Alle

Nieuwe AOb-voorzitter staat pal voor werkplezier

Van poëzie op de pabo tot Engels praten over kalveren: Coba van der Veer heeft zo’n beetje alle hoeken van het onderwijs gezien. Als kersverse voorzitter van de AOb wil ze dat leraren weer met plezier voor de klas staan. “Goed onderwijs begint met een docent die z’n vak kan uitoefenen in rust en vertrouwen.”

Tekst Lisette Douma - Redactie Onderwijsblad - - 8 Minuten om te lezen

Coba van der Veer op de CHN

Vlak voor de zomervakantie gaf Coba van der Veer voor het laatst les op de Christelijke Hogeschool Ede. “Ik heb met zoveel plezier in het onderwijs gewerkt. Het contact met studenten ga ik zó missen.” Foto: Angeliek de Jonge

Beppe Alderina stond op haar achttiende al voor de klas op de lagere school in het Friese Witmarsum en ook de moeder van Coba van der Veer was leerkracht. Zodra ze trouwden, moesten ze stoppen met lesgeven - zo waren de regels toen. De nieuwe voorzitter van de AOb, Coba van der Veer, komt uit een familie waar onderwijs verheffing betekende. “Mijn beppe was de dochter van een timmerman en had het wel ‘hoog in de bol’ dat ze naar de kweekschool wilde, vond haar omgeving. Toch zette ze door, ze ging op haar veertiende al, na een toelatingsexamen. De kweekschool zonder hoofdakte duurde toen korter dan de latere vierjarige opleiding, zo kwam ze dus al heel jong voor de klas. Tot haar 26ste in 1939. Ze is nooit meer teruggekeerd naar het onderwijs, maar bleef het een warm hart toedragen. Toen ik begon in het onderwijs vroeg ze er altijd erg belangstellend naar.” In diezelfde familie koos naast kleinkind Coba ook een zoon van beppe Alderina voor het onderwijs en werden twee andere kleindochters docent Frans. (Artikel loopt door onder foto)

Zwart-witportret van een jonge vrouw met ronde bril, opgestoken haar en een serieuze blik. Ze draagt een donkere blouse met een patroon van cirkelvormige motieven en een eenvoudige ketting met een hangertje. De achtergrond is effen en vaag, wat de aandacht volledig op haar gezicht richt.

Na zeven jaar lagere school, één jaar ulo en een toelatingsexamen begon beppe Alderina op haar veertiende aan de kweekschool. Vanaf haar achttiende stond ze bevoegd voor de klas. Coba van der Veer: “Haar omgeving vond dat ze het wel hoog in haar bol had, als dochter van een timmerman.” Foto: privécollectie

Vanaf 2003 werkte Van der Veer in Ede op de Christelijke Hogeschool aan de pabo als docent Nederlands, stagebegeleider en zij-instroomassessor. Als kers op de familie-taart gaf ze er afgelopen schooljaar les aan haar eigen zoon Jelle, die de tweejarige associate degree-opleiding ‘pedagogisch educatief professional’ volgt. “Ik richtte mij tijdens de les tot mijn zoon en stelde hem een vraag: ‘Jij daar, hoe heet je ook alweer…?’ Iedereen had snel ontdekt dat ik zijn moeder ben, dus dat was grappig. Ik vond het heel leuk om les aan hem te geven. Jelle vond het op zijn beurt een verrijking mij in die andere rol te zien. En ik vond het een mooie ontdekking om via mijn zoon verhalen te horen hóe goed mijn collega’s zijn - al vermoedde ik dat natuurlijk al.”

In huize Van der Veer gaat het veel over onderwijs

Nu haar zoon aan ‘haar’ hogeschool studeert, kijken zijn studievrienden geregeld bij haar thuis voetbal. “Dan bak ik bitterballen voor ze in plaats van dat ik ze college geef, dat is even schakelen.” In huize Van der Veer gaat het veel over onderwijs. Ook Coba’s man was tot voor kort leraar op een basisschool. “Zijn school veranderde langzaamaan van samenstelling, de leerlingpopulatie werd diverser, ik gebruikte situaties op zijn school regelmatig in mijn lessen.” 

Diepe liefde voor literatuur

Aanvankelijk had van der Veer niet eens door dat ze drager is van het onderwijs-gen. “Ik wilde journalistiek studeren, maar werd uitgeloot.” Twee docenten op de middelbare school gaven haar een diepe liefde voor literatuur mee. “Mijn onlangs overleden handvaardigheid-docent Marcel Verbrugge las altijd gedichten voor als dagopening. De liefde voor de poëzie heeft hij op mij overgebracht. En de passie voor lezen van leraar Nederlands Teunis Bunt was zo aanstekelijk. Op een blog geeft hij nog steeds boekentips die ik opvolg.” 

Het is zo bevredigend als je toch een connectie weet te maken met een leerling die in beginsel niet gemotiveerd is

Op de lerarenopleiding kon ze haar liefde voor literatuur ook kwijt, dacht ze, en dus werd het een opleiding waarin je een tweedegraads bevoegdheid voor zowel Nederlands als Engels kon halen. “Die bestaat niet meer. Heel jammer, want zo’n dubbele bevoegdheid maakt je makkelijk plaatsbaar in het onderwijs.” Nadat ze ook nog een mbo-aantekening behaalde, zat het met die plaatsbaarheid wel goed. Ze heeft dan ook veel van het onderwijs gezien en begon niet op de makkelijkste plekken. “Ik liep stage op de mavo op Urk. Daar zeiden de leerlingen ‘Ik wil in de vis werken, waarom moet ik dan naar de middelbare school?’ Je kon toen bakken met geld in de vis verdienen. Als docent moest je alles uit de kast halen om ze te motiveren.” Een uitdaging die Van der Veer graag aanging. “Ik experimenteerde erg met werkvormen, dat ben ik mijn hele onderwijscarrière blijven doen. Het is zo ontzettend bevredigend als je toch een connectie weet te maken met een leerling of student die in beginsel niet gemotiveerd is.”

Stagebegeleider in het mbo

Haar eerste echte baan was op het Groenhorst in Barneveld (nu: Aeres). “Op de opleiding dierverzorging, vee- en paardenhouderij kon ik mijn liefde voor de literatuur niet zo kwijt. Het waren echt doeners daar. Ik leerde hen bijvoorbeeld vaktaal Engels over dierverzorging en veehouderij, voor mij ook compleet nieuw. Het waren heel leuke scholieren - nu zeggen we: studenten.” Van der Veer kwam op het mbo als stagebegeleider op bijzondere plekken. “Bijvoorbeeld bij het Dolfinarium. Ook ben ik eens in dierentuin Emmen geweest waar ik een baby-girafje de fles mocht geven.” 

Taal is op de pabo zo essentieel. Helaas heb ik die plek steeds minder groot zien worden

Op de Christelijke Hogeschool Ede kon ze vervolgens haar passie voor literatuur beter kwijt. “Qua vakinhoud was het werk daar interessanter. Taal is op de pabo zo essentieel. Helaas heb ik die plek steeds minder groot zien worden.” 

Docenten raken vrijheid kwijt

“Ik heb daar grote veranderingen meegemaakt. Toen ik begon, kreeg je een vak toegewezen en was het aan jou als docent hoe je dat vak aanbood. Je kon zelf je materialen kiezen, je eigen toetsen op niveau maken. Er waren nog niet zoveel landelijke eisen. Dat er nu een landelijke kennisbasis is, is op zich positief. Het is een soort skelet waaraan je je onderwijs kunt ophangen. Maar het moet aan de docent zijn om het vlees op de botjes aan te brengen. Inmiddels raken docenten die vrijheid kwijt - en dat baart me zorgen.”

Is een student gebaat bij een superkort traject waarin hij geen ruimte heeft om groei door te maken?

Flexibilisering is ook zo’n onderwerp waar ze zich in het hbo aan stoort. “Het lijkt alsof het middel een doel is geworden. We moeten de rode loper voor toekomstige leraren uitrollen. Dat kun je interpreteren als: het moet makkelijker worden om leraar te worden. Maar het werken met leeruitkomsten maakt nu dat er 386 wegen naar het leraarschap zijn. Dat kan toch niet de bedoeling zijn? Hogescholen zijn nu heel hard aan het werk om al die wegen in de lucht te houden. Maar het moet er om gaan hoe je een goede leraar wordt. Is een student gebaat bij een superkort traject waarin hij geen ruimte heeft om groei door te maken? Er is ontzettend veel uitval onder startende docenten en dat komt onder andere doordat zij met te weinig ervaring te veel verantwoordelijkheden krijgen. Dan vind ik het niet verstandig de lerarenopleidingen op alle mogelijke manieren te verkorten. Bovendien zou het niet uit moeten maken aan welke hogeschool of universiteit je je bevoegdheid haalt en dat is nu wel het geval.” Het is een van de onderwerpen waar Van der Veer als actief AOb-lid (eerst als sectorconsulent, vervolgens als sectorraadslid en -bestuurder, en later als hoofdbestuurder) al langer tegen ageert. (Artikel loopt door onder foto)

Portret van een lachende vrouw met halflang roodbruin haar en een bril. Ze draagt een turquoise shirt onder een licht spijkerjasje. De achtergrond is effen blauw, wat haar gezicht en kleding laat opvallen. De sfeer van de foto is vriendelijk en professioneel.

Coba van der Veer heeft op de pabo grote veranderingen meegemaakt. “Toen ik begon, kreeg je een vak toegewezen en was het aan jou als docent hoe je dat vak aanbood. Inmiddels raken docenten die vrijheid kwijt - en dat baart me zorgen.” Foto: Angeliek de Jonge

Vakbondslidmaatschap was voor Van der Veer niet vanzelfsprekend. “Ik kom uit een christelijk nest, de vakbond was bij ons thuis geen onderwerp van gesprek.” Toen ze zich in 2004 bij de AOb aansloot, reageerde haar vader: ‘Moet je dan niet lid worden van het CNV?’ “Solidariteit en rechtvaardigheid zijn geen exclusief christelijke thema’s”, is haar antwoord. “De gemêleerdheid van onze achterban vind ik juist heel belangrijk.”

Coba van der Veer werd dit voorjaar gekozen als voorzitter van de AOb. Afscheid nemen van de klas, valt haar zwaar. “Het was een duivels dilemma. Ik heb een schat aan onderwijservaring en kan daardoor echt iets betekenen voor de AOb. Gelijktijdig werk ik met zoveel plezier in het onderwijs. Dat loslaten, vind ik ingewikkeld. Het contact met studenten ga ik zó missen.”

De uitval onder leraren moet stoppen

Werkplezier is gelijktijdig een van de dingen die ze het onderwijs te bieden heeft als voorzitter van de grootste onderwijsvakbond. “Ik zie werkplezier als een middel om het lerarentekort aan te pakken. De uitval onder leraren moet stoppen. De onderwijsprofessional moet zijn vak terugkrijgen. We moeten ons werk in alle rust kunnen uitvoeren. Sociale veiligheid in het onderwijs moet geborgd worden. Wanneer je je niet op je gemak voelt, kun je niet goed functioneren. Wanneer de roostermaker niet goed functioneert, loopt het onderwijs spaak. Wanneer de docent niet goed functioneert, heeft dat onmiddellijk effect op de leerlingen en op de kwaliteit van onderwijs en die moet weer op één komen te staan.”

Van der Veer wil dat onderwijs niet langer door de politiek wordt gezien als een vervelende kostenpost: “Goed onderwijs tilt de samenleving naar een hoger niveau. Hoe kan het dat onderwijs amper plek had in de politieke partijprogramma’s bij de vorige verkiezingen? Dat moet deze keer echt anders.”