Algemeen

Limburgse rebel verjongt sectorraad vo

Het organogram van de AOb oogt best ingewikkeld. Met raden, afdelingen, groepen, sectoren, besturen en platformen. “Valt best mee als je er eenmaal tussen zit”, zegt de 32-jarige Susanne Mooren. Ze is kersvers lid van de AOb-sectorraad vo.

Tekst Ad Moerman - Redactie Onderwijsblad - - 2 Minuten om te lezen

iphone-0031654632549mailrobniemantsverdriet-nl-8

Beeld: Rob Niemantsverdriet

Je bent misschien wel het jongste lid ooit?

“Zou kunnen, maar weten doe ik dat niet. Het was wel iets dat mij ook meteen opviel toen ik dat zaaltje in Utrecht vorig najaar voor het eerst binnenwandelde. Daar zaten zo rond de dertig mensen en een beetje meer aandacht voor de verjonging van dit gezelschap zou geen kwaad kunnen.”

Vertel eens over jezelf.

“Vroeger op school had ik veel aandacht voor van alles behalve school. Ik ging van atheneum naar de mavo. Uiteindelijk kwam het toch nog goed en belandde ik via het mbo op de lerarenopleiding. Mijn eerste baan was in Tilburg op het Koning Willem II, maar ik kreeg heimwee naar Limburg en werk nu al weer zes jaar op het Dendron in Horst als natuurkundedocent.”

Hoe raakte je verzeild in de sectorraad?

“Ik kwam al regelmatig op bijeenkomsten van het regionale vo-platform. Na een korte schriftelijke presentatie heeft het platform mij vorig jaar uitgekozen om de regio op landelijk niveau te vertegenwoordigen in de sectorraad vo. Eerst ben ik een paar keer gewoon aangeschoven in Utrecht; het zijn openbare bijeenkomsten. Om te kijken of het wat was voor me. Leuk dus, de laatste twee keer mocht ik meestemmen.”

Wat vind je er zo leuk aan?

“Ik ben een beetje rebels en heb altijd en overal mijn zegje gedaan. Van jongs af aan had ik altijd weerwoord. Een fijne eigenschap, gezonder dan alles over je kant laten gaan! Ik vind er altijd wel wat van. Een ideale eigenschap die goed past bij het actief zijn in de bond.”

Wat wil je bereiken in de sectorraad?

“Eerst maar eens de kat uit de boom kijken. Maar in zijn algemeenheid vind ik dat ‘daarboven’ het geluid van de werkvloer onvoldoende gehoor krijgt. Dat gejojo met onderwijsvernieuwingen uit Den Haag met bijvoorbeeld zo’n rekentoets. Of de problemen met de werkdruk en de tijdelijke contracten voor starters. Dat moet echt meer aandacht krijgen, niet in woorden maar vooral in daden.”

Waar praat de sectorraad zoal over en hoe vaak?

“Over de cao en over de onderwijsinhoud. Maar er komen ook sprekers, laatst een interessante man die een boek had geschreven over vakbonden. De raad komt vijf keer per jaar op een namiddag bij elkaar, met naborrel en hapjes. Daarnaast blijf ik natuurlijk het regionale platform bezoeken. Dat is ’s avonds, met eten van de Chinees of zo vooraf.”

Heb je verder nog ambities in de bond?

“Het is echt leuk, ik krijg er energie van. Maar het lesgeven zou ik niet willen missen. De omgang met de kinderen, ook met de lastige. Ik weet precies wat effectief is en wat niet, omdat ik zelf vroeger ook zo’n lastige was. Voorlopig vind ik het wel mooi zo, druk zat naast mijn fulltime baan. Maar wie weet wat er in de toekomst binnen de bond zich aan parttime mogelijkheden voordoen.”