WO&O

Promotoren: de zwakke schakel in het promotiestelsel

Uitval en vertraging, psychische problemen, druk om tegenvallende onderzoeksresultaten op te poetsen - promovendi hebben het zwaar te verduren. Tekortschietende begeleiding speelt daarbij een sleutelrol. Moeten alle promotoren en copromotoren verplicht naar een cursus promovendibegeleiding?

Tekst Yvonne van de Meent - redactie WO&O Magazine - - 9 Minuten om te lezen

Kleiner

beeld: Typetank

"Ik heb nooit een gesprek met mijn begeleider gehad dat langer dan tien minuten duurde”, verzucht een deelnemer aan een panelonderzoek naar de oorzaken van de vertraging die PhD-kandidaten oplopen. Andere deelnemers aan de studie van Promovendi Netwerk Nederland (PNN) vertellen dat ze vaak weken en soms zelfs maanden moeten wachten op feedback. Na meerdere herinneringen printen zij hun teksten uit, leggen ze op de stoel van hun begeleider in de hoop dat ze er dan naar kijken. Op aandacht van hun tweede begeleider, meestal de promotor, kunnen promovendi ook niet altijd rekenen. “Ik ben één van de vijftien PhDs die mijn promotor begeleidt. Hij weet niet wie ik ben en wat ik doe”, aldus een deelnemer aan het onderzoek.

Eén op de vier promovendi haalt de eindstreep niet

Geen wonder dat één op de vier promovendi de eindstreep niet haalt. Degenen die hun promotietraject wel weten af te ronden doen er gemiddeld vijf jaar over, terwijl ze meestal maar vier jaar worden betaald. Zij maken hun proefschrift in hun eigen tijd af, terwijl ze al een andere baan hebben of leven van een werkloosheidsuitkering. Een hardnekkig fenomeen dat al in 1993 werd beschreven.

Om te achterhalen welke obstakels promovendi ervaren, voerde PNN vorig jaar een kwalitatief onderzoek uit. In 13 focusgroepen spraken 46 promovendi en net-gepromoveerden van verschillende universiteiten en disciplines over hun ervaringen. Uit het in maart gepresenteerde eindrapport Four years of contract, five+ years of work blijkt dat de vertraging meestal is te wijten aan een combinatie van structurele en persoonlijke factoren, maar tekortschietende begeleiding speelt een sleutelrol.

Burn-out

Geen nieuw inzicht, de kwaliteit van de promovendibegeleiding baart al veel langer grote zorgen. Niet alleen omdat veel promovendi uitvallen of vertraging oplopen, maar ook omdat de eenzijdige gerichtheid van veel promotoren op publiceren en een gebrek aan aandacht voor persoonlijke ontwikkeling, tot mentale problemen kan leiden. Bijna de helft van de promovendi heeft een verhoogd risico op het ontwikkelen van psychische klachten en een derde vertoont burn-outsymptomen, blijkt uit PNN-onderzoek uit 2020. Uit het panelonderzoek blijkt bovendien dat begeleiders het soms niet zo nauw nemen met de integriteitscodes en twijfelachtige onderzoekspraktijken suggereren om beter publiceerbare resultaten te krijgen. Denk aan achteraf de onderzoeksvraag aanpassen of ongewenste resultaten verzwijgen.  

Hoogleraren krijgen automatisch het promotierecht, terwijl ze niet zijn opgeleid om promovendi te begeleiden

De promotor is de zwakke schakel in het promotiestelsel, stelt Lex Bouter, emeritus-hoogleraar wetenschappelijke integriteit bij de VU. “Hoogleraren krijgen automatisch het promotierecht, terwijl ze niet zijn opgeleid om promovendi te begeleiden. Er zijn veel hoogleraren die het geweldig goed doen, maar er zijn er ook bij wie voortdurend promovendi opstappen en waarvan vakgenoten zeggen: die levert heel matige proefschriften af.”

Promovendibegeleiding is een complexe taak waarvoor je niet alleen vakkennis nodig hebt, maar ook interpersoonlijke vaardigheden als luisteren, feedback geven en coachen. Hoogleraren worden meestal niet op die eigenschappen geselecteerd, weet Bouter. En begeleidingservaring is ook niet vanzelfsprekend. “Als iemand professor wordt, kan het zijn dat hij al vijftien keer copromotor is geweest, maar ook dat hij nog nooit een promovendus heeft begeleid.” Bouter pleit voor het degelijk opleiden van promotoren en copromotoren. “Dat gebeurt nu nog hapsnap en is lang niet altijd verplicht”, stelt hij.

Licence to supervise

Marie-José van Tol, hoogleraar cognitieve neuropsychiatrie bij het Universitair Medisch Centrum in Groningen en voormalig voorzitter van De Jonge Akademie, sluit zich daarbij aan. “Het vreemde is dat er in Nederland nauwelijks gekeken wordt naar de begeleidingskwaliteit als je eenmaal het promotierecht hebt. Ik ben voor een ‘licence to supervise’, vergelijkbaar met de registratie als arts. “Dan moet je als hoogleraar laten zien dat je je vaardigheden bijhoudt en kan je het promotierecht tijdelijk kwijtraken als je dat niet doet.”

Als er drie keer achter elkaar een promovendus tussentijds opstapt, deug je niet als promotor

“De kwaliteit van de promotiebegeleiding moet beter gemonitord worden en als het mis is, moet dat consequenties hebben”, vindt ook Bouter. “Je hoeft niet meteen aan zware sancties als het definitief intrekken van het promotierecht te denken, maar als er drie keer achter elkaar een promovendus tussentijds opstapt, deug je niet als promotor. Dan moet je stoppen met het begeleiden van promovendi en cursussen volgen voor je het promotierecht weer terugkrijgt.”

Beschikbare tijd

Van Tol vindt dat hoogleraren ook aan de tand gevoeld moeten worden over de tijd die beschikbaar is voor begeleiding. “Er zijn hoogleraren met twintig of soms wel dertig promovendi. Een graduate school zou zo’n hoogleraar moeten vragen: Hoe ga je dat doen met de begeleiding?” Zelf heeft Van Tol acht promovendi en dat is net behapbaar. “Ik kan ze wekelijks zien, maar het is kwetsbaar. Als ik naar een congres in het buitenland ga, moet ik die afspraken verzetten.”

Twintig of dertig promovendi onder je hoede hebben als eerste promotor, kan echt niet

Er is een prikkel om veel promovendi aan te trekken, stelt Van Tol. In Nederland zijn promovendi de belangrijkste uitvoerders van onderzoek. Ze doen vaak het onderzoek waarvoor senior onderzoekers subsidie binnenhalen. “Je hebt in ons systeem promovendi nodig. Bij het aanvragen van bepaalde subsidies tellen publicaties en het aantal promovendi dat je begeleid hebt, zwaar mee.  En voor promotie naar hogere functieschalen zijn begeleiding van promovendi en publicaties belangrijk. Maar grote subsidies binnen halen en veel promovendi hebben, geeft ook status”, weet Van Tol. Ze vindt dat paal en perk gesteld moet worden aan het aantal promovendi per hoogleraar. “Twintig of dertig promovendi onder je hoede hebben als eerste promotor, kan echt niet. Ik ben voor een maximum van tien per hoogleraar.”

Machtsmisbruik

De begeleiding van promovendi speelt een belangrijke rol bij het voorkomen van fraude en bedenkelijke onderzoekspraktijken, blijkt uit onderzoek waarop Tamarinde Haven vier jaar geleden bij Lex Bouter promoveerde. Wat gaat er mis? “Je ziet vaak dat begeleiders zich beroepen op de autonomie die een PhD-kandidaat nodig heeft om het onderzoek op z’n eigen manier aan te pakken, zonder al te veel sturing vanuit de begeleider. In de praktijk komt dat vaak neer op een laissez faire houding, een ‘zoek het zelf maar uit-aanpak’”, legt Haven uit. “Daarnaast is er ook sprake van subtiele vormen van machtsmisbruik zoals bijvoorbeeld het toe-eigenen van een co-auteurschap bij een publicatie terwijl je als promotor geen serieuze bijdrage hebt geleverd.”

Verantwoord onderzoeksgedrag 

Uit haar onderzoek blijken de ernst en de frequentie van misdragingen samen te hangen met de kwaliteit van de begeleiding. “Daaruit is het idee voor het ontwikkelen van een pilotcursus voor promotoren ontstaan”, vertelt Haven. Dat werd de driedaagse training Superb supervision die door verschillende universiteiten wordt aangeboden en die Haven, inmiddels universitair docent bij de Universiteit Tilburg, zelf nog één of twee keer per jaar uitvoert. “Het draait bij die cursus om hoe je PhD-kandidaten verantwoord onderzoeksgedrag bijbrengt. De eerste dag gaat over interpersoonlijke vaardigheden als feedback geven en coachen en is er veel ruimte om ervaringen uit te wisselen. De tweede dag werken we met trainingsacteurs die met deelnemers een lastige praktijkcasus naspelen die ze zelf hebben ingebracht. Het is bijzonder om te zien dat deelnemers de eerste keer hun gebruikelijke gesprekstechniek hanteren die niet oplevert wat ze beogen en de tweede keer iets anders proberen en zien dat het dan wel lukt.”

Niet verplichten

De pilot was succesvol. Zowel de promotoren als hun promovendi waren na de training positiever over de begeleiding. Toch zou Tamarinde Haven de cursus niet verplicht willen stellen. “We hebben de pilot uitgevoerd met vrijwilligers die ervoor open staan. Als je het verplicht stelt, komen er mensen in de groep die er helemaal niet willen zijn. Dan kan het onveilig worden, ook voor de trainers. De training gaat over het gedrag van de deelnemers, over hun dilemma’s, twijfels en fouten. Als je daar deelnemers bij zet die niet naar hun eigen gedrag willen kijken, is het risico dat de anderen ook niet zo diep durven gaan.”

De druk komt ook uit de financieringsstructuur

Een cursus is bovendien geen panacee. In een omgeving waarin er sprake is van heel veel publicatiedruk is het sowieso lastig om als promotor een veilige werksfeer te creëren waarin promovendi ervoor uit durven te komen dat ze een fout hebben gemaakt. “Promoveren is zwaar, voor de meeste promovendi is het de eerste baan. Je begeleider heeft een onderzoeksbeurs gekregen waarmee je aangesteld wordt. Dat legt een enorme druk. Als je resultaten tegenvallen, heb je het gevoel dat het geld dat je promotor heeft gekregen weggegooid is. De druk komt dus ook uit de financieringsstructuur.”

Promotiefabriek

Promotoren en promovendi zitten gevangen in een op publicaties gericht systeem waarin iedereen overvraagd wordt, stelt Andrea Kis, projectleider Erkenning en Waardering Open Science bij de TU Eindhoven. In januari promoveerde ze op een onderzoek naar de factoren die ervoor zorgen dat veel jonge onderzoekers de wetenschap verlaten. Daarin trekt zij de conclusie dat het promotiesysteem helemaal op de schop moet.

Promoveren is geen vrij leerproces meer

Het probleem is volgens Kis dat een proefschrift niet meer het Humboldtiaanse proefschrift is van 200 jaar geleden. “Een promovendus doet geen eigen onderzoek, maar voert onderzoek uit dat past in het project van een hoogleraar. De promotor is vaak coauteur waardoor zijn gedachtegoed in het proefschrift terecht komt. Dat kan promovendi het gevoel geven dat hun werk meer de lijn van hun promotor volgt dan hun eigen ideeën. Promoveren is geen vrij leerproces meer.”  

Meester-gezelverhoudingen

Het concept dat 200 jaar geleden is ontstaan past niet meer in de huidige context, stelt Kis. “Ruim de helft van de promovendi is vrouw (ondenkbaar in Von Humboldts tijd) en 46 procent komt uit het buitenland. Er zijn ook veel meer promovendi, veel meer publicaties. De universiteit is een promotiefabriek geworden, maar de meester-gezelverhoudingen zijn nog die van 200 jaar geleden.” Daardoor is het systeem aan het vastlopen, stelt Kis. “Het vraagt te veel menselijke offers. Het is een op uitbuiting gericht systeem waarin de promovendus het kwetsbaarst is, maar een begeleider is net zo goed afhankelijk van publicaties en wordt ook uitgebuit. De hele wetenschappelijk staf, inclusief promovendi en promotoren, doet onbetaald overwerk en verricht werkzaamheden die hun salarisschaal te boven gaan.”

De meeste promovendi zijn eind twintig, begin dertig, maar worden nog steeds behandeld als student

“In het Von Humboldt-concept was een promovendus een student die zich tot onafhankelijk onderzoeker kon ontwikkelen, in ons huidige systeem moeten promovendi leveren. Publiceren, onderwijs geven, zorgen voor maatschappelijke impact. Daarom vind ik dat ze een vast contract moeten krijgen. De meeste promovendi zijn eind twintig, begin dertig, willen een gezin stichten of een huis kopen, maar worden nog steeds behandeld als student. Wanneer ik dit punt aankaart, reageren mensen vaak verbaasd, maar het gaat mij erom dat promovendi worden erkend als essentiële leden van de academische staf.”  

Te veel promovendi

Kis vindt dat er veel te veel promovendi zijn. “Waarom zouden we zoveel jonge onderzoekers in een afhankelijke positie houden, in een tijdelijke slecht betaalde baan met weinig uitzicht op een wetenschappelijke carrière? We zeggen tegen PhDs dat ze na hun promotie ook in het bedrijfsleven of bij de overheid kunnen werken. Maar als ze meteen na hun master daarvoor kiezen, zijn ze financieel een stuk beter af.”

Volgens Kis moet het systeem veranderen. “Anders blijven we met promotiefabrieken zitten die voor niemand goed zijn. Niet voor promovendi, niet voor promotoren en niet voor de wetenschap.”