Mbo miskent hoogbegaafden
Hoogbegaafde studenten op het mbo? Ze zijn er en hebben het hard nodig dat meer docenten hen opmerken. “Ze hebben fantastische ideeën, maar een deel van hen zit op de verkeerde plek.”

Hoe sommige hoogbegaafde jongeren op het mbo belanden, weet Cathelijne van Bladeren, consulent passend onderwijs en docent pedagogiek bij ROC Nijmegen, uit eigen ervaring.
Ze viel uit van de basisschool, ging naar het speciaal onderwijs en kwam opnieuw thuis te zitten. Psychisch kwam ze in de problemen. Tot ze zich op haar negentiende realiseerde dat ze, als ze verder wilde komen, hoe dan ook naar school moest.
“Ik ging naar het mbo. Dat ik hoogbegaafd was, wist ik niet. Ik had op een school voor moeilijk lerende kinderen gezeten en dacht: ik ga het gewoon proberen, ik hou mijn mond en pas me aan.” Al die tijd had ze het gevoel dat er iets mis was met haar.
Pas toen haar eigen kinderen thuis kwamen te zitten en op hoogbegaafdheid werden getest, besefte ze dat dit ook over haar ging. “Nadat een intelligentieonderzoek had uitgewezen dat ik hoogbegaafd ben, was ik drie maanden letterlijk in shock. Ik was nooit gezien voor wie ik was en de gevolgen zijn groot geweest.”
Aangenomen wordt dat ongeveer 2 à 3 procent van de leerlingen in het primair en voortgezet onderwijs een iq heeft van 130 of hoger. Deze groep wordt hoogbegaafd genoemd.
Glashelder
Van Bladeren en haar collega docent Alice Lagerwerf signaleren dat het mbo twee groepen hoogbegaafde studenten telt, namelijk de afstromers en de langdurige thuiszitters die via het mbo weer proberen onderwijs te volgen.
Voor die laatste groep zien zij kansen: dankzij het mbo kunnen deze jongeren weer naar school. Over de anderen, de studenten die vanaf het gymnasium of het vwo naar het mbo zijn gegaan, zijn ze glashelder, die moeten terug naar de middelbare school van herkomst.
Een vwo’er is een heel andere denker dan de student voor wie het mbo is ingericht
“Ouders zeggen vaak: Hij wil gewoon praktisch bezig zijn. Maar stel je eens voor dat een kind uit groep 8 terug moet naar groep 1. Dat kun je niet van hem vragen”, zegt Lagerwerf. “Voor gymnasiasten en vwo’ers is dat net zo. De een trekt zich terug, de ander wordt depressief en weer een ander vertoont storend gedrag.”
Een vwo’er, benadrukt ze, is een heel andere denker dan de student voor wie het mbo is ingericht. “Zodra een vwo’er wordt aangemeld, moet je direct de telefoon pakken en de middelbare school vragen waarom deze jongere daar niet tot ontwikkeling kan komen. Vaak blijkt dat zo’n leerling daar helemaal niet weg wil. Op docenten komen deze studenten vaak ongemotiveerd over, maar dat zijn ze niet. Ze hebben fantastische ideeën, maar zitten op de verkeerde plek.”
Hadden ze van hun hoogbegaafdheid geweten, dan waren ze hoogstwaarschijnlijk niet op het mbo terechtgekomen. In plaats daarvan hebben ze van jongs af aan geleerd zich aan te passen aan hun omgeving, zegt Willy de Heer, gepromoveerd op onderzoek naar hoogbegaafdheid en verbonden aan de Universiteit Leiden.
“Het consultatiebureau houdt alleen bij welke kinderen achterlopen. Wie voorloopt heeft een voordeel, die redt zich wel, wordt vaak gedacht. Maar een vierjarige die zich als een achtjarige ontwikkelt, past net zomin bij leeftijdgenoten als een vierjarige die zich als een tweejarige ontwikkelt.”
Wetenschappelijk kennis
Kennis over hoe je hoogbegaafdheid herkent en wat deze kinderen nodig hebben, is er vanuit de wetenschap allang. Maar die kennis sijpelt volgens De Heer niet of onvoldoende door naar de lerarenopleidingen. Om wetenschappelijke kennis in kaart te brengen, te delen en breed te verspreiden richtte ze het Kenniscentrum voor Makkelijk Lerenden op.
We willen passend onderwijs, maar we dóen het niet
Onderzoeker en adviseur De Heer: “Na elke lezing of training hoor ik dat wat ik vertel nieuws is. Dat zegt veel over het onderwijs. We willen passend onderwijs, maar we dóen het niet. Terwijl deze groep het zo hard nodig heeft. Mijn hart breekt als ik deze studenten zie worstelen. Vaak is jeugdzorg betrokken, is er veel verzuim. Zelfmoord komt voor. Er zijn kinderen van vijf jaar die niet meer verder willen.”
Voor mbo-docenten ontwikkelde De Heer een checklist om hoogbegaafdheid te herkennen, zonder iq-test. Een kritische student die veel moeilijke vragen stelt? Het zou er eentje kunnen zijn. Maar ook bij de perfectionist die bang is te falen, de dromer die nooit oplet, de student die je altijd houdt aan de gemaakte afspraak, zou een belletje moeten gaan rinkelen.
