VVD opnieuw onbetwiste kampioen onderwijsbezuinigingen
Net als twee jaar geleden voert de VVD de lijst aan met voorgenomen onderwijsbezuinigingen, laat de doorrekening van de verkiezingsprogramma’s door het Centraal Planbureau zien. Verder is duidelijk dat lang niet alle onderwijsuitgaven die politieke partijen beloven in hun programma’s terechtkomen bij het onderwijs zelf.

Beeld: Canva
Bovenop de bestaande bezuinigingen van het demissionaire kabinet-Schoof wil de VVD nog eens anderhalf miljard euro korten op het onderwijs. Dat is 200 miljoen meer dan bij de vorige verkiezingen in 2023, toen de partij de onderwijsuitgaven met 1,3 miljard wilde verlagen. Daarmee steekt de VVD schril af tegen de negen andere partijen in de CPB-analyse Keuzes in Kaart 2027-2030. De enige andere partij die extra bezuinigt, is de BBB (300 miljoen).
Althans: voor zover dat blijkt uit de doorrekening. Een aantal partijen - van links tot rechts - ontbreekt in het lijstje. Ongewis is bijvoorbeeld hoeveel de PVV op onderwijs zou willen bezuinigen, want de partij laat haar programma niet doorrekenen.
Extra onderwijsuitgaven 2027-2030 (in miljarden euro's)
Bron: Centraal Planbureau, Keuzes in Kaart 2027-2030
Het totaalbedrag onder de streep is bij elke partij een optelsom van kleine en grotere ‘intensiveringen en ombuigingen’. De VVD boekt een besparing in van 400 miljoen door de instroom bij de beroepsopleidende leerweg (bol) in het mbo te verlagen ten gunste van de beroepsbegeleidende leerweg (bbl). Bbl-studenten brengen veel minder tijd door op school - een of twee dagen in de week - en veel meer tijd bij een leerbedrijf. De VVD wil die leerweg verder stimuleren en ziet graag bedrijven investeren in eigen opleidingen. In het verlengde daarvan bezuinigt de partij 300 miljoen door het aantal begeleide uren bij bol-opleidingen op niveau 3 en 4 te verminderen. Wel steekt de partij 200 miljoen in het verbeteren van de basisvaardigheden in het mbo en het praktijkleren.
Kortstudeerbonus
In het hoger onderwijs denkt de VVD 600 miljoen vrij te spelen door het aantal internationale studenten terug te dringen. Dat wil de partij bewerkstelligen door afspraken te maken met instellingen en Nederlands als voertaal te verplichten voor bacheloropleidingen, met uitzondering van technische universiteiten. De VVD wil de huidige bezuinigingen verzachten door eenmalig 400 miljoen uit te trekken voor wetenschappelijk onderzoek en onderwijs.
Een andere grote besparing van 600 miljoen incasseert de partij met een langstudeerboete die instellingen in de bekostiging raakt. Tegelijkertijd trekt de VVD 200 miljoen uit voor een ‘kortstudeerbonus’ voor bachelorstudenten in het hoger onderwijs die binnen drie of vier jaar hun diploma halen. Die bonus komt niet bij het onderwijs zelf terecht, maar telt wel mee als onderwijsinvestering. Als je de bonus buiten beschouwing zou laten, komt de VVD onder de streep uit op een min van 1,7 miljard aan directe onderwijsuitgaven.
Persoonlijk leerbudget en kleinere klassen
Een populaire investeringspost in de programma's is een persoonlijk ontwikkelbudget. Veel partijen geven daar een eigen draai aan. D66 spendeert 700 miljoen aan een persoonlijk leerbudget voor bij- en omscholing. Volt maakt 200 miljoen vrij voor bij- en omscholing naar beroepen in de zorg, ict, techniek en onderwijs. NSC trekt 600 miljoen uit voor een persoonlijke leerrekening voor ‘iedere werkende’ en het CDA investeert 300 miljoen in leerrechten voor 50-plussers en werkenden met een mbo-diploma.
Drie partijen trekken concrete bedragen uit voor het verkleinen van klassen - waarbij het wel de vraag is hoe dat in de praktijk gebracht wordt in een tijd van grote lerarentekorten. GroenLinks-PvdA investeert 300 miljoen in het primair onderwijs voor een maximale klassengrootte van 21 leerlingen bij scholen met een positieve achterstandsscore en bij klassen met beginnende docenten. D66 wil diezelfde maximale groepsomvang voor vmbo-klassen (400 miljoen) en ook voor scholen in het primair onderwijs met een positieve achterstandsscore (200 miljoen). Dat laatste staat ook op het wensenlijstje bij Volt.
Ook bij partijen die flinke onderwijsinvesteringen beloven, komen niet alle bedragen bij het onderwijs zelf terecht. Een deel ervan is gericht op beurzen en studiefinanciering voor (voormalige) studenten. Bij D66 gaat het om 1 miljard van de 5,1 miljard die de partij extra investeert in onderwijs. De partij wil de basisbeurs voor uitwonende studenten verhogen en daarnaast de aanvullende beurs in het mbo aanpassen aan het hoger onderwijs. Daar trekt de partij 600 miljoen voor uit. Datzelfde geldt voor GroenLinks-PvdA. Verder wil D66 een renteplafond invoeren op studieleningen en studenten die onder het studievoorschotstelsel vielen helemaal vrijstellen van rente. Daarmee is 400 miljoen gemoeid.
Van de bijna drie miljard aan extra onderwijsuitgaven bij Volt steekt de partij 1,1 miljard in stufi-maatregelen: 500 miljoen gaat naar een hogere basisbeurs voor uitwonende studenten, 400 miljoen naar rentevrije leningen voor studenten die onder het studievoorschotstelsel vielen en 200 miljoen naar de aanvullende beurs voor mbo-studenten.
Terugdraaien
Nieuwe miljardeninvesteringen in de verkiezingsprogramma’s maken niet automatisch de huidige kabinetsbezuinigingen ongedaan. Toch noemen sommige partijen een paar maatregelen die ze wel degelijk één op één willen terugdraaien. D66 en Volt willen af van de bezuinigingen op het fonds Onderzoek en Wetenschap. Daarnaast wil D66 de financiering voor de brede brugklassen en het programma School en Omgeving in ere herstellen. GroenLinks-PvdA wil de subsidie voor brede brugklassen niet alleen terug, maar ook verhogen. De SGP en Volt willen de starters- en stimuleringsbeurzen voor onderzoekers weer terug.
Eén bezuinigingsmaatregel van het demissionaire kabinet is inmiddels teruggedraaid, na acties van onderwijsorganisaties waaronder de AOb en een aangenomen motie in de Tweede Kamer. Deze zomer besloot het kabinet de onderwijskansenregeling in het voortgezet onderwijs alsnog overeind te houden. Die meevaller was in de CPB-doorrekening nog niet meegenomen. Het CDA trekt 200 miljoen uit om deze bezuiniging terug te draaien, maar dat geld kan de partij nu aan iets anders besteden. Een nieuwe bestemming is zo gevonden; de partij beknibbelt opgeteld nog wel 600 miljoen op de lumpsum van het voortgezet onderwijs en het mbo.