PO

Dichten met kleuters: met weinig woorden veel zeggen

Dichten met kleuters? Dat kan toch helemaal niet. “Zeker wel”, zegt leerkracht Arjen Boswijk (67). “Ze kunnen niet schrijven, maar wel heel veel zeggen.”

Tekst rineke wisman - redactie onderwijsblad - - 4 Minuten om te lezen

idee_arjenboswijk1

Beeld: Jan Anninga

In de stad Groningen / staat een hoge toren / de Martinitoren / hij staat er al duizend jaar / De toren is gemaakt / van blokken baksteen / en hij is bedacht door God / of door Stanley Marvel

Deze strofen komen uit de bundel ‘De Martintoren horen’ die afgelopen mei verscheen van de hand van 120 kleuters. De opdracht van leerkracht Arjen Boswijk was om te dichten over alle aspecten van Groningen, de stad waarin ze leven. De gedichten gaan over de bouwwerken, pleinen, parken, maar ook over musea, beelden, bussen en de krant.

Ik lees de krant / en opa en oma / lezen de krant uit / mama zag een huis / in de krant staan / nu woon ik in dat huis

Een docent aan de pedagogische academie inspireerde Boswijk in de jaren zeventig om te dichten met kinderen. “De romantiek van de taal en de poëzie sluimerden al in me, maar het was een eyeopener om met kinderen te gaan schrijven en dichten. Direct op mijn eerste stageschool begon ik ermee in 1978 en ik hield er nooit meer mee op.”

Leeftijden

Aanvankelijk begon hij met de groepen in de bovenbouw, maar gaandeweg pakte hij ook de kleuters erbij. ‘Dichten met kleuters? Dat kan toch helemaal niet’, is een reactie die hij veel hoort. “Ze kunnen inderdaad nog niet schrijven, maar ze kunnen wel heel veel zeggen. Kleuters zeggen grappige dingen, omdat ze niet denken vanuit wat er verwacht wordt. Je moet simpelweg het gesprek aangaan, vragen stellen, hun antwoorden serieus nemen en alles opschrijven.”

Ze kunnen inderdaad nog niet schrijven, maar ze kunnen wel heel veel zeggen. Kleuters zeggen grappige dingen, omdat ze niet denken vanuit wat er verwacht wordt

In de klas toont Boswijk bijvoorbeeld een kunstwerk. Favoriet is een beeld van een blauwe man die door een verrekijker tuurt. “Dan stel ik daar vragen over: wat ziet hij? En: wat ziet hij niet?”
“Hij ziet in de verte een bos, maar daar gaat hij niet heen, want hij is een beetje bang. Of: hij wil naar de zee, maar het is te ver lopen. Of: hij zoekt een vrouw, hij is alleen en kan zin vrouw niet vinden.”

Het mondde twee jaar geleden uit in de volgende strofe: Ver kijken goed zien / De blauwe man / komt uit Spanje / hij kijkt naar schapen / naar de lucht / en naar de zee / Hij denkt aan mensen / die ook blauw zijn / hij is een echte blauwe man / en is van hout / of blauwe steen / en denkt aan blauwe luifels

Voor de bundel over Groningen liet Boswijk een beeld zien van een blote vrouw in een sierlijke pose. “Daar moesten ze een beetje om lachen natuurlijk. Dan vraag ik: waarom denken jullie dat ze geen kleren aan heeft? Toen zei één van de jongens: ‘Dat vond de kunstenaar te moeilijk.’ Dat gebruik ik dan in het gedicht.”

Spelregels

“Belangrijk is dat ieder kind een gedichtenschrift krijgt, dat ze mogen versieren, waarin ze mogen tekenen en waarin ook de spelregels staan.”

De eerste les bevat daarnaast instructie over wat een gedicht is en wat het verschil is met rijmen. “In een gedicht probeer je met weinig woorden veel te zeggen. Het mag af en toe rijmen, maar het moet zeker niet. Als je daarmee begint, zoeken oudere kinderen op rijmwoord en daalt het af naar een soort Sinterklaasniveau.” Wat kinderen vaak leuk vinden, is allitereren: dat twee woorden met dezelfde letter beginnen. Maar aan de basis van output ligt vertrouwen. “Als ze je vertrouwen, durven ze alles te zeggen. Zelfs de meest rare dingen.” Van tevoren kies je een dichtvorm: hoeveel regels onder elkaar. Bijvoorbeeld: 2x4 of 3x6. “De zinnen mogen doorlopen. Als je zin te lang is, mag je ‘m in tweeën knippen waar je maar wilt, dan loopt de zin als het ware door in de volgende.” Nog een tip: herhaal een zin waar je tevreden over bent. “Dan krijg je ritme en cadans in het gedicht.”

In een gedicht probeer je met weinig woorden veel te zeggen. Het mag af en toe rijmen, maar het moet zeker niet.

Klaar? Print de gedichten uit in een mooie, vette letter en maak er een A3-formaat poster van. “Dan zijn de kinderen apetrots.”

Met zijn bevlogenheid trekt Boswijk graag bekende dichters de klas in. Ook weet hij de aandacht te trekken van radio en televisie. Maartje van Wegen nam eens haar programma ‘De klassieken thuis’ op in de klas bij Boswijk. En de mooiste dichtregels van een groep 5 over de wind stuurde hij op naar weerman Gerrit Hiemstra die er spontaan zijn praatje op tv mee afsloot.

Wind is een zucht / uit de lucht / Hij blaast op het strand / en laat mijn haren wapperen / er is wind / als de weerman het zegt

Ben jij met iets bijzonders bezig of ken je iemand die in deze serie past? Laat het dan weten met een mailtje aan de redactie van het Onderwijsblad.

Dit is een aflevering van de rubriek 'Idee' uit het oktobernummer van het Onderwijsblad, dat elf keer per jaar in de bus valt bij AOb-leden. Meer weten over alle voordelen van het AOb-lidmaatschap? Kijk hier.