Algemeen

AOb-voorzitter: 'Bezwaren tegen het Lerarenregister zijn lariekoek'

Op de sociale media is een storm van protest opgestoken tegen het lerarenregister. Tegenstanders hopen dat de Eerste Kamer de komst van het register nog tegen gaat houden. AOb-voorzitter Liesbeth Verheggen reageert.

Tekst Rob Voorwinden - Redactie Onderwijsblad - - 5 Minuten om te lezen

Er is veel kritiek. Wat denk je: gaat de Eerste Kamer het wetsvoorstel afschieten?

“Om te beginnen is het wantrouwen onder leerkrachten begrijpelijk. De overheid blinkt niet uit in plannen die meer autonomie aan leraren geven. Integendeel, meestal worden we overvallen met onbegrijpelijke oekazes en onuitvoerbare bevelen. Maar het is nu echt anders. Ik denk dat de Eerste Kamer door de kritiek heen prikt. Want het grootste en belangrijkste punt van deze wet is dat wij als leerkrachten weer verantwoordelijk worden voor ons beroep en voor onze ontwikkeling. Er wordt altijd zo makkelijk door anderen gezegd wat een leraar allemaal moet kennen en kunnen, er wordt zo makkelijk geknabbeld aan bevoegdheden.''

Deze wet en dit register beschermen ons beroep als leraar.

''Lees het wetsvoorstel er maar op na, en dan graag voordat je kritiek levert.”

Boos of verdrietig?

“Geen van beide. Maar ik vind het wel jammer hoe het lerarenregister nu geframed wordt op sociale media. Met name door de groep Leraren in Actie, die blijkbaar het wetsvoorstel niet gelezen heeft. Dat je als individuele leraar de wettekst niet leest, is logisch. Maar als je je profileert als vakbond, moet je toch minstens met de juiste feiten komen. In plaats daarvan verspreiden zij volstrekte onjuistheden.”

Laten we hun grieven even doornemen.

 

Punt één: het register wordt van bovenaf opgelegd en niet ingericht door de beroepsgroep zelf.

“Pertinente onzin. De wens voor dit register is juist van onderaf ontstaan, bij de leraren zelf. Het zijn niet alleen de Onderwijscoöperatie en de AOb die dat vinden. CNVO, FvOv, het Platform Vakinhoudelijke Verenigingen en Beter Onderwijs Nederland (BON) vinden dat ook. Maar ook BON heeft, voordat die club vanwege Onderwijs2032 uit de Onderwijscoöperatie is gestapt, het register krachtig onderschreven. BON was in de lobby voor deze wetswijziging een zeer waardevolle bondgenoot.

Het register staat ook zeker niet op zichzelf: het is onderdeel van het wetsvoorstel dat het beroep van de leraar beschermt.''

Het voorstel bakent het beroep af en de wet legt onder meer de professionele ruimte van leraren vast.

''De wet beschrijft waar de leraar zeggenschap over heeft, en anderen dus niet. Het kan straks niet meer gebeuren dat een leraar door ouders of door het management wordt gedwongen om de beoordeling van een leerling aan te passen.

En er wordt geregeld dat een leraar recht heeft op nascholing. Als tegenprestatie wordt verwacht dat een leraar in het register laat zien wat voor nascholing hij heeft gevolgd. Dat lijkt me niet zo vreemd. Daarbij kunnen we dus als beroepsgroep de standaard bewaken, want werkgevers of het ministerie hebben niets over de inhoud en de voorwaarden te zeggen: die bepalen we zelf.

Voor ons is de waarborging van de autonomie van de leraar halszaak. Bescherming van het beroep essentieel. Dus als dat overeind blijft en collega’s deze professionaliseringsregeling ter discussie willen stellen met alternatieven: daar is best over te praten.”

Punt twee: leraren zijn niet autonoom in de keuze van hun professionalisering.

“Sorry, maar ook dit is lariekoek. Je mag als leraar zelf bepalen hoe je je ontwikkeluren invult. Je hoeft de 160 uur bijvoorbeeld niet per se bij een officieel nascholingsinstituut te besteden: je kunt ook punten krijgen als je met collega’s binnen je eigen school een nieuw curriculum ontwikkelt, of onderlinge reviews houdt. De regels daarover stellen wij als leraren zelf op, in commissies, waar dus leraren in zitten.

De grote vrijheid die leraren krijgen om hun nascholing in te vullen, is zelfs een doorn in het oog van sommige werkgevers. Zij zouden graag meebepalen welke scholing hun leraren volgen, en daar lobbyen zij op dit moment voor bij de Eerste Kamer. Dat zegt genoeg, lijkt me.”

Punt drie: Er gaat straks veel onderwijsgeld naar derden, terwijl dit geld beter kan worden besteed aan het primaire proces. Om welk geld gaat het eigenlijk?

“Nogmaals: je hoeft je ontwikkeluren niet in te kopen bij nascholingsinstituten. En als je dat wel doet, kun je kiezen uit instituten die aan criteria voldoen die wij als leerkrachten ook weer zelf opstellen. En we evalueren voortdurend: het toelaten en schrappen van na- en bijscholingsactiviteiten wordt door de beroepsgroep zelf bepaald.”

Een vierde punt: de voor dit register benodigde middelen kunnen we beter inzetten voor wat leraren nu nodig hebben: autonomie om met elkaar de eigen professionalisering te regelen.

“Maar dat is dus precies wat dit wetsvoorstel regelt. Echt: critici hebben er blijkbaar geen letter van gelezen.”

Een vijfde punt: er is geen goed onderzoek gedaan naar het draagvlak onder leraren zelf.

“Het onderwerp staat al jaren op de agenda van onze algemene ledenvergadering, er is ontzettend vaak en veel over gesproken met onze leden. Daarom durf ik ondanks alle rumoer op met name Twitter ook te zeggen dat de AOb met deze wet instemt op basis van een democratisch genomen besluit. Iedereen die lid is van de AOb, kon zich bij deze vergaderingen laten horen. Zo ook bij bijeenkomsten van sectorraden. Die hebben allemaal ingestemd met deze wijziging. Vaak met enthousiasme ook. Ik wil best praten over andere manieren van interne democratie, maar dat moet dan wel via de formele route: overtuig de AV en we gaan het anders doen.”

Punt zes: het wetsvoorstel biedt geen enkele oplossing voor de huidige problemen in het onderwijs, zoals het tekort aan bevoegde leraren.

“Het register gaat het lerarentekort inderdaad niet oplossen: daar is verregaand flankerend beleid voor nodig en deze staatssecretaris, of zijn opvolger, zal met plannen moeten komen die het beroep aantrekkelijker maken. De werkdruk moet omlaag en het salaris moet omhoog.

De nieuwe wetgeving is wel een stap in de juiste richting. Werkgevers marchanderen al jaren met de afspraken over onbevoegde docenten en politici konden genoegen nemen met vage toezeggingen. Straks kunnen we via het register zien hoeveel leraren er met een afgeronde studie werkzaam zijn in het onderwijs en dat tegenover het aantal banen plaatsen: wegkijken kan dan niet meer.”