Brutaal
Lagerwerf vult aan: “Goudeerlijk zijn ze. Als docenten iets zelf ook niet snappen, dan zeggen ze dat. Vaak worden ze door docenten brutaal genoemd, iets wat veel pijn doet. Die student heeft een hoog verwachtingspatroon, hij denkt: als ik hier kom, verwacht ik wel wat van jou. Dat is niet brutaal, maar authentiek en eerlijk. Overigens komt teruggetrokken gedrag ook veel voor. Er is veel verzuim; studenten worden soms letterlijk ziek van school.”
Zelf vraagt ze zo’n student naar zijn verwachtingen. “Ik zeg toe dat ik daarover zal nadenken. Ik kan niet beloven dat ik iets kan veranderen. Maar als een student bijvoorbeeld meer activerende opdrachten verlangt, dan kan ik daar echt wel voor zorgen. Het probleem zit ‘m niet in de studenten.”
AOb-leden ontvangen tien keer per jaar het Onderwijsblad. Blijf jij ook op de hoogte? Word lid!
Het pedagogische tact van docenten kan een cruciale rol spelen. Om die reden ontwikkelde De Heer vr-games waarmee docenten ervaren welk effect hun handelen op een student heeft. “Als jij als docent zegt dat je niets met een student kunt beginnen, dan is dat wat je krijgt”, zegt Lagerwerf. “Maar zo hoeft het niet te zijn.”
Verkeerde diagnose
In de gesprekken die Lagerwerf met studenten heeft, stellen jongeren zich sceptisch op. Ze hebben vaak een diagnose zoals autisme, add of adhd gekregen. In de meeste gevallen is die diagnose onterecht, stelt ze. “Als ik met deze studenten praat, schakel ik bewust snel tussen onderwerpen. Ze kunnen me prima volgen, wat iemand met add bijvoorbeeld echt niet lukt.”
Die gesprekken zijn voor studenten van grote betekenis. “Ze zijn zo beschadigd geraakt door alle negatieve opmerkingen die ze sinds de basisschool van docenten hebben gekregen. Ik weet ook nog precies wie wanneer ooit tegen mij heeft gezegd dat wat ik deed niet goed was. Maar wist ik veel. Ik zat op het vbo, wat vroeger de huishoudschool was. Ik had geen idee dat ik veel meer kon.”
Zulke ervaringen beschadigen studenten beetje bij beetje en kunnen leiden tot een schooltrauma. In individuele gesprekken brengt Lagerwerf met deze studenten hun ontwikkelpotentieel in kaart. “Een intelligentietest kunnen ze altijd ergens anders laten doen. Samen kijken we naar de kenmerken van hoogbegaafdheid, waardoor ze gaan zien welk fantastisch mens ze zijn.”
In de prijzen
Begin dit jaar ontving Lagerwerf voor haar inspanningen de Uitblinker Award van het Mensa Fonds, een organisatie die initiatieven beloont die hoogbegaafdheid zichtbaarder maken. Ook Gunter Helms, docent aan de Leidse Instrumentmakers School, een innovatieve en specialistische mbo-instelling, viel in de prijzen.
We moeten het mbo niet geschikt willen maken voor hoogbegaafden, juist ook om het mbo te houden voor de studenten die hier wel tot hun recht komen
Jurylid De Heer noemt de opleiding een geslaagd voorbeeld van hoe het mbo ook voor hoogbegaafden interessant kan zijn. Het praktische karakter wordt boeiender door specialisaties als quantumtechnologie en ruimtevaart.
Dat sommige hoogbegaafde studenten nou eenmaal liever bezig zijn met de praktijk dan met de theorie, erkent ook Lagerwerf. “Maar we moeten het mbo niet geschikt willen maken voor hoogbegaafden, juist ook om het mbo te houden voor de studenten die hier wel tot hun recht komen."
Belangrijker is dat het hbo en de universiteit gaan kijken hoe ze meer praktijkonderdelen kunnen aanbieden. Lagerwerf: "Een hoogbegaafde wil de diepte in, maar vindt daarin geen gelijken. Hij ziet het meubel staan in zijn totaliteit, in de omgeving waar het komt, de kleurstelling van de ruimte. Een meubelmaker van een niveau 2-opleiding, maakt een meubel volgens de eisen van de opleiding.”
Het laatste zetje naar een bore-out
Van Bladeren en Lagerwerf pleiten voor verbinding tussen onderwijsinstellingen, zodat maatwerktrajecten mogelijk worden. “Iemand die meubelmaker wil worden, kan bij ons de praktijklessen volgen. Wij hebben de machines. De theorielessen zou hij dan op het hbo kunnen volgen”, zegt Lagerwerf. “Daarbij moet een zekere mate van keuzevrijheid bestaan en de mogelijkheid om ook keuzeblokken op de universiteit te volgen of de optie om thuis aan de slag te gaan of opdrachten op de stage te doen.”
Lagerwerf realiseert zich dat een dergelijk out of the box-denken nog lang geen werkelijkheid is. “Maar willen we deze studenten helpen, dan moeten we af van het systeem dat zegt: Jij kan dit niet, dus ga je naar het mbo. Als dat jouw boodschap is, dan geef je iemand het laatste zetje naar een bore-out.”