderwijs Persbureau (HOP) en webredactie AOb - - 7 Minuten om te lezen

robbert-dijkgraaf-door-martijn-beekman

Beeld: Martijn Beekman (OCW)

Het blijft bijzonder, een natuurkundige van wereldfaam die de politiek in stapt. Van wiskundige modellen die de kleinste deeltjes beschrijven naar de rommelige werkelijkheid van Den Haag. “Ik heb in de wetenschap geleefd, maar ik kijk er nu in vogelperspectief naar”, zegt minister Robbert Dijkgraaf van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. “Ik heb met veel meer partijen te maken, zoals mijn collega’s in het kabinet, andere ministeries en de Tweede Kamer.”

U heeft net een nieuwe koers uitgestippeld voor hoger onderwijs en onderzoek, en miljarden euro’s verdeeld. Hoe maakte u daarin de afwegingen?

“Voor dat beleid was er ook een bepaald budget beschikbaar, ongeveer een miljard per jaar, en er lagen allerlei rapporten en wensen. Dus ga je gesprekken voeren en ideeën ophalen. Ik zeg altijd: als minister zit je in de minst comfortabele positie: je ervaart alle krachten en tegenkrachten, en dat is goed.”

Opvallend is vooral de 300 miljoen euro per jaar aan werkkapitaal voor onderzoekers, waarvan de helft voor universitair docenten die een vast contract krijgen.

“Het is een stimulans voor universiteiten om jonge docenten (meestal 30 tot 40 jaar; red.) vaste posities aan te bieden. We willen meer rust en ruimte voor docenten die weinig of zelfs helemaal geen onderzoekstijd hebben. En zo kunnen we ook de werkdruk verlichten.”

Maar het zijn toch vooral postdocs die het ene tijdelijke contract na het andere krijgen?

“Die postdocs willen graag een vast contract, en dat kan als ze universitair docent worden. Er moeten dus ook meer universitair docenten komen.”

Kunt u niet beter vaste banen ‘eisen’ in plaats van ‘stimuleren’?

Dijkgraaf glimlacht. “We gaan ook via de sectorplannen voor meer vaste contracten zorgen.” Hij trekt ook 200 miljoen euro per jaar uit voor de ‘sectorplannen’ in allerlei disciplines. De universiteiten maken afspraken over het onderwijs en onderzoek binnen disciplines als de geesteswetenschappen of de natuurwetenschappen, om overlap te voorkomen en elkaar aan te vullen.

Hoe leiden die sectorplannen tot meer vaste banen?

“We gaan er met de universiteiten bestuurlijke afspraken over maken en we gaan het heel precies monitoren. De groeperingen die ons gewezen hebben op de noodzaak van vaste contracten willen we erbij betrekken.”

Er zullen geen harde cijfers in de afspraken staan

Maar u gaat geen streefcijfers hanteren?

“We gaan onze wens nadrukkelijk meegeven. Er zullen geen harde cijfers in de afspraken staan, maar we vragen wel een commissie om toezicht te houden.”

U heeft onlangs gezegd dat universiteiten en hogescholen eigenlijk als één instelling zouden moeten functioneren. Hoe bedoelt u dat?

“Daarmee zijn we in Nederland al een heel eind. Nederland is echt verrassend goed in samenwerken. Wij betrekken heel makkelijk collega’s bij ons werk. In Amerika is dat anders. Daar heb ik gezien dat instellingen soms een paar kilometer van elkaar vandaan lagen en elkaar gingen beconcurreren op hetzelfde onderwerp. Dankzij onze goede samenwerking kunnen we de competitie met het buitenland goed aan. Er is geen wetenschappelijk terrein waarop we het niet kunnen bijbenen. Maar niet iedereen kan alles doen. Je hoeft niet allemaal alle bordjes in de lucht te houden, dus maak daar afspraken over.”

Kunt u een voorbeeld geven van opleidingen of vakgroepen die nu op te veel plaatsen zitten?

“Nee, dat ga ik nu niet zeggen. Maar ik heb zelf gezien hoe sectorplannen in de natuur- en scheikunde geholpen hebben. Het geeft vrijheid aan een universiteit om meer op het ene terrein te doen – laten we zeggen organische chemie – en een ander onderwerp aan een andere universiteit over te laten.”

Het hbo heeft een sleutelpositie

Universiteiten trekken te veel studenten, hogescholen krijgen te maken met krimp in de regio. Kunnen hogescholen geen universitair onderwijs gaan verzorgen in de krimpregio’s?

“Na de zomer ga ik aan een verkenning beginnen: wat is nou precies de rol van iedere soort onderwijs? Het hbo heeft een sleutelpositie, vanwege de nauwe aansluiting op de arbeidsmarkt en de verdieping die de opleidingen bieden.”

Behoort een nieuwe universiteit in een krimpregio tot de mogelijkheden? In het verleden zijn er ook hogescholen universiteit geworden.

“De hogescholen krijgen nu 100 miljoen euro per jaar om praktijkgericht onderzoek te ontwikkelen. Het is de bedoeling om het hbo-onderzoek verder te ontwikkelen en het onderwijs innovatiever te maken. Daarom beginnen we bijvoorbeeld met het professional doctorate in het hbo (de hbo-variant van de wetenschappelijke promotie; red.).”

Er zijn veel tussenmuurtjes in het mbo en hoger onderwijs

Welke mogelijkheden gaat u na de zomer verkennen?

“Er zijn veel tussenmuurtjes in het mbo en hoger onderwijs. Kunnen we er een paar weghalen en de paden van individuele studenten als uitgangspunt nemen? Daar wil ik naar kijken. Sowieso vind ik dat we mbo, hbo en wo als een waaier moeten zien, en geen hiërarchie moeten aanbrengen. Ik ben zelf ook van het wetenschappelijk onderwijs naar het hbo overgestapt toen ik naar de Gerrit Rietveld Academie ging. Dat was geen stap naar beneden, maar een stap opzij.”

Studenten klagen over stress en prestatiedruk. Uw voorganger wilde om die reden het bindend studieadvies aan banden leggen. Wat wilt u doen?

“We gaan kijken of we het bindend studieadvies naar het tweede jaar kunnen verschuiven, zodat studenten meer tijd krijgen. Dat lijkt me verstandig. Ik ben geschrokken van de prestatiedruk, de mentale problemen, de stress en de onveiligheid die studenten ervaren, waarover ze mij in gesprekken vertellen. We moeten oppassen, we kunnen als samenleving niet onbeperkt druk uitoefenen op onze studenten.”

Waar denkt u dat die druk vandaan komt?

“We hebben een onderwijsstelsel dat uniek is in de wereld: het is toegankelijk en het is van hoge kwaliteit. Ik dacht weleens: waarom doet niet de hele wereld wat wij doen? Maar er is overdruk, met docenten die helemaal geen tijd meer hebben voor hun onderzoek en studenten die zo snel mogelijk hun opleiding moeten afmaken. Deels is het peer pressure. De maatschappij oefent druk uit en die komt in je eigen hoofd terecht en uiteindelijk maak je jezelf helemaal gek. Het is ook mijn taak om te zeggen: kan het allemaal even wat rustiger? In mijn plannen gaat het ook over het welzijn van studenten: dat moet hogere prioriteit krijgen.”

Ministers ‘roepen op’ en ‘stimuleren’ zo vaak.

“De instellingen zijn autonoom en je moet dingen van onderaf laten ontstaan, maar in mijn beleid neem ik zeker de verantwoordelijkheid op nationaal niveau. Neem kennisveiligheid: het is heel onverstandig als iedere onderzoeksgroep zelf het wiel gaat uitvinden. We moeten een soort nationale dijkbewaking hebben.”

U heeft onlangs de wet teruggetrokken waarmee universiteiten meer grip krijgen op de toestroom van buitenlandse studenten.

“Daar geldt hetzelfde voor. Ik kan de gereedschapskist volstoppen en dan kan iedere boer zijn eigen stukje van de dijk onderhouden, maar daarmee is de dijk nog niet bewaakt. We moeten een landelijke blik op internationalisering hebben: wat willen we met zijn allen? Die blik ontbreekt nog. Ik praat overigens met de universiteiten over oplossingen voor de korte termijn.”

AOb: 'Structurele taken = vast werk'

Volgende week donderdag debatteert de Tweede Kamer met minister Dijkgraaf over de verdeling van de investeringen in het hoger onderwijs. Douwe van der Zweep, bestuurder voor het hoger onderwijs bij de AOb: “De werkomstandigheden voor onderzoekers en docenten met een tijdelijk dienstverband vormen een inbreuk vormen op de baanzekerheid, het loopbaanperspectief en de sociale veiligheid. Ook draagt het bij aan een torenhoge werkdruk in de vorm van onbetaald structureel overwerk. De AOb vindt het mede de verantwoordelijkheid van het kabinet deze problemen op te lossen door aan de investeringen de juiste bestemming te geven en zo nodig af te dwingen. Hiervoor moet er een expliciete koppeling komen tussen onderzoek en onderwijs.
Starters- en stimuleringsbeurzen die tijdelijk aan bepaalde categorieën wetenschappers worden toegekend leiden ertoe dat wetenschappers zich alleen richten op onderzoek en (bijna) geen onderwijsstaken verrichten. Structurele onderwijstaken worden door universiteiten vervolgens permanent ingevuld met tijdelijke dienstverbanden. Deze ontwikkeling moet gestopt worden. Het is niet alleen in strijd Europese regelgeving over dienstverbanden, maar ook met de basisprincipes van goed werkgeverschap: structurele taken = vast werk.”

Check de brief die de AOb stuurde aan de onderwijswoordvoerders in de Tweede Kamer